Ik geef het toe. Veel overtuigingskracht is er niet voor nodig en zeker niet als je zelf tot de conclusie komt. Ik ben een zonderling. Zo. Het hoge woord is eruit. Misschien geen zonderling van het zuiverste water maar goed genoeg om deze ‘titel’ te kunnen dragen. Velen van mijn geliefden, vrienden of kennissen wisten dit natuurlijk al. Voor hen is dit niets nieuws. Voor een verslaafde aan alcohol is de erkenning dat hij, of zij, verslaafd is, de eerste stap naar genezing. Gelukkig is zonderling zijn niet iets wat genezing behoeft. Er bestaat, naar mijn weten, geen zelfhulpgroep van zonderlingen. Ik zie deze staat van ‘zijn’ als licht vermakelijk, doe er niemand kwaad mee en wellicht zet ik een enkeling, net als mijzelf, aan het denken. Hoe kan een normaal uitziend persoon toch zo zonderling zijn?
Voor alle duidelijkheid: ik heb het hier niet over bijzonder zijn. Bijzonder is gewoon bijzonder en op de keeper beschouwd is iedereen dat. Het valt niet altijd op. Met een beetje bijzonder steek je niet boven het maaiveld uit en doe je dat wel, dan voldoe je aan de verwachtingen die men van een bijzonder iemand heeft. Een bijzonder iemand is of doet bijzonder en dat maakt hem, of haar, niet bijzonderder.
Bij een zonderling ligt dat anders. Als een zonderling iets zonderlings doet, valt dat op. Het ligt niet in de lijn van de verwachtingen dat hij, of zij, iets zonderlings doet. Uit ervaringen weet men wel dat hij, of zij, een zonderling is, houdt er in het achterhoofd rekening mee maar toch komt het zonderlinge onverwacht. Ik meen dat het zonderlinge ligt in het volkomen onlogische, niet ge- of bedachte gedachtengoed of handelingen.
Nu ik deze, voor menigeen verwarde gedachtenspinsels met mijn geachte lezers, of lezeressen, gedeeld heb, kan ik u meenemen naar de bron van deze kabbelende beek aan ontdekkingen.
Het is nu 3.17 a.m. en hoewel ik hondsmoe in bed gekropen ben, kan ik de slaap niet vatten. Mijn trouwe volgers, of volgsters, weten dat ik druk ben met het schrijven van een boek. Dit heeft meer effect op mijn wel en wee dan ik vooraf kon bevroeden. De ontdekking dat ik een wending in het verhaal op geen enkele manier vanzelfsprekend kon maken, zorgde er voor dat ik drie geschreven hoofdstukken met het knopje delete naar de prullenmand liet verdwijnen. Bovendien moest ik alle verwijzingen naar die wending in de voorgaande tekst opzoeken en aanpassen. Ik weet best dat dit het lot van een schrijver, of schrijfster, is maar het doet wel pijn.
De nieuwe wending kost veel hoofdbrekens. Verhaallijn nieuw: research nieuw. Verse vellen papier met feiten, wetenswaardigheden, tijden, dialogen en weet ik wat nog meer vullen de gaten die de oude verhaallijn liet vallen.. Het lastigste is nog de oude verhaallijn helemaal vergeten. Er is immers wel een stukje van je kind geamputeerd en dat ziekt nog een tijdje door.
Een voortdurende bron van zorg is de wens mijn lezers, of lezeressen, mee te nemen in het verhaal. Die zorg voel ik deze nacht ook. Ik kan bijvoorbeeld schrijven dat ik een aardbei eet. Dat is een kennisgeving. Meer niet. Ik zie het echter als mijn taak, jawel, ‘Taak’ om het beeldend, bijzonder te maken. Het eten van een aardbei gaat over meer. Het is de aanblik van deze vrucht, de mogelijkheid om hem, of haar?, te eten omdat het lente is, de geur, de kleur, het mondgevoel, de smaak te beschrijven en de herinneringen te vertellen die opgeroepen worden. Dat overbrengen is een kunst die ik probeer uit te oefenen.
Toen ik dat bedacht, kwam de ontdekking dat ik een zonderling ben. Wie haalt het nu in zijn hoofd om midden in een herfstige nacht, op 31 oktober, aan een aardbei te denken? En welke zonderling gaat dat nog diezelfde nacht opschrijven?
Deze dus.
© peter gortworst / okt 2020
afbeelding: pinterest
Ik vind het wel wat hebben hoor, dat je dat dan ook ’s nachts opschrijft. En weet je, de zonderlingen, zoals jij jezelf noemt, maken de wereld interessant.
LikeGeliked door 1 persoon