Dit is het tweede deel van een verhaal. Mocht u het eerste niet gelezen hebben dan raad ik u aan dit, terwille van de duidelijkheid, wel te doen.
Gerdien onthult het doek. Ze zien dat de adem van de oude man stokt. Zijn ogen worden groot en hij slaat zijn bibberende hand voor de mond.
‘Kristenezielen!’ stamelt hij dan, ‘Dat is lang geleden! Dat is tante Bep!’
Gerdien kan het niet laten. Met een brede grijns kijkt ze naar Hans, maar die staat vol ongeloof naar de oude man te staren.
‘Tante Bep? Was haar naam echt tante Bep?’
‘Ja,’ zegt deze, ‘Is dat zo raar?’
‘Nee, het is alleen dat wij…. uh…. Het was uw tante?’
‘Het was een schoonzus van mijn vader’.
Met moeite is de oude man overeind gekomen en bekijkt het schilderij nu van dichtbij. Voorzichtig streelt hij met drie vingers over het oppervlak.
‘Man o man…. Ik heb dit schilderij al zeker tachtig jaar niet meer gezien. Ik zal toen een jaar of twaalf zijn geweest. Hoe bent u in ’s hemelsnaam aan dit schilderij gekomen?’
‘De man die drie jaar terug uw huis heeft gekocht aan de Botenmakersstraat, bood het te koop aan op de rommelmarkt. Hij heeft het op zolder achter de schoorsteen gevonden. Er was een plaat zachtboard voor gezet en als hij niet was gaan isoleren, had het er nu waarschijnlijk nog gestaan.’
‘Het stond al die jaren op zolder? Hoe is het mogelijk? Nou ja, ik heb er nooit naar gezocht. Ik dacht dat het gewoon weg was. Kapot gemaakt, verbrand of zo….’
‘Waarom zou het toen kapot gemaakt moeten worden?’ vraagt Gerdien.
De oude man kijkt haar een beetje ongelukkig aan.
‘In elke familie is altijd wel eens wat. In onze familie Bolscher was dat niet anders. Ik zal niet zeggen dat het een zwarte periode was. Zeker niet, maar naar de toenmalige maatstaven wel diep donkerbruin.’
‘Goh, pap, nu maak je mij ook nieuwsgierig,’ laat de dochter weten, ‘Je hebt mij hier nooit iets van vertelt.’
‘Nee…’ zegt de oude man en ieder ziet dat zijn twijfel groot is.
Zijn eigen vrouw helpt hem over de drempel. Ze legt haar hand op zijn arm en zegt:
‘Nou ben ik al zo lang met je getrouwd, Jacob, en zelfs ik weet van geen tante Bep of een mindere periode in jouw familie. Ik denk dat dit een goed moment is om het te vertellen.’
‘Laten we in de woonkamer gaan zitten,’ stelt Gerdien voor, ‘Dat zit wat makkelijker. Zal ik koffie maken?’
Het lijkt de aanwezigen een goed idee en wanneer de eerste nipjes genomen zijn, begint Jacob te vertellen:
‘Ik was nog klein toen deze geschiedenis zich afspeelde. Mijn vader heette ook Jacob, maar men noemde hem Koop. Eén van zijn broers was Gerrit en die was getrouwd met tante Bep. Het was een lieve vrouw, zachtaardig en vriendelijk. Zo herinner ik haar tenminste. Mijn vader had dit schilderij laten maken en lange tijd hing het in zijn bureaukamer. Die kamer was op de eerste verdieping van het huis aan de Botenmakersstraat en was voor ons verboden terrein. We mochten daar uitsluitend naar binnen om vader koffie te brengen en om ons schoolrapport te laten zien. Zelfs mijn moeder zag hij daar liever niet en de meid mocht alleen schoonmaken als hij er bij was.
Ik heb lange tijd niet geweten waarom het schilderij van tante Bep bij mijn vader in de kamer hing. Ik vond het niet raar of zo. Het hing daar gewoon. Op een gegeven moment was het verdwenen. Je kon zien waar het gehangen had. De sigarenrook van de dikke Hofnarsigaren had als een litteken een lichtere plek achtergelaten. Voor mij was dat jammer. Ik vond het een mooi schilderij van een lieve tante. Ze keek je aan zoals ze was en elke keer dat ik de kamer van mijn vader binnenliep, voelde ik mij blij worden. En dat alleen maar doordat ze zo naar mij keek. Waarom het doek verdwenen was hoorde ik pas toen mijn moeder al oud was en mijn vader overleden. Ik moest het verhaal echt uit haar trekken maar ik wilde het weten. Ooit hoorde ik mijn ouders ruzie met elkaar maken en het ging over tante Bep. Mijn vader zei dat het een takkewijf was en een hoer. Wat een hoer was, wist ik niet, maar ik voelde feilloos aan dat ik het toen beter niet kon vragen.
******
Bep weet heel goed dat haar nieuwe vrijer in de smaak valt bij haar moeder. Vanaf de dag dat Gerrit Bolscher zijn opwachting maakte bij haar ouders, vertellen ze haar dat dit een kans is die ze maar één keer in haar leven krijgt. Gerrit is voorman in de fabriek waar ze grote weefgetouwen en stoommachines maken voor de bedrijven van Ten Cate en Van Heek. Hij verdient daar goed geld en het bestaan van Bep kan met die Gerrit alleen maar beter worden. Zij zal niet als goedkope arbeidskracht in een fabriek of als meid bij rijke mensen terecht komen. Dat Bep zelf niet helemaal zeker is over de liefde en toewijding van Gerrit wordt kortweg van tafel geveegd. Liefde is leuk maar het brengt geen brood op de plank of aardappels in de pan.
Het brengt haar wel zes kinderen. Dat haar eerste kind een meisje is, valt bij Gerrit niet in goede aarde. Nu wordt ze door hem toch al niet als volwaardige echtgenote gezien, maar dit ‘verkeerde’ kind is de aanleiding om haar te behandelen als een veredelde huissloof. Hij laat geen enkele kans voorbij gaan zonder haar te laten weten dat ze van mindere komaf is, te dom om voor de duvel te dansen en dat ze niet moet proberen om zijn geld te verkwisten, want dan zou ze zonder enig middel van bestaan op straat gezet worden.
Gelukkig is daar Koop. De oudste van het gezin, gelukkig getrouwd, procuratiehouder en eigenaar van een nagelnieuw huis aan de Botenmakersstraat. Hij is het die Gerrit regelmatig tot de orde roept en dat het een schande voor de familie zou zijn als hij Bep niet anders gaat behandelen. Bep mag Koop daarom wel en het verbaast haar niet dat Koop ook wel graag in haar nabijheid is. Dat hij zo af en toe haar een kusje geeft, zogenaamd per ongeluk zijn hand op haar borsten legt en in een dronken bui haar verklapt dat hij veel liever met haar getrouwd was, neemt ze voor lief. Koop beschermt haar, is heel aardig en geeft haar zware, tanige leven wat kleur.
Het is ook Koop die Karl aan haar voorstelt. Karl komt uit Duitsland. Hij woont net over de grens in Gronau en met plat praten, kunnen ze elkaar prima verstaan. Karl is kunstenaar en deze kunde is er de oorzaak van dat hij aan Bep wordt voorgesteld. Hij moet een schilderij van haar maken. Gerrit vindt het onzin maar Koop maakt hem duidelijk dat hij de kunstenaar betaalt en dat het schilderij in zijn kamer komt te hangen. Ze heeft nooit geweten of Gerrit het niet vreemd vond dat een beeltenis van zijn vrouw in de kamer van zijn broer hangt. Het vermoeden dat het hem absoluut niet interesseerde, zal dichter bij de waarheid hebben gelegen.
De tijden die ze poseert voor Karl zijn voor Bep bijzonder. Karl blijkt een zachte, lieve man te zijn die haar als een prinses behandeld. Hij commandeert nooit. Hij vraagt altijd. Geen ‘Ga rechtop zitten!’ maar ‘Zou je misschien iets rechterop willen gaan zitten?’ Voor Bep een ongekende ervaring. Tijdens het schilderen spreken ze met elkaar en het is Karl die als eerste hoort hoe haar leven eruit ziet. Eindelijk iemand die naar haar luistert, die haar hoort en oprecht geïnteresseerd is in wat zij denkt of meent. Hij prijst haar voor haar wijsheid, geduld en schoonheid. Al die complimentjes komen bij haar binnen als Gods woord in een ouderling.
Stiekem droomt ze van een leven met Karl. Hoe graag zou ze zijn muze zijn, maar alleen al de gedachte aan een leven met Karl maakt dat ze zich schuldig voelt. Had Gerrit maar een fractie van de persoonlijkheid van deze Karl, dan was haar leven een stuk plezieriger.
Het schilderij is klaar en hangt bij Koop in de kamer. Hij heeft Bep gevraagd het te komen bekijken. Eenmaal in zijn kamer pakt Koop Bep stevig vast en drukt haar op zijn bureau. Daar neemt hij haar en Bep kan niet anders dan het zich laten welgevallen. Koop moet ze tolereren om opgewassen te zijn tegen Gerrit. Zonder Koop wordt haar leven met Gerrit een hel. Hij maakt haar duidelijk dat Gerrit al jaren een min heeft en dat zij nu de zijne wordt. Ze voelt zich door deze twee broers verraden en weet tegelijkertijd dat ze er niets tegen kan doen. Wie zal haar geloven wanneer ze hen beschuldigd van overspel? Het is hun woord tegen het hare. Het is hun hogere maatschappelijke status en hoe eenvoudig zal het voor hen zijn om haar af te schilderen als een vrouw van laag allooi die alleen maar op geld uit is. Ze zal te boek staan als een publieke vrouw die het met de zeden niet zo nauw neemt. Bep aanvaardt haar lot en bemerkt aan den lijve dat de uren, dagen, maanden en jaren als een schaduw heenvlieden en alles hetzelfde blijft.
Het is een intens koude zondag. In de kerk hangt een dikke walm veroorzaakt door de brandende kooltjes die de vele stoven onder de damesvoeten op temperatuur moeten houden. Tot haar verrassing ziet Bep dat Karl met het gezin van Koop de kerk binnenkomt. Ze gaan in hun bank zitten en tijdens de hele lange dienst kan Bep niets anders dan kijken naar Karl. Of haar besluit toen genomen is of later op die dag zal niemand ooit weten.
Op maandagmorgen schrijft ze twee brieven. De ene is voor Gerrit. De andere voor Koop. Ze pakt een kleine koffer vol met wat kleren en persoonlijke zaken, kleedt zich warm aan en vertrekt.
******
‘Mijn moeder vertelde dat ze op een kwaad moment een brief van Bep kregen,’ zegt Jacob, ‘In die brief schreef ze dat ze vertrokken was naar die kunstenaar, dat ze door Koop jarenlang misbruikt was en genoeg had van zijn huichelachtige praktijken. En toen brak de hel los. Mijn moeder wist al heel lang dat haar man met Bep vreemd ging en nu had ze daar het bewijs van. Ze had kunnen scheiden maar deed het niet. Het waren praktische overwegingen om dat niet te doen. Gescheiden vrouwen hadden het beslist niet makkelijk in die tijd en wat ook meespeelde was haar liefde voor ons. Ze wilde haar kinderen de schande besparen om gescheiden ouders te hebben. Mijn vader was alleen maar kwaad. Hij voelde zich in zijn eer aangetast, maar volgens mijn moeder was het meer kwaad zijn omdat zijn daden het daglicht hadden gezien. Feit is dat zij een stok had om de hond mee te slaan en liet Koop het schilderij die dag van de muur halen.
Gerrit zat plotseling zonder vrouw en speelde de vermoorde onschuld. Ze heeft de twee broers wel eens horen praten over wat hen overkomen is. Koop vol medeleven voor zijn broer maar met geen woord sprak hij over wat hij Bep had aangedaan. Ze waren het er wel over eens dat die Bep een onbetrouwbaar stuk vreten was, geen knip voor de neus waard en een regelrechte snol.’
‘Hebben jouw ouders ooit nog iets van Bep gehoord?’ wil de dochter van Jacob weten.
‘Nee. Meer dan wat er in die brief stond weet ze niet. Ze weet wel dat Gerrit nogal wat moeite heeft gedaan om haar te vinden. Hij wilde scheiden. Officieel was hij nog getrouwd en hertrouwen kon daarom niet. De kinderen van Bep wilden niets meer van hun moeder weten. Ze namen het zelfs mijn moeder kwalijk dat ze begrip voor Bep op kon brengen en zo is er een scheur ontstaan in de familie. De nazaten van Gerrit aan de ene kant en die van mijn vader aan de andere.’
‘Heb je wel eens navraag gedaan naar die kunstenaar?’ vraagt Hans.
‘Ik in ieder geval niet. Ik hoor nu van jou dat hij Karl heette. Mijn moeder noemde hem Karel en een achternaam wist ze niet en dan is het lastig zoeken. Ik vermoed dat het ook niet zo’n hele beroemde schilder was.’
‘Tja,’ meent Gerdien, ‘Dat kan maar zo…’
Elk bezoek kent zijn einde en de beide oudjes worden met zorg en beleid naar de auto van hun dochter gebracht. Onderweg daar naar toe, neemt Jacob Hans even terzijde.
‘Wat heb je er eigenlijk voor betaald?’
‘Dertig euro.’
‘Luister goed. Ik heb me van de domme gehouden voor mijn vrouw en dochter. Het doek is veel meer waard. Ik kende de naam van die schilder wel en weet dat er een doek van hem in het Rijksmuseum hangt. Ik wil niet nog meer gesodemieter met tante Bep en hield daarom mijn mond. Ik raad je aan het doek te laten taxeren en er met niemand over te praten. Zeker niet met mijn dochter.’
Enigszins geamuseerd kijkt Hans de oude baas aan.
‘Ik neem zomaar aan dat Bep jouw lievelingstante was,’ zegt hij met een glimlach.
Jacob glimlacht niet terug. Zijn gezicht straalt eerder een zekere droefheid uit.
‘Realiseer je wat voor leven zij had en kijk dan naar haar ogen op het schilderij. Met een beetje geluk ontdekt je dat in het midden van alle ellende, de liefde en de hoop het langst blijven bestaan. Die Karl heeft het wonderlijk trefzeker geschilderd. Ik ben er redelijk zeker van dat die liefde en hoop naar hem gericht was. Gelukkig kon ik het breder trekken. Haar blik was ook naar mij gericht. Toen en nu weer. Die uitstraling heeft ook jou en je vrouw geraakt en het mooiste is dat haar blik bij veel meer mensen deze gevoelens op kan wekken. Ik doe je een voorstel. Laat het doek op mijn kosten schoonmaken en restaureren en beloof mij dat je het ooit, misschien wel na je dood, aan een museum zal schenken. Haar nalatenschap is die blik uit haar ogen. Jouw nalatenschap is veel mensen de mogelijkheid geven om uit die blik van tante Bep iets te leren.’
Ze zwaaien de twee oudjes uit en als ze weer in de keuken staan en naar Bep kijken, vertelt Hans wat Jacob hem gezegd heeft.
‘We moeten bedenken wat we gaan doen,’ meent Hans daarom.
‘Ja,’ zegt Gerdien, ‘Dat moeten we. Bep is niet alleen van ons.’
Onbekend werk van Karl Von Rosenbach
(van de kunstredactie)
Het Rijksmuseum heeft laten weten een volkomen onbekend werk van Karl Von Rosenbach in bruikleen te hebben gekregen. Het zeer waardevolle werk heeft de naam ‘Tante Bep’ en stelt een Twentse vrouw voor op een stoel. Het is vermoedelijk gemaakt in 1890 en was tot nu toe in particulier bezit. Vanaf 1 november is het te bezichtigen en komende zaterdag schrijft deze krant op de kunstpagina een uitgebreid artikel over deze unieke vondst.
************************
© Peter Gortworst / aug. 2023
Wil je meer van mij lezen:
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode