Slachtpartij

Om maar met de deur in huis te vallen: Ik heb minstens drie mensen vermoord. Robert die door Hanke om verwarring te voorkomen ‘Ropa’ werd genoemd, leeft niet meer. Hanke zelf die eigenlijk Lola heette, is niet meer en ook Sophie, de korpschef moest het ontgelden.

Ik heb ze niet lichtzinnig om het leven gebracht. De moordpartij of beter gezegd ‘de massaslachting’ want er waren nog meer personen het slachtoffer, kostte mij vele hoofdbrekens. Ik kende ze al aardig goed. Voor Hanke had ik een zwak, Ropa met zijn grote geheim dat hij nog niet aan Hanke kon vertellen, begreep ik en Sophie, de struise, doortastende no-nonsens veertiger met een veelbelovende toekomst, kon ik niets zinnigs bieden. Geen van hen had iets verkeerd gedaan. Ieder had zijn of haar verhaal maar het was juist de samenvoeging van hun verhalen, hun verleden en mogelijke toekomst die onontwarbare knopen opleverde. De titel van het boek zou: ‘Het tegenwoordige verleden’ worden en die titel geeft een aardige indicatie van de verwardheid die ik voelde.

Soms kom je tot de conclusie dat genoeg inderdaad genoeg is. Wettelijk gezien ben ik niet strafbaar. Er zijn geen echte lijken en het gebruikte wapen, de toets ‘delete’, valt niet in een of andere categorie van gangbare moordwapens. Ik kom er dus mee weg.

Het mooie, of zoals u wilt het gekke, rare, bijzondere of opmerkelijke van schrijven, is dat je een band krijgt met je zelf verzonnen personages. Ik weet dat er schrijvers zijn die voor ze aan hun boek beginnen, alles, ja echt alles al weten van die personen. Geboortedatum en plaats, uiterlijk, eigenschappen / karakter, hobby’s, wat ze wel of niet lusten, rijk of niet, burgerlijke staat, verzwegen geheimen en stille genoegens. Mijn stijl is anders. Ik leer, net als in het echte leven, mijn personen gaandeweg kennen en ga van ze houden, ze verafschuwen, ze arrogant vinden, onbegrijpelijk of sympathiek. Ze bezorgen mij verrassingen of hoofdbrekens, ik zou ze willen bemoedigen, uitkafferen of troosten en vaak vraag ik mij af waarom ze dingen doen die ik niet had voorzien. Ik las ooit een bekentenis van een schrijver die het zo mooi vond dat hij zijn moede lijf in de troostende armen van een zelf verzonnen vrouw kon leggen. Misschien voer voor psychiaters maar ik snap heel goed wat deze schrijver bedoelt. Het is juist daarom dat deze ‘slachtpartij’ mij moeite kostte. De in de schrijverswereld bekende kreet ‘kill your darlings’ mag, wat mij betreft, wel wat minder realiteitsgehalte hebben.

Afscheid nemen is vaak ook afstand nemen. Dat is in het echte leven moeilijker dan in een schrijvershoofd. Toch ontkom je er niet aan. Je bent vele, vele uren met die personen bezig, dringt diep door in hun leefwereld en ook al zijn ze verzonnen, ze laten je niet onberoerd. Zie daar: de wonderlijke en mooie wereld van deze schrijver.

Hoe nu verder? Elementen van het oorspronkelijke verhaal kan ik weer gebruiken maar met ander personages, andere karakters, andere verledens en een nog ongewisse toekomst. Het begin van een nieuw avontuur, nieuwe uitdagingen, dilemma’s, verhaallijnen, nieuwe mensen leren kennen en opnieuw verrast worden. Ik kijk er naar uit!

© Peter Gortworst / april 2024

Wil je meer van mij lezen? Bezoek jouw boekwinkel of bestel via
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , , , , , | 1 reactie

Rode port

Ze is net wakker en staat in de badkamer. Het water van de douche wordt langzaam warm en dat geeft haar even de tijd om zichzelf in de spiegel te bekijken. Met bijna elke wet valt wel wat de sjoemelen maar de wet van de zwaartekracht is onvermurwbaar. Dat ziet zij aan den lijve en het doet haar maandagmorgengevoel geen goed. Met haar hand voelt ze dat de douche op temperatuur is en net als ze er onder wil gaan staan, klingelt de telefoon. Welke gek belt haar nu om zeven uur in de morgen? “Pa” staat er in het scherm. Ze neemt op.
‘Ja!! Goeiemorgen. Wat is er nu weer?’
Het klinkt bits en dat weet ze. ’s Morgens vroeg is ze nu eenmaal niet de zorgzame en begrijpende engel van een dochter. Aan de andere kant hoort ze haar vader snuiven.
‘Nou?’
‘Ja, ja,’ klinkt het na nog een paar snuiven, ‘Het gaat niet meer.’
Verbeeld ze het zich of klonk dit wat lallend?
‘Waar heb je het over?’
Weer hoort ze alleen die zware ademhaling en dan zegt hij:
‘Ik maak er een eind aan. Het gaat ja, ja, niet meer.’
Ze krijgt niet de kans om iets terug te zeggen. De verbinding wordt verbroken en een akelige ongerustheid maakt zich van haar meester. De kraan van de douche gaat dicht, de kleren van de vorige dag weer aan en ze haast zich naar de auto. Onderweg belt ze even naar haar werk om te vertellen dat ze later komt. Dat ze een oma met haar 16km truttenschudder via de linkerkant van de vluchtheuvel inhaalt, deert haar nu even niet. Dat zijn banaliteiten als het om leven en dood gaat.

Haar vader hangt onderuit gezakt in zijn fauteuil. De fles rode port ligt op de grond en is leeg. In het longdrinkglas op het bijzettafeltje zit nog een goede slok. Met duidelijk lodderige ogen ziet hij zijn dochter binnenkomen.
‘Ja, ja,’ mompelt hij.
Razendsnel controleert ze zijn directe omgeving. Er liggen geen strips met pillen, geen pistool of jachtgeweer, er hangt nergens een strop en het enige mes dat ze ziet, is een fruitmesje naast een half afgepelde mandarijn.
‘Wat is hier in ’s hemelsnaam aan de hand?’
Zijn benevelde blik probeert hij op haar te richten maar dat gaat niet zo goed als hij zou willen. Het glas op het tafeltje naast hem ziet hij wel en met een forse slok is het laatste restje rode port verdwenen.
‘Ja…. ja…. ’t gaat niet meer….,’ lalt hij.
‘Wàt gaat niet meer?’
‘Ja…. nee, nee…. Het broek… boek.’
‘Huh?’
‘Ik weet het niet meer en nou moet ik ze ja, ja, alleen laten.’
‘Waar heb je het over? Wie moet je alleen laten?’
Met sombere blikken kijkt hij zijn dochter aan. Zo veel domheid had hij van haar niet verwacht. Hij is de beroerste niet en om haar op weg te helpen zegt hij:
‘Robert en Hanke.’
‘En wie zijn dat dan?’
‘Ja…nee… Dat weet je toch! Robert was die politieman en Hanke dat deerntje dat bij hem ging wonen!’
‘Ah! Het zijn personages uit je nieuwe boek!’
‘Ja, ja…. pelso…peso…naailes… Ik ben een beetje dronken, denk ik….ja….’
‘Je bent ladderzat!’
‘Ja, ja. En wat moet er nu met hen gebeuren? Ik kan ze toch niet in de steek laten?’

Het idee alleen al maakt hem verdrietig en het is geen wonder dat het water bij hem over de dijk loopt. Ze gaat naar de keuken en komt terug met een rol keukenpapier. Ze scheurt een velletje af en geeft dat aan haar vader.
‘Hier. Droog je tranen en snuit je neus.’
Omstandig doet hij wat er van hem gevraagd wordt en heeft daarom aan één velletje niet genoeg.
‘Ben je vannacht wel naar bed geweest?’ vraagt ze.
Het antwoord komt na lang wachten en vele overdenkingen.
‘Ja… nee, nee… ik denk het niet.’
‘Fraai! Je bedenkt zelf een verhaal met weet ik wat voor bedachte mensen en als je het niet meer weet, ga je niet naar bed en zuip je jezelf helemaal klem. Is dat niet een béétje bespottelijk?’

De vraag is in zijn huidige toestand te moeilijk. Het leed dat veroorzaakt wordt door gebrek aan inspiratie en het niet meer weten, staat als een valse draak in het centrum van zijn schrijverswereld. Daar kan je niet zomaar aan voorbij. Ook niet in kennelijke staat. Het is tevens diezelfde staat die hem belet duidelijk te maken dat ook bedachte personen levensecht kunnen worden. Mensen die je goede vrienden kan noemen, die je de liefde zou kunnen verklaren of waar je een hartgrondige hekel aan hebt. De rode-port-roes belet hem dat nu en meer dan een aarzelend ‘Ja, ja.’ kan er daarom niet van af.
‘Je moet naar bed,’ commandeert ze, ‘Kom in de benen dan help ik je de trap op.’
Ze helpt haar wankelende vader omhoog en prijst de hemel dat het geen grote en stevige man is. Vlak voor ze het bed bereiken zakt hij op de knieën en met geen mogelijkheid krijgt ze hem weer in de voeten.
‘Blijf hier maar liggen. Ik pak je kussen en dek je wel toe.’
‘Oh… ja, ja, Ik vind dit zo erg…’
‘Ach pa, je bent een keertje dronken. Zo erg is dat niet.’
‘Ja, ja,… nee… van Robert en Hanke…’
Ze verbijt zich.
‘Ja,’ zegt ze dan, ‘Dat ook. En nu slapen! Ik kom na mijn werk wel even kijken hoe het met je is.’

Weer beneden zoekt ze een boodschappentas en vult deze met de drank die nog in huis is. Vijf blikjes bier, één fles rode port en een aangebroken fles single malt schotse whisky. Bij de buurman doet ze verslag en vraagt hem of hij rond de middag even wil kijken of alles nog goed gaat.

In de auto denkt ze aan Robert en Hanke. Twee mensen die ze niet kent en die ze wel zal moeten leren kennen. Twee mensen die zomaar uit het leven van een oude man vertrekken doet wat met hem. Het is duidelijk dat haar hulp nodig is om hen weer uit de verdwijning te laten herrijzen. Natuurlijk ziet ze haar vader liever gelukkig met die twee dan met die ene hele fles rode port.

© Peter Gortworst / jan. 2024

Wil je meer van mij lezen? Bezoek jouw boekwinkel of bestel via
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , , | 1 reactie

Doffer

Dagenlang heeft het geregend en op het zeldzame moment dat ik door het stadspark wandel, schijnt de zon. Laag aan de hemel en enigszins waterig omdat je op de derde dag van het nieuwe jaar niet moet overdrijven met uitbundige warmte. De zon bestaat nog en dat gegeven is even voldoende. De vijver staat barstensvol water. Zo vol zelfs dat een behoorlijk deel van de grasweide daaromheen onder water staat. Als het nu gaat vriezen is er genoeg plaats voor alle kinderen om de schone kunst van het schaatsen te leren.

Langs het wandelpad staat een stenen bankje en ik besluit daar plaats te nemen. Ik schrik op omdat een duif met veel gefladder naast mij op de rugleuning van het bankje landt.
‘Goedemorgen,’ koert de vogel.
‘Ook goedemorgen,’ antwoord ik.
‘Niet verbaast?’
‘Een beetje wel,’ beken ik.
‘Laat mij raden. Het is omdat ik jouw taaltje praat.’
‘Ook. Het is meer de verbazing over hoeveel moeite het je kostte om een beetje knap te landen.’
‘Ah! Dat… Ja, dat heb ik sinds twee dagen. Er is ’s nachts een vuurpijl vlakbij mijn kop ontploft en die is dientengevolge nog een beetje in de war. Richtingsgevoel is niet meer wat het was, eten smaakt mij nog niet, motorisch een beetje gestoord en ik kan plotseling jullie taal spreken en verstaan. Dat laatste is overigens geen zegen. Ik dacht dat wij wat afkoerden maar jullie kunnen er ook wat van. Zijn jullie wel eens stil?’
‘Als we slapen en niet snurken. Wat voor duif ben je eigenlijk?’
‘Een pòstduif,’ en hij koert ‘post’ er zo nadrukkelijk uit dat ik daaruit op kan maken hoe belangrijk deze naam is.
‘En ben je dan een duif of een doffer?’
‘Wat is een doffer?’
‘Een mannetjesduif.’
‘Ah! Zoiets als koe en stier, poes en kater, eend en woerd, man en vrouw, haas en rammelaar en teef of reu?
‘Ja…’
‘Dan ben ik een doffer.’
‘Nice to know.’
‘Pardon?’
‘Leuk om te weten.’
‘Ah! Ja, en ik ben dus geen stadsduif of vliegende rat!’

Ik heb nooit geweten dat de kraaloogjes van vogels streng kunnen kijken. Deze doffer laat duidelijk zien dat het wel kan en ik moet zeggen dat het indruk maakt.
‘Voel jij je aangevallen?’ vraag ik daarom.
‘Ja. het is nogal stigmatiserend als je zo genoemd wordt. We hebben het al moeilijk genoeg. Regelmatig worden we uit de lucht gepikt door valken, vinden zogenaamde natuurbeheerders het nodig om ons af te schieten en als we gezellig met een groepje op een plein zitten kunnen we zomaar met z’n allen onder een net terecht komen. Weer een massaslachting en weer een wildpastei in de aanbieding bij de poelier.’
‘Jullie schijten ook zo allemachtig veel.’
‘Mestoverschot? Te veel koeien, varkens of kippen?’
‘Hm….’

We zwijgen beiden. Ik omdat hij met dat mestoverschot een punt heeft. Waarom hij zwijgt, weet ik niet.
‘Vindt je nog wel eens een olijftakje?’ vraag ik.
‘Ach ja, onze beroemde voorvaderen,’ koert hij met trots en ik zie zijn borst groeien, ‘Dat waren nog eens tijden. De ark van Noach, die Timmermans met dat liedje over alle duiven op de dam la la la la. Een Chinees die een vermogen betaalde voor een duif in een hokje. Het overbrengen van berichten aan het front… We waren toch echt wel wat.’
‘Hoe is het met de vredesduif?’
Hij kijkt nu echt zorgelijk. Ook dat kan hij dus.
‘Moeilijk, moeilijk,’ koert hij enigszins benepen, ‘Ze willen best wel vliegen maar het wordt ze knap lastig gemaakt.’
‘Ze worden uit de lucht geschoten?’
‘Het zijn symbolische vliegers en die dealen met dingen als macht, verdienen aan oorlog, wraak, nationalisme en meer van dat soort onfrisse zaken.’
‘Maar ze bestaan toch wel?’
‘Oh ja, zeer zeker! Ze staan afgebeeld op vlaggen en logo’s van organisaties en daar zit volgens mij het probleem. Wie ziet er in het plaatje van een vogel nu iets belangrijks? Wat moet één duif uitrichten als er twintig tanks op een rij staan, er een parade wordt gehouden, ze in de lucht ingehaald worden door raketten of er een congres is van wereldleiders?’
‘Ik vind ze niet op het kerkplein?’
‘Nee, en ook niet op de toren van de kerk. Daar vindt je een haan of een kruis maar geen duif. Over kerk gesproken. Welke kant is de kerk op?’
Ik wijs naar de grote treurwilg die aan de overkant van de vijver staat.
‘Een kilometer achter die boom staat de kerk.’
‘Mooi. Dan gaan we daar maar eens heen. Ik groet u!’

Hij fladdert omstandig voordat hij met een klein sprongetje het luchtruim kiest. Onvast wiekelt hij over het water en krijgt net genoeg hoogte om niet in de treurwilg te belanden. Ik hoop dat hij zijn bestemming bereikt. Misschien is het wel dezelfde hoop die vredesduiven geven en brengen. Fladderaars die kleine piketpaaltjes laten vallen zodat de mensheid, als ze dat zou willen, kan zien hoe een goede wereld eruit ziet. Wie groot wil handelen, moet het kleine kunnen zien en dat dat valt nog niet mee. Maar we blijven hopen!

© Peter Gortworst /jan. 2024

Wil je meer van mij lezen? Bezoek jouw boekwinkel of bestel:
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Kindeke

Soms begin je ergens aan waar je beter niet aan had moeten beginnen. Daar is Evert inmiddels ook achter. De feestzaal van je eigen hotel-café-restaurant verhuren aan een politieke partij bijvoorbeeld. En dan zonder je even te verdiepen in welke partij dat is. Dom en onoplettend. Hij heeft zichzelf verontschuldigd met argumenten als ‘geld stinkt niet’ en ‘alle inkomsten in deze decembermaand zijn welkom’. Drogredenen natuurlijk en nu zit hij vanavond opgescheept met een zaal uiterst rechtse politieke warhoofden. Er viel, toen hij erachter kwam wie de huurders waren, niet veel meer aan te doen. Het huurcontract was al getekend en de vooruitbetaling bijgeschreven op zijn rekening. Het enige wat hij nu nog hoopt, is dat er niet te veel ruchtbaarheid aan is gegeven. Voor je het weet wordt je aan dat soort lui gelinkt en dat kan desastreus zijn voor de goede naam en faam van het bedrijf. Honderdvijftig stoelen moeten er klaargezet worden. Een klus waar hij deze middag aan gaat beginnen. Gelukkig hebben ze vorige week al de kerstverlichting opgehangen en de boom versierd.

Het is net na twaalven als Evert zich een broodje warm vlees met pindasaus maakt. In het café zitten twee techneuten met de naam van hun bedrijf in koeienletters op hun rug, aan een uitsmijter ham en cola light. Opa zit gewoontegetrouw met zijn koffie aan het tafeltje bij het raam en probeert de dagelijkse kruiswoordpuzzel uit de krant op te lossen. Manke Teun heeft aan de bar plaatsgenomen om met jonge jenever de fantoompijnen in zijn afgezette been te onderdrukken. Met vooruitziende blik is hij met zijn rolstoel gekomen. De pijn verdwijnt niet met één glaasje en hoe meer hij drinkt hoe onzekerder zijn toch al wankele loop wordt. Evert roept zijn vrouw om de bar over te nemen en gaat aan het werk in de feestzaal.

Evert en zijn oproepkrachten zijn er druk mee. Voor de tafel waar zij koffie en thee inschenken, staat een lange rij van goed doorvoede mannen in nette pakken met oranje stropdassen. Opvallend weinig vrouwen merkt Evert op. Naast die stropdas hebben ze nog een ding gemeen: het zijn luidruchtige gasten. Dat is vooral te horen als de toespraken beginnen. Zodra er termen vallen als ‘Nederland voor de Nederlanders’, ‘grensbewaking’, ‘islamitisch tuig en gelukzoekers’ wordt er niet alleen geapplaudisseerd maar ook veel gejoeld. Evert begrijpt dat niet. Nederland is één van de welvarendste landen. Decennia lang een gidsland als het gaat om vooruitgang, welvaart en gastvrijheid. Waar is het mis gegaan? Waar komt die verbetenheid, die boosheid, die verontwaardiging bij deze mensen vandaan?

Hij loopt de keuken in om de frituur aan te zetten. Straks moeten er bitterballen geserveerd worden en elke bal dient een prikkertje met een Nederlands vlaggetje te krijgen. Speciaal verzoek van de organisatie. Dan wordt er op de keukendeur geklopt en nieuwsgierig doet Evert open.
In het halfduister staan een man en een vrouw met een Zuid-Europees uiterlijk. De vrouw is overduidelijk zwanger. In perfect Engels vraagt de man de weg naar het station. Wanneer Evert hem duidelijk maakt dat er geen station is, slaat de verwarring toe. De man toont een briefje met drie woorden: Bahnhof Ter Apel. Evert laat ze binnen en na wat doorvragen blijken ze uit Syrië te komen, de lange reis door Europa te voet hebben afgelegd en dat iemand hen de grens met Duitsland heeft overgezet met de mededeling dat Ter Apel hun reisdoel is. Evert haalt zijn vrouw erbij voor overleg. Er gaat geen bus meer naar het station in de stad, ze zelf naar hun bestemming brengen is door de zaal met gasten niet mogelijk en ze zomaar de donkere decembernacht insturen, willen en kunnen ze niet. Zijn vrouw neemt hen mee naar boven en leidt ze naar één van de hotelkamers. Daar kunnen ze vannacht blijven en morgen zien we wel weer.

Net als Evert de eerste lading bitterballen naar de zaal heeft gebracht, schiet zijn vrouw hem aan. De dokter moet komen omdat de vrouw, boven in de hotelkamer, aan het bevallen is geslagen.
En zo kan het gebeuren dat beneden in de zaal verkondigd wordt dat de uitwassen van de Islam het bestaan bedreigen terwijl aan de andere kant van het plafond een islamietje het levenslicht ziet. Evert krijgt daar niet veel van mee. Hij heeft geen weet van barensweeën, kleertjes en luiers die op stel en sprong ergens vandaan gehaald moeten worden, een nerveuze vader die ijsbeert over de kleine overloop en zijn vrouw die weet wat te doen omdat ze het zelf al drie keer heeft ervaren. Om eerlijk te zijn: hij wil het ook niet weten. Toch krijgt hij van de toestand boven het een en ander mee. Eén van de oproepkrachten pendelt op en neer om te zorgen dat alles wat aan geboortespul binnen komt naar boven gaat en houdt hem zo ongevraagd op de hoogte.

Het liefst had Evert de net nieuwe vader naar beneden gehaald om hem een hart onder de riem te steken. Te vertellen dat je best vader kan zijn zonder de geboorte te zien gebeuren. Hij zou grif toegeven dat hij in het verleden zo’n geboorte doodeng vond en het moment dat alles achter de rug is en je je vrouw met kind samen mooi in bed ziet liggen, ook een gedenkwaardig ogenblik is.

Onder de huidige omstandigheden lijkt het Evert niet verstandig de nieuwbakken vader naar beneden te halen. Over een kleine twee weken schoolt ook dit volk in de zaal zich in hun kerken samen om vroom te zingen van vrede op aarde en in de mensen een welbehagen. Ze horen het wonderlijke verhaal aan van die Jozef en Maria met dat kindeke Jezus en vreten zich beide kerstdagen vervolgens vol. Dit alles ondanks die ‘enorme schare’ aan gelukzoekers die het bestaan zouden bedreigen, een aanslag vormen op de Joods-Christelijke-Humane cultuur en hier alleen maar komen om hun hand op te houden. Ze zullen niet beseffen dat het echte wonder nu boven hun hoofd plaats vindt. Dat besef vraagt een wijdere blik en een groter hart. Lastig als je blik vertroebeld is en je hart versteend door haat. Dan kan je in de ander geen ontheemde, geen Jozef of Maria zien en al helemaal geen kindeke. Of dat nu Jezus heet of niet.

© Peter Gortworst / dec. 2023

Een boek van mij lezen? Ga naar de boekwinkel of bestel via
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , , , , , | 2 reacties

FAQ

Wat mijn trouwe lezers best eens zouden kunnen vermoeden: deze krabbelaar is met een nieuw boek bezig. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, vingers willen toetsen beroeren, een scherm zonder letters is een blind oog en zonder uren overpeinzingen hoe een volgende zin te boetseren, kan ik niet meer.

Ik ben niet alwetend. Als geen ander weet ik dat. Voor veel zaken ben ik afhankelijk van kenners, ingewijden of ervaringsdeskundigen. Tot nu toe verliep dat altijd zonder veel problemen. Een bereidwillige medewerkster van het Korsakov kenniscentrum, een houthandelaar, een notarisassistente, een welwillende commandant van de brandweer of iemand van de marechaussee, hulp en tips kreeg ik met veel dankbaarheid mijnerzijds en zonder veel moeite.

Let op! ‘Tot nu toe’ en ‘kreeg’.

Voor alles is een eerste keer en nu is het de beurt aan lastig, moeilijk en verdorie. In mijn nieuwe boek zal het veel gaan over de politie. (een tipje van de sluier). Nu zou je toch denken dat bij deze alom aanwezige organisatie het vrij eenvoudig is om informatie te verkrijgen. Niet dus.

Het volgens hun website geopende bureau in ‘K’ is gesloten. Op een briefje staat dat ik een 0800 nummer kan bellen en het bureau in een naburige stad ‘C’ is wel open. Dat blijkt niet te kloppen. Daar aangekomen kan ik hetzelfde nummer bellen of naar de plaats ‘E’ gaan want die zijn wel open. Dat doe ik niet omdat ik al gezien had dat het bureau in ‘E’ wegens renovatie aan een kruispunt onbereikbaar is. Niet voor politievoertuigen natuurlijk maar een simpele, antwoorden zoekende krabbelaar komt er niet langs. De week daarop is het bureau weer bereikbaar maar gesloten. Met een zeer vooruitziende blik had ik mijn wensen op papier gezet en laat de enveloppe in de brievenbusgleuf verdwijnen. Na drie dagen krijg ik een mail. Ik kan naar de algemene site en daar is alles te lezen wat ik wil weten.

Mis! FAQ. Wie dat verzonnen heeft moeten ze samen met de onverlaat die het nodig vond om schroefdoppen van flessen via een eng plasticje aan de fles vast te laten zitten, opsluiten. Ik ben zelden een FAQ tegengekomen waar ik iets aan had. Nu dus ook niet. Waarom noemen ze het overigens niet Veel Gestelde Vragen? Of VGV/ZA waarbij ZA staat voor ‘zonder antwoorden’?

Ik moest deze week in ‘O’ zijn en ik weet dat daar ook een bureau is. Volgens de site zijn ze open en goedgelovig als ik ben, met opgewekt gemoed heenwaarts gereden. Ze zijn inderdaad open en binnen aan de balie zit een echte agente waar je tegen praten kan. Ik vertel de reden van mijn verschijning en volgens haar is dat echt iets voor een wijkagent.
‘In welke wijk in woont u?’
‘Ik woon hier niet.’
Nou, dat was geen probleem. Ik moet naar de algemene site van de politie, dan naar contact, dan naar wijkagent en daar kan ik een bericht achterlaten.

Vanavond een bericht maar een wijkagente geschreven. Daarvoor moet je via de postcode laten weten in welke wijk je woont. Mijn Duitse postcode is niet geldig. Nu is jokken tegen de politie niet erg slim maar ik woon vanaf nu naast het politiebureau. Dezelfde postcode vragen ze ook als je het bericht wil versturen en dus moet je blijven jokken. Nog geen uur later een mailtje. Fijn dat ik meer wil weten over het werk van de politie en voor informatie verwijzen we u graag door naar de website.

Zucht….

Gelukkig is het mogelijk op dit mailtje te reageren en heb dat ook gedaan. Nu is het wachten op antwoord. Ik vrees het ergste.
In uiterste nood zou ik natuurlijk ergens in een drukke winkelstraat een ruitje in kunnen slaan, een verkeersbord uit de grond trekken of onder het slagen van onverstaanbare kreten, steentjes naar de kerkklok gooien. De politie is ‘waakzaam’ en de kans is groot dat ik dan een diender tref waarmee ik in conclaaf kan. Ik hoop dat het zo ver niet hoeft te komen maar wat moet je anders als je een nieuw meesterwerk aan het boetseren bent?

© Peter Gortworst / nov. 2023

Een zinvolle tip:
Mijn boeken zijn nog steeds te koop via de boekhandel.
Bestellen kan ook:
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode

Geplaatst in oprispingen | Tags: , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Tijd

Tijd is een raar ding. Je hebt er zeeën van of zelfs alle. Vliegt voorbij of minuten duren uren. Het was dol, de goede oude of bar. Je kan er in meegaan of uitraken. Het kan loos zijn maar ook iets van een gewricht hebben. Er is bedtijd, diensttijd, wachttijd, verloren tijd of kooktijd. Er kan beslag op worden gelegd, je hebt het of er worden momenten van gevraagd. En over wat voor tijd hebben we het? De verleden tijd, vrije tijd, de tegenwoordige of de toekomstige tijd? De voltooide of de onvoltooide?

Wat hebben we onszelf aangedaan? Ooit een leeuw op zijn poothorloge zien kijken om met spijt te concluderen dat het nog geen tijd is om op de avondmaaltijd te gaan jagen? Een duif met een steelse blik naar de kerkklok op het pleintje zien rondscharrelen omdat zij weet dat straks de aardappelen opgezet moeten worden? Een vis bedachtzaam zien zwemmen omdat hij zich zorgen maakt over de dag van morgen? Een vlinder telt geen maanden of momenten en heeft tijd genoeg.
Dieren leven in het nu. Kleine kinderen kunnen dat ook maar als spoedig leren ze dat er iets als tijd bestaat. ‘Waar zijn wij gisteren geweest?’ of ‘Hoeveel nachtjes is dat nog slapen?’ en met de overtreffende trap ‘Wat wil je later worden?’ leiden we ze de grotemensenwereld in waar ‘Duur uw uur’ als één van de morele kompassen wordt gehanteerd.

Naarmate je ouder wordt, blijkt dat er steeds meer verleden tijd is en door de beperkte houdbaarheid van een mens, dientengevolge minder toekomstige. Met elke seconde wordt het deel verleden tijd groter en de toekomstige tijd kleiner. Als je jong bent, denk je daar zelden over na. Als oudere wordt je daar bijna dagelijks mee geconfronteerd en rijzen er vragen over de invulling van de toekomst. De tijd van grootse plannen is voorbij. Er vallen woorden als ‘zinvolle invulling’ en ‘nu kan het nog’. Als er over ‘later’ gesproken wordt, gaat het veelal niet meer over jaren. Ik weet best dat elke dag je laatste kan zijn maar op wat hogere leeftijd zegt deze algemeenheid je net iets meer. Ik zal de laatste zijn die meent dat wachten op het uit de tijd raken het meest zinvolle is wat je op hogere leeftijd kan doen. Je doet daarmee het leven geen recht maar toch zie ik mij niet aan een opleiding van zes jaar beginnen om eindelijk trompet te kunnen spelen. Verwacht van mij ook geen investering die over 10 jaar gaat renderen.
Veel verleden tijd hebben geeft ook voordelen. Je komt niet meer zo snel voor verrassingen te staan en het geeft je, als het goed is, zelfs een zekere wijsheid. Ik zie dat als één van die voordelen bij het ouder worden.
Nog een voordeel: Bij het stijgen der jaren worden meer vrouwen mooi. Als je 70+ bent, is een vrouw van 62 een leuk meiske maar goed, daar hebben we het nu niet over.   

Het gaat mij hier niet over die toekomstige tijd. Op de keper beschouwd valt daar niets zinnigs over te zeggen. Tussen lip en beker is nog veel onzeker en bovendien ‘Die Zukunft ist auch nicht mehr was sie war’.
Ik wil hier wel wat gedachten over de verleden tijd ventileren. Dat komt omdat ik (Hier ontbreekt dus het trompetgeschal. Sorry.) aan een nieuw boek begonnen ben!
De verslaving aan het gepriegel met woorden om goede zinnen te bouwen, de zucht om met tal van onzekerheden een nieuw verhaal te schrijven, heeft wederom ongenadig toegeslagen. Het boek wordt het verhaal van twee mensen die beiden een verleden hebben waarin iets is gebeurd dat hun leven van nu inkleurt. De ene is behoorlijk ouder dan de ander en dus verschilt hun kijken naar dat verleden. Door toeval komen ze bij elkaar. De ene wordt daartoe door omstandigheden gedwongen. De ander kiest er vrijwillig voor. Het blijkt dat ze elkaar nu nodig hebben om later uit elkaar te kunnen gaan. Waar het toe leidt, weet ik nog niet. Geen idee hoe de toekomst er voor hen uit gaat zien. Ik heb goede hoop dat het al schrijvend komt. Zo is het ook met de vorige boeken gegaan.

Er zijn ondertussen bijna 100 pagina’s geschreven maar nu stokt het. Ik ben afhankelijk van bureaus, organisaties en particulieren die hun kennis met mij willen delen. Dat dit soms lang kan duren, weet ik inmiddels. Dat is niet erg. Ik heb geen tijdslot. Het geeft mij de tijd om na te denken over het verloop van het verhaal. Een bijkomend voordeel is dat ik dit verhaaltje voor mijn blog kan maken. Dan weet u dat ik er nog ben.

‘Voor alles is een tijd’ constateerde Prediker in al zijn wijsheid. Voor nadenken over de toekomst van het verhaal, voor het uitdistilleren van het verleden en het in de tegenwoordige tijd opschrijven. Als hij niet uit de tijd was geraakt, zou hij het nu vast met mij eens zijn.

©Peter Gortworst / nov. 2023

Mocht je meer van mij willen lezen of mijn boeken cadeau doen?
Loop de plaatselijke boekwinkel binnen of bestel ze via
:

http://www.boekenbestellen.nl/boek/Wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/De-glimlachende-dode

Geplaatst in oprispingen | Tags: , , , , , , , , , , , , | 3 reacties

Bep (2)

Dit is het tweede deel van een verhaal. Mocht u het eerste niet gelezen hebben dan raad ik u aan dit, terwille van de duidelijkheid, wel te doen.

Gerdien onthult het doek. Ze zien dat de adem van de oude man stokt. Zijn ogen worden groot en hij slaat zijn bibberende hand voor de mond.
‘Kristenezielen!’ stamelt hij dan, ‘Dat is lang geleden! Dat is tante Bep!’

Gerdien kan het niet laten. Met een brede grijns kijkt ze naar Hans, maar die staat vol ongeloof naar de oude man te staren.
‘Tante Bep? Was haar naam echt tante Bep?’
‘Ja,’ zegt deze, ‘Is dat zo raar?’
‘Nee, het is alleen dat wij…. uh…. Het was uw tante?’
‘Het was een schoonzus van mijn vader’.
Met moeite is de oude man overeind gekomen en bekijkt het schilderij nu van dichtbij. Voorzichtig streelt hij met drie vingers over het oppervlak.
‘Man o man…. Ik heb dit schilderij al zeker tachtig jaar niet meer gezien. Ik zal toen een jaar of twaalf zijn geweest. Hoe bent u in ’s hemelsnaam aan dit schilderij gekomen?’
‘De man die drie jaar terug uw huis heeft gekocht aan de Botenmakersstraat, bood het te koop aan op de rommelmarkt. Hij heeft het op zolder achter de schoorsteen gevonden. Er was een plaat zachtboard voor gezet en als hij niet was gaan isoleren, had het er nu waarschijnlijk nog gestaan.’
‘Het stond al die jaren op zolder? Hoe is het mogelijk? Nou ja, ik heb er nooit naar gezocht. Ik dacht dat het gewoon weg was. Kapot gemaakt, verbrand of zo….’
‘Waarom zou het toen kapot gemaakt moeten worden?’ vraagt Gerdien.
De oude man kijkt haar een beetje ongelukkig aan.
‘In elke familie is altijd wel eens wat. In onze familie Bolscher was dat niet anders. Ik zal niet zeggen dat het een zwarte periode was. Zeker niet, maar naar de toenmalige maatstaven wel diep donkerbruin.’
‘Goh, pap, nu maak je mij ook nieuwsgierig,’ laat de dochter weten, ‘Je hebt mij hier nooit iets van vertelt.’
‘Nee…’ zegt de oude man en ieder ziet dat zijn twijfel groot is.
Zijn eigen vrouw helpt hem over de drempel. Ze legt haar hand op zijn arm en zegt:
‘Nou ben ik al zo lang met je getrouwd, Jacob, en zelfs ik weet van geen tante Bep of een mindere periode in jouw familie. Ik denk dat dit een goed moment is om het te vertellen.’

‘Laten we in de woonkamer gaan zitten,’ stelt Gerdien voor, ‘Dat zit wat makkelijker. Zal ik koffie maken?’
Het lijkt de aanwezigen een goed idee en wanneer de eerste nipjes genomen zijn, begint Jacob te vertellen:
‘Ik was nog klein toen deze geschiedenis zich afspeelde. Mijn vader heette ook Jacob, maar men noemde hem Koop. Eén van zijn broers was Gerrit en die was getrouwd met tante Bep. Het was een lieve vrouw, zachtaardig en vriendelijk. Zo herinner ik haar tenminste. Mijn vader had dit schilderij laten maken en lange tijd hing het in zijn bureaukamer. Die kamer was op de eerste verdieping van het huis aan de Botenmakersstraat en was voor ons verboden terrein. We mochten daar uitsluitend naar binnen om vader koffie te brengen en om ons schoolrapport te laten zien. Zelfs mijn moeder zag hij daar liever niet en de meid mocht  alleen schoonmaken als hij er bij was.
Ik heb lange tijd niet geweten waarom het schilderij van tante Bep bij mijn vader in de kamer hing. Ik vond het niet raar of zo. Het hing daar gewoon. Op een gegeven moment was het verdwenen. Je kon zien waar het gehangen had. De sigarenrook van de dikke Hofnarsigaren had als een litteken een lichtere plek achtergelaten. Voor mij was dat jammer. Ik vond het een mooi schilderij van een lieve tante. Ze keek je aan zoals ze was en elke keer dat ik de kamer van mijn vader binnenliep, voelde ik mij blij worden. En dat alleen maar doordat ze zo naar mij keek. Waarom het doek verdwenen was hoorde ik pas toen mijn moeder al oud was en mijn vader overleden. Ik moest het verhaal echt uit haar trekken maar ik wilde het weten. Ooit hoorde ik mijn ouders ruzie met elkaar maken en het ging over tante Bep. Mijn vader zei dat het een takkewijf was en een hoer. Wat een hoer was, wist ik niet, maar ik voelde feilloos aan dat ik het toen beter niet kon vragen.

******

Bep weet heel goed dat haar nieuwe vrijer in de smaak valt bij haar moeder. Vanaf de dag dat Gerrit Bolscher zijn opwachting maakte bij haar ouders, vertellen ze haar dat dit een kans is die ze maar één keer in haar leven krijgt. Gerrit is voorman in de fabriek waar ze grote weefgetouwen en stoommachines maken voor de bedrijven van Ten Cate en Van Heek. Hij verdient daar goed geld en het bestaan van Bep kan met die Gerrit alleen maar beter worden. Zij zal niet als goedkope arbeidskracht in een fabriek of als meid bij rijke mensen terecht komen. Dat Bep zelf niet helemaal zeker is over de liefde en toewijding van Gerrit wordt kortweg van tafel geveegd. Liefde is leuk maar het brengt geen brood op de plank of aardappels in de pan.

Het brengt haar wel zes kinderen. Dat haar eerste kind een meisje is, valt bij Gerrit niet in goede aarde. Nu wordt ze door hem toch al niet als volwaardige echtgenote gezien, maar dit ‘verkeerde’ kind is de aanleiding om haar te behandelen als een veredelde huissloof. Hij laat geen enkele kans voorbij gaan zonder haar te laten weten dat ze van mindere komaf is, te dom om voor de duvel te dansen en dat ze niet moet proberen om zijn geld te verkwisten, want dan zou ze zonder enig middel van bestaan op straat gezet worden.
Gelukkig is daar Koop. De oudste van het gezin, gelukkig getrouwd, procuratiehouder en eigenaar van een nagelnieuw huis aan de Botenmakersstraat. Hij is het die Gerrit regelmatig tot de orde roept en dat het een schande voor de familie zou zijn als hij Bep niet anders gaat behandelen. Bep mag Koop daarom wel en het verbaast haar niet dat Koop ook wel graag in haar nabijheid is. Dat hij zo af en toe haar een kusje geeft, zogenaamd per ongeluk zijn hand op haar borsten legt en in een dronken bui haar verklapt dat hij veel liever met haar getrouwd was, neemt ze voor lief. Koop beschermt haar, is heel aardig en geeft haar zware, tanige leven wat kleur.

Het is ook Koop die Karl aan haar voorstelt. Karl komt uit Duitsland. Hij woont net over de grens in Gronau en met plat praten, kunnen ze elkaar prima verstaan. Karl is kunstenaar en deze kunde is er de oorzaak van dat hij aan Bep wordt voorgesteld. Hij moet een schilderij van haar maken. Gerrit vindt het onzin maar Koop maakt hem duidelijk dat hij de kunstenaar betaalt en dat het schilderij in zijn kamer komt te hangen. Ze heeft nooit geweten of Gerrit het niet vreemd vond dat een beeltenis van zijn vrouw in de kamer van zijn broer hangt. Het vermoeden dat het hem absoluut niet interesseerde, zal dichter bij de waarheid hebben gelegen.

De tijden die ze poseert voor Karl zijn voor Bep bijzonder. Karl blijkt een zachte, lieve man te zijn die haar als een prinses behandeld. Hij commandeert nooit. Hij vraagt altijd. Geen ‘Ga rechtop zitten!’ maar ‘Zou je misschien iets rechterop willen gaan zitten?’ Voor Bep een ongekende ervaring. Tijdens het schilderen spreken ze met elkaar en het is Karl die als eerste hoort hoe haar leven eruit ziet. Eindelijk iemand die naar haar luistert, die haar hoort en oprecht geïnteresseerd is in wat zij denkt of meent. Hij prijst haar voor haar wijsheid, geduld en schoonheid. Al die complimentjes komen bij haar binnen als Gods woord in een ouderling.
Stiekem droomt ze van een leven met Karl. Hoe graag zou ze zijn muze zijn, maar alleen al de gedachte aan een leven met Karl maakt dat ze zich schuldig voelt. Had Gerrit maar een fractie van de persoonlijkheid van deze Karl, dan was haar leven een stuk plezieriger.

Het schilderij is klaar en hangt bij Koop in de kamer. Hij heeft Bep gevraagd het te komen bekijken. Eenmaal in zijn kamer pakt Koop Bep stevig vast en drukt haar op zijn bureau. Daar neemt hij haar en Bep kan niet anders dan het zich laten welgevallen. Koop moet ze tolereren om opgewassen te zijn tegen Gerrit. Zonder Koop wordt haar leven met Gerrit een hel. Hij maakt haar duidelijk dat Gerrit al jaren een min heeft en dat zij nu de zijne wordt. Ze voelt zich door deze twee broers verraden en weet tegelijkertijd dat ze er niets tegen kan doen. Wie zal haar geloven wanneer ze hen beschuldigd van overspel? Het is hun woord tegen het hare. Het is hun hogere maatschappelijke status en hoe eenvoudig zal het voor hen zijn om haar af te schilderen als een vrouw van laag allooi die alleen maar op geld uit is. Ze zal te boek staan als een publieke vrouw die het met de zeden niet zo nauw neemt. Bep aanvaardt haar lot en bemerkt aan den lijve dat de uren, dagen, maanden en jaren als een schaduw heenvlieden en alles hetzelfde blijft.

Het is een intens koude zondag. In de kerk hangt een dikke walm veroorzaakt door de brandende kooltjes die de vele stoven onder de damesvoeten op temperatuur moeten houden. Tot haar verrassing ziet Bep dat Karl met het gezin van Koop de kerk binnenkomt. Ze gaan in hun bank zitten en tijdens de hele lange dienst kan Bep niets anders dan kijken naar Karl. Of haar besluit toen genomen is of later op die dag zal niemand ooit weten.
Op maandagmorgen schrijft ze twee brieven. De ene is voor Gerrit. De andere voor Koop. Ze pakt een kleine koffer vol met wat kleren en persoonlijke zaken, kleedt zich warm aan en vertrekt.

******

‘Mijn moeder vertelde dat ze op een kwaad moment een brief van Bep kregen,’ zegt Jacob, ‘In die brief schreef ze dat ze vertrokken was naar die kunstenaar, dat ze door Koop jarenlang misbruikt was en genoeg had van zijn huichelachtige praktijken. En toen brak de hel los. Mijn moeder wist al heel lang dat haar man met Bep vreemd ging en nu had ze daar het bewijs van. Ze had kunnen scheiden maar deed het niet. Het waren praktische overwegingen om dat niet te doen. Gescheiden vrouwen hadden het beslist niet makkelijk in die tijd en wat ook meespeelde was haar liefde voor ons. Ze wilde haar kinderen de schande besparen om gescheiden ouders te hebben. Mijn vader was alleen maar kwaad. Hij voelde zich in zijn eer aangetast, maar volgens mijn moeder was het meer kwaad zijn omdat zijn daden het daglicht hadden gezien. Feit is dat zij een stok had om de hond mee te slaan en liet Koop het schilderij die dag van de muur halen.

Gerrit zat plotseling zonder vrouw en speelde de vermoorde onschuld. Ze heeft de twee broers wel eens horen praten over wat hen overkomen is. Koop vol medeleven voor zijn broer maar met geen woord sprak hij over wat hij Bep had aangedaan. Ze waren het er wel over eens dat die Bep een onbetrouwbaar stuk vreten was, geen knip voor de neus waard en een regelrechte snol.’

‘Hebben jouw ouders ooit nog iets van Bep gehoord?’ wil de dochter van Jacob weten.
‘Nee. Meer dan wat er in die brief stond weet ze niet. Ze weet wel dat Gerrit nogal wat moeite heeft gedaan om haar te vinden. Hij wilde scheiden. Officieel was hij nog getrouwd en hertrouwen kon daarom niet. De kinderen van Bep wilden niets meer van hun moeder weten. Ze namen het zelfs mijn moeder kwalijk dat ze begrip voor Bep op kon brengen en zo is er een scheur ontstaan in de familie. De nazaten van Gerrit aan de ene kant en die van mijn vader aan de andere.’
‘Heb je wel eens navraag gedaan naar die kunstenaar?’ vraagt Hans.
‘Ik in ieder geval niet. Ik hoor nu van jou dat hij Karl heette. Mijn moeder noemde hem Karel en een achternaam wist ze niet en dan is het lastig zoeken. Ik vermoed dat het ook niet zo’n hele beroemde schilder was.’
‘Tja,’ meent Gerdien, ‘Dat kan maar zo…’

Elk bezoek kent zijn einde en de beide oudjes worden met zorg en beleid naar de auto van hun dochter gebracht. Onderweg daar naar toe, neemt Jacob Hans even terzijde.
‘Wat heb je er eigenlijk voor betaald?’
‘Dertig euro.’
‘Luister goed. Ik heb me van de domme gehouden voor mijn vrouw en dochter. Het doek is veel meer waard. Ik kende de naam van die schilder wel en weet dat er een doek van hem in het Rijksmuseum hangt. Ik wil niet nog meer gesodemieter met tante Bep en hield daarom mijn mond. Ik raad je aan het doek te laten taxeren en er met niemand over te praten. Zeker niet met mijn dochter.’
Enigszins geamuseerd kijkt Hans de oude baas aan.
‘Ik neem zomaar aan dat Bep jouw lievelingstante was,’ zegt hij met een glimlach.
Jacob glimlacht niet terug. Zijn gezicht straalt eerder een zekere droefheid uit.
‘Realiseer je wat voor leven zij had en kijk dan naar haar ogen op het schilderij. Met een beetje geluk ontdekt je dat in het midden van alle ellende, de liefde en de hoop het langst blijven bestaan. Die Karl heeft het wonderlijk trefzeker geschilderd. Ik ben er redelijk zeker van dat die liefde en hoop naar hem gericht was. Gelukkig kon ik het breder trekken. Haar blik was ook naar mij gericht. Toen en nu weer. Die uitstraling heeft ook jou en je vrouw geraakt en het mooiste is dat haar blik bij veel meer mensen deze gevoelens op kan wekken. Ik doe je een voorstel. Laat het doek op mijn kosten schoonmaken en restaureren en beloof mij dat je het ooit, misschien wel na je dood, aan een museum zal schenken. Haar nalatenschap is die blik uit haar ogen. Jouw nalatenschap is veel mensen de mogelijkheid geven om uit die blik van tante Bep iets te leren.’

Ze zwaaien de twee oudjes uit en als ze weer in de keuken staan en naar Bep kijken, vertelt Hans wat Jacob hem gezegd heeft.
‘We moeten bedenken wat we gaan doen,’ meent Hans daarom.
‘Ja,’ zegt Gerdien, ‘Dat moeten we. Bep is niet alleen van ons.’

Onbekend werk van Karl Von Rosenbach

(van de kunstredactie)
Het Rijksmuseum heeft laten weten een volkomen onbekend werk van Karl Von Rosenbach in bruikleen te hebben gekregen. Het zeer waardevolle werk heeft de naam ‘Tante Bep’ en stelt een Twentse vrouw voor op een stoel. Het is vermoedelijk gemaakt in 1890 en was tot nu toe in particulier bezit. Vanaf 1 november is het te bezichtigen en komende zaterdag schrijft deze krant op de kunstpagina een uitgebreid artikel over deze unieke vondst.

************************

© Peter Gortworst / aug. 2023

Wil je meer van mij lezen:
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , , , , , , , , , , | 3 reacties

Bep (1)

Buiten schemert het en zijn vrouw is nog in diepe rust. Hij laat zich uit bed glijden en loopt zo zachtjes mogelijk naar de badkamer. Het geluid van stromend water kan je niet zacht laten klinken en wanneer hij de slaapkamer weer binnenkomt, is Gerdien, zijn vrouw, wakker.
‘Hoe laat is het?’ vraagt ze met een dikke slaapstem.
‘Vijf uur.’
‘Dan kan ik nog zeker drie uurtjes slapen,’ stelt ze vast.
Ze kijkt met lodderige ogen hoe hij zijn broek omhoog hijst, de gulp dicht ritst en zijn riem in het goede gaatje vast zet.
‘Succes, en kom alsjeblieft niet met rommel thuis. Daar hebben we al genoeg van.’
Hans grijnst en geeft een zoen op haar slaapwarme voorhoofd.

Officieel begint de kinderrommelmarkt om zes uur, maar daar houdt niemand zich aan. Zodra er een auto met vader en kinderen stopt en de kofferbak opengaat, zwermen de eerste opkopers als gieren rond de nieuw aangekomenen. De meer ervaren ouders weten dat en het verdienmodel dat alles tot acht uur vier maal duurder is dan voorheen bedacht, heeft nog altijd een positieve uitwerking op de verkoopresultaten. Aan pingelen doen ze niet en menig gier moet naar zijn mening en tot zijn verdriet meer betalen dan voorzien.
De lakens en oude gordijnen waar speelgoed, nooit gebruikt keukengerei of zelfgemaakte sieraden worden verkocht, loopt Hans snel voorbij. Daar waar oudere spullen liggen, gereedschap, grammofoonplaten of boeken geeft hij meer aandacht en het is bij één van deze uitstallingen dat hij haar ziet. Ze is net tegen de gevel van de bakker gezet en kijkt hem aan. Hij kan niet anders dan terug staren en haar blik biologeert hem. Hij voelt zich een in de koplampen van een naderende auto starend konijn. Twee kleine meisjes zijn de verkoopsters
‘Wat kost dat schilderij dat daar staat?’ vraagt hij.
‘Pap? Wat kost het schilderij?’ vragen ze aan de man die zich een beetje afzijdig houdt.
‘Doe maar vijfentwintig euro,’ zegt de man.
Zonder één moment van aarzeling vist hij drie tientjes uit zijn zak en steekt deze gelijk over met het schilderij.
‘Het is goed zo.’

Hij bekijkt het nu van dichtbij. Het is de beeltenis van een vrouw op leeftijd. Ze draagt een hooggesloten, zwarte jurk met een donkerpaars kraagje. Ze zit op een stoel. Een klein stukje van de rugleuning is achter haar rechter schouder zichtbaar. Veel meer achtergrond is er niet. Ze is beeldvullend geschilderd. Het is haar gezicht dat alle aandacht trekt. Haar grijze haar is strak naar achteren gekamd en in een knotje samengebonden. Haar lippen zijn gesloten en haar ogen kijken hem aan. Hij leest er bezorgdheid in, maar ook berusting, afwachting en geruststellende warmte.

‘Hoe kom je hier aan?’ vraagt hij de verkoper.
‘Ik vond het op de zolder toen we wilden gaan isoleren. Geen idee hoe het daar kwam. Wij hebben dat huis drie jaar geleden gekocht en het stond achter de gemetselde schoorsteen. Ik denk dat het daar verstopt is. Er was een plaat zachtboard voor gezet en daar stond het los achter. Ik heb niks met kunst en als ik u er blij mee kan maken, is dat mooi meegenomen, toch?’
‘Waar heb je een huis gekocht?’
‘Op het gouden endje van de Botenmakersstraat.’
Er is een andere man naast hem komen staan die met interesse naar zijn net verworven aankoop kijkt.
‘Wat moet je daarvoor hebben?’ vraagt hij de verkoper.
‘Je bent te laat. Ik heb het net aan deze meneer verkocht.’
‘Voor hoeveel?’
‘Dertig euro.’
‘Ik had je er honderdvijftig voor gegeven.’
De verkoper valt even stil, slikt even iets weg en zegt dan manmoedig:
‘Tja, dat is dan pech…’
‘Wil je het voor dat bedrag aan mij verkopen?’ vraagt hij nu aan de nieuwe eigenaar.
‘Nee.’
‘Tweehonderd?’
‘Nee.’
‘Dan niet!’ zegt de misloper en geagiteerd draait hij zich om.

Thuis zet hij het schilderij op de eettafel. Het leunt tegen de muur en met haar ogen in zijn rug zet hij koffie. Net als hij voor zichzelf een beker vol wil schenken, komt Gerdien de kamer in. Ze ziet gelijk het schilderij, pakt een stoel en gaat er tegenover zitten.
‘Heb je dit gekocht, Hans?’
‘Ja.’
‘Duur?’
‘Dertig euro.’
‘Ze is mooi.’
Hans zegt niets en kijkt naar zijn vrouw. Starend naar het schilderij ziet hij dat haar ogen vochtig zijn geworden. Gedienstig pakt hij een papieren zakdoekje uit de keukenlade. Ze dept haar ogen en snuit zachtjes haar neus.
‘Ik vind haar mooi… lief ook…ze… ze doet wat met mij.’
‘Dat had ik ook. Ik moest het wel kopen.’
‘Ze mag blijven,’ zegt ze stellig.

Ze overleggen waar het schilderij moet hangen. Boven de tv is geen optie omdat ze haar dan tekort zouden doen. De muur van de trap valt ook af. Naar haar kijken wordt dan een vluchtig gebeuren. De keus valt op de muur boven de eettafel. Als ze de tafel een kwartslag draaien kunnen ze beiden aan het lange end zitten en samen het schilderij bewonderen.

Tijdens het avondeten zegt Gerdien, terwijl ze naar het schilderij kijkt:
‘Ze heet Bep.’
‘Hè? Hoe weet je dat?’
‘Geen idee, maar zo moet ze heten. Ik vind Bep een naam die precies bij haar past. Toen zij leefde was dat een hele gebruikelijke naam.’
‘Wanneer leefde ze dan?’
‘Uh…. 1901?’
‘Je gokt maar wat. Maar de naam Bep bevalt mij wel.’
‘Wie heeft het eigenlijk geschilderd?’ vraagt ze.
‘Goh, daar heb ik nog helemaal niet naar gekeken.’
Samen turen ze naar de rechter benedenhoek waar iets van een handtekening zichtbaar is.
‘Er staat iets van KUR met een hoop kriebels daarachter,’ ontdekt Hans.
Ze pakt de laptop en laat Google zoeken naar kunstenaars met namen die beginnen met KUR, KUB, RUB, RUK, BUK en BUR. Het levert niets op.
‘Ik ga morgen naar een antiquair. Misschien dat zo iemand ons verder kan helpen.’

Met Bep onder zijn arm stapt Hans de antiekzaak in en laat het schilderij zien.
‘Wat wilt u daarmee? Verkopen?’
‘Ik wil eerst weten wie de schilder is.’
De antiquair pakt een lampje en een groot vergrootglas, tuurt naar de handtekening, bekijkt de achterkant, zoekt in zijn computer en zegt dan:
‘Ik denk dat het een onbekende schilder is geweest. Hij staat niet in mijn systeem dus zoveel waarde zal dit doek niet hebben. Het is bovendien erg vuil. Veel aanslag van rook en zo…’
‘Hoeveel is ‘niet veel waarde’?’
‘Met honderd euro mag je de handen dichtknijpen.’
‘Hm. Ik heb al een bod van het dubbele.’
‘Dan doe ik er vijftig bovenop,’ klinkt het vlotjes.
‘Nee,’ zegt hij en loopt naar de uitgang.
Bijna bij de deur hoort hij de antiquair zeggen:
‘Vierhonderd?’
Het tovert een glimlach op het gezicht van Hans en zonder iets te zeggen, loopt hij de winkel uit.

De onbekende afkomst van Bep blijft knagen. Niet dat ze er minder intrigerend door wordt, minder meelevend of minder lief. Het is helaas wel zo dat je, wanneer je van iemand houdt, alles over hem of haar wil weten. Dat voelen Hans en Gerdien ook en na enig speurwerk zijn ze nu op weg naar Groningen. Daar woont een deskundige die eerst foto’s van het hele schilderij wilde zien en gedetailleerde opnames van de handtekening. Bep staat op de achterbank en kan niet anders dan zich dit gesol met haar te laten welgevallen.

De deskundige is een man op leeftijd, spierwit haar dat warrig alle kanten op lijkt te groeien, een kromme pijp tussen gele tanden en nogal shabby gekleed. Hij stelt zich voor als Arthur. ‘Niet the King,’ laat hij er op volgen. Hij gaat hen voor naar zijn werkkamer.
Zwijgend bestudeert hij het schilderij uitvoerig, pakt een wit doekje waar hij een heldere vloeistof op giet en gaat daarmee over de handtekening. Een bruine vlek blijft op het doekje achter en de handtekening is beter leesbaar.
‘Hoe bent u aan dit schilderij gekomen?’
‘Op de rommelmarkt gekocht.’
‘Opmerkelijk. Waarom?’
‘Omdat Bep mij aankeek. Ik kon het niet laten staan.’
‘Bep?’
‘Zo hebben wij haar genoemd. Het leek ons wel een mooie naam voor haar.’
‘Hm. Opmerkelijk. Zeer opmerkelijk.’
Arthur zet het doek op een schildersezel en verdwijnt zelf voor een groot deel in een diep donkerbruin, leren fauteuil. Voor de zoveelste keer steekt hij weer de brand in zijn pijp en vanachter een rookwolk klinkt de vraag:
‘Wat weet u van dit doek?’
‘Nou, niks eigenlijk.’
‘Mag ik vragen wat u er voor betaald heeft?’
‘Drie tientjes.’
‘Dertig euro? Zo zo, zeer opmerkelijk. Ik zal u er iets over vertellen. De schilder is Karl Von Rosenbach. Hij is in 1856 geboren en in 1934 gestorven. Zoals zijn naam al doet vermoeden was hij een Duitser. In Gronau zag hij het levenslicht en in München blies hij de laatste adem uit. Hij heeft ons geen groot oeuvre nagelaten en een behoorlijk deel van zijn werk is na zijn dood ook nog verloren gegaan. Twee wereldoorlogen zijn een ramp geweest voor veel kunstwerken. Wat hij schilderde was echter van hoge kwaliteit. Dat kunt u hier wel zien. Zeer gedetailleerd en zeer sprekend. Hij vertoefde regelmatig in ons land. In het Rijks hangt één werk van hem voorstellend een sluis in de Amstel. Dit is een volkomen onbekend werk en u koopt het op een rommelmarkt. Opmerkelijk. Zeer opmerkelijk.’

Ze zijn er even stil van en staren naar Arthur met wel duizend vragen in hun kop.
‘Die eerste letters zijn dus KVR,’ zegt Gerdien, ‘Geen wonder dat we niets konden vinden. En heeft u enig idee wie Bep is?’
Een nieuwe wolk tabaksrook ontneemt het zicht.
‘U zult begrijpen dat ik dat niet weet. Het hele doek is totaal onbekend. Dat het een echte Von Rosenbach is, staat voor mij wel vast. Wilt u niet weten wat het waard is?’
‘Uh… eigenlijk… liever n…’
‘U wilt het niet verkopen?’
‘Nee. Beslist niet.’
‘Ik ga het u toch zeggen omdat u de inboedelverzekering aan moet passen. In de huidige staat brengt het sowieso vijftigduizend euro op. Schoongemaakt en met wat kleine reparaties gaan we naar de zestig en als u het op een veiling aanbiedt kan er zomaar een ton op geboden worden.’
Ontzet staren ze de man aan. Deze merkt dat niet omdat zijn pijp hem meer zorgen baart. Het lukt hem niet deze opnieuw aan te steken.
‘Mag ik van deze ontdekking kond doen in de vakbladen?’ vraagt hij dan.
‘O nee! Beslist niet! We denken dat het de rust van Bep geen goed zal doen. Ze is op haar plek boven onze eettafel en dat laten we ook zo. Dat schoonmaken overwegen we wel maar verder willen we geen gedoe.’
‘Opmerkelijk maar invoelbaar. Wel jammer maar ik begrijp uw standpunt.’

Er staan niet veel oude statige herenhuizen op het gouden endje van de Botenmakerstraat. Na drie keer bij de verkeerde deur te hebben aangebeld, staan ze nu oog in oog met de verkoper van het schilderij. De naam en het adres van de vorige bewoners vindt hij na enig zoeken. Het is een adres in hun eigen stad en als ze daar op de stoep staan, blijkt echter dat zij daar zelf niet meer wonen. Hun dochter wel en met belangstelling hoort ze het verhaal over het schilderij aan en bekijkt ze de foto’s. Met geen woord reppen Hans en Gerdien over de mogelijke waarde en gelukkig vraagt de dochter er ook niet naar. Ze komt zelf met het idee om haar ouders niets over het doek te vertellen maar ze gewoon mee te nemen naar het huis van Hans en Gerdien om hen daar met het kunstwerk te confronteren. Er is een grote kans dat haar vader het herkent en er wellicht iets over kan vertellen. Het is per slot van rekening zijn geboortehuis.

De auto stopt voor de deur en twee oude, broze mensjes stappen, geholpen door hun dochter, met moeite uit. Ze worden door Hans en Gerdien welkom geheten en naar de eettafel begeleid. Twee stoelen staan klaar voor het schilderij dat met een laken is afgedekt.
‘Zoals we u al weet, hebben we iets gevonden en we hopen dat u het kent en er ons meer over kan vertellen,’ zegt Hans.
‘Zolang ik niet weet wat het is, wordt dat lastig maar goed, ik ben heel benieuwd,’ zegt de man van het oude echtpaar, ‘Ik houd wel van verrassingen en dit geheimzinnige gedoe mag ik wel. Kom maar op!’
Gerdien onthult het doek. Ze zien dat de adem van de oude man stokt. Zijn ogen worden groot en hij slaat zijn bibberende hand voor de mond.
‘Kristenezielen!’ stamelt hij dan, ‘Dat is lang geleden! Dat is tante Bep!’

©Peter Gortworst / aug. 2023

Meer van mij lezen?
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , , , , , | 2 reacties

’t Schuurt.

‘Zou je het leuk vinden om een dagje met mij naar het strand te gaan?’ heeft hij net gevraagd.
Ze kijkt haar potentiele nieuwe liefde verrast aan. Deze vijfenzestigplusser is een jongensachtige hak-op-de-tak-springer en toch komt zijn vraag onverwacht.
‘Bloemendaal? Zandvoort? Scheveningen misschien?’ vraagt ze.
‘O, alsjeblieft niet. Nee, Julianadorp!’
Daar is ze nog nooit geweest en op de vraag of daar wel strandpaviljoens zijn, moet hij het antwoord schuldig blijven.
‘Moet ik nog wat meenemen?’ vraagt ze.
Met een glunderend gezicht maakt hij duidelijk dat een goed humeur die dag onontbeerlijk is en dat hij voor een hapje en drankje gaat zorgen. Ze vraagt niet verder en achteraf heeft ze daar spijt van.

Hij parkeert de auto en tilt een koeltas, twee strandstoeltjes en een rugzakje uit de kofferbak. Met verbazing bekijkt ze de spullen. Wie neemt er nu stoeltjes mee?
‘Is er geen paviljoen?’ vraagt ze.
‘Ik weet het niet en eerlijk gezegd interesseert mij dat ook niet. Ik kan daar moeilijk van zon zee en zand genieten.’
Met het rugzakje op de rug, de koeltas in de hand en de stoeltjes over de schouder, gaat hij haar voor op het klinkerpad dat naar het strand voert.
Er zijn op deze doordeweekse dag maar enkele mensen en iets van een paviljoen is er niet. Ze vraagt zich af wat hij nu gaat doen.
‘Je moet je schoenen uittrekken,’ zegt hij als ze het einde van het plankier bereiken.
‘Waarom?’
‘Je kan niet met je schoenen in het rulle zand lopen.’
‘….Maar ik heb een panty aan….’
‘Dan trek je die toch uit?’
‘Hier?’
‘Ja. Waarom niet. Wie ziet je nou?’
Met een gehoorzaamheid waar ze zich achteraf over verbaast, doet ze het.
Op het harde gedeelte van het strand slaat hij linksaf en loopt naar het zuiden. Zij volgt hem met verwarde gedachten over wat de dag haar brengen zal.

Hij plant de stoeltjes in het zand. Vlak achter hen staan paaltjes met prikkeldraad.
‘Dat is mooi als we de handdoeken moeten laten drogen,’ zegt hij.
Vliegensvlug trekt hij zijn hemd en korte broek uit.
‘Nou?’ zegt hij, ‘Waar blijf je? We moeten zwemmen.’
‘Zwemmen? Hoe dan? Ik heb geen badpak.’
Hij valt stil. Naar het strand zonder zwemkleding? Hoe denkt ze een beetje kleur op haar lijf te krijgen als ze in vol ornaat daar blijft zitten?
‘Luister,’ zegt hij, ‘Dit is het gedeelte waar je ook naakt kan zitten. Doe gewoon je kleren uit en ga mee de zee in.’
‘Denk jij nu echt dat ik met die oude witte hangtetten van mij hier over het strand ga lopen? Man, ik zou mij doodschamen. Ga jij maar lekker zwemmen. Ik pas wel op de spullen.’
Aarzelend loopt hij naar het water. Dit loopt niet zoals hij gedacht heeft. Het koele water trekt en de laatste meters neemt hij met een sprintje.

Ze is in een stoeltje gaan zitten en ziet hem gaan. Hoe anders dan wijlen haar Diederik is deze man. De levenslust die hij uitstraalt, dat jongensachtige is wat haar aantrok. Dat er met hem geen cruisevaart gemaakt zal worden, was al snel duidelijk. Veertien dagen in een hotel op Tenerife ziet ze ook niet gebeuren. Met hem in een keurig wit overhemd en een stropdas om aan het ontbijt kan ze wel vergeten maar verdorie, bijna zeventig en dan nog gaan kamperen of hele stukken van het Pieterpad lopen, is wel heel iets anders. Met deze man zal er niets meer met bedachtzaamheid gebeuren. Zijn hoe-hoort-het is van een heel ander niveau dan dat van Diederik. De verrassingen van deze dag zullen schering en inslag zijn en ze vraagt zich af of ze dat wel wil. Het keurige en zeer voorspelbare leven dat zij met haar verstorven man leefde zal, als zij tenminste met deze flierefluiter verder gaat, voorgoed tot het verleden behoren.
De windvlagen striemen fijn zand tegen haar onderbenen. Ze kan zich niet herinneren dit ooit eerder gevoeld te hebben.

De druppels zeewater glinsteren op zijn lijf. Hij droogt zich af en ploft naast haar in het andere stoeltje.
‘Was het lekker?’ vraagt ze.
‘Het was nat en zout. Straks moet je toch minsten even pootje baaien. Je kan niet aan het strand zitten zonder even het water gevoeld te hebben. Wil je wat drinken?’
‘Wat heb je?’
‘Hugo en als het goed is, lekker koud.’
Hij maakt de koeltas open, tovert er twee plastic bekers uit en een beslagen fles.
‘Ik heb hem een paar uur in de vriezer gelegd,’ bekent hij.

Ze proosten, drinken en praten.
‘Wil je wat eten?’ vraagt hij na een tijdje.
‘Ja….?’
‘Ik heb kadetjes met ouwe kaas, ham en salami.’
 ‘Doe maar eentje met ham.’
Dit is nog eens wat anders dan een keurig geserveerde croque monsieur of een baguette met gerookte zalm, rucola en pijnboompitten bedenkt ze. Het duurt maar even voor de wind als extra broodbeleg wat zand aan het broodje heeft toegevoegd. Manmoedig eet ze door en laat niets merken.

‘Heb je voor mij ook een handdoek meegenomen?’ vraagt ze.
Dat heeft hij en ze spreidt deze uit over het zand.
‘Niet kijken!’ commandeert ze en razendsnel trekt ze haar blouse en bh uit. Haar rok schuift ze omhoog tot halverwege haar bovenbenen. Ze gaat plat op haar buik liggen. De windvlaagjes met het striemende zand op haar benen en blote bovenlijf ervaart ze bijna als erotisch.
‘Mooi!’ constateert hij, ‘Dit zal je goed doen.’

Hij blijft in zijn stoeltje zitten en kijkt naar haar. Ze zal vroeger een prachtige vrouw zijn geweest. Nu heeft tijd en zwaartekracht vat op haar gekregen. Het vel zit niet zo stak als het ooit misschien gezeten heeft. Toch verbloemen de huidplooien en de rimpels in haar gezicht niet de parel die zij nog steeds is. Dat juweel had hij al in hun eerste contacten ontdekt en hij ziet het als zijn taak om deze parel te koesteren, te laten schijnen en te laten zijn wat het ten diepste is: een kostbaar kleinood. Nu schuurt het af en toe nog tussen hen. Schuren is wrijving en wrijving geeft warmte. Het komt vast nog wel goed.

‘Als je nog langer blijft liggen, ben je vanavond vuurrood. Bovendien is het tijd om te gaan,’ laat hij na een tijdje weten.
Discreet wendt hij zijn blik af als ze zich aankleedt. Over het harde gedeelte van het strand lopen ze terug.
‘Het schuurt,’ laat ze weten.
‘Ja. Uh….Wat?’
‘Het zand.’
‘Waar?’
‘Hier,’ en ze wijst naar de binnenkant van haar bovenbenen.
Dit is schuren van een andere orde en hij weet daarom niet goed wat er voor advies gegeven kan worden. Gelukkig weet ze het zelf.
‘Wacht even,’ zegt ze.
Ze kijkt even om zich heen, trekt onder haar rok de onderbroek uit en tilt dan de rok tot boven de knieën op. Ze loopt het water in en hoe dieper de zee, hoe hoger de rok. In een flits ziet hij tot slot haar witte achterwerk als een heldere, volle maan in zee zakken.
‘Klaar,’ laat ze grijnzend weten als ze weer op het droge staat, ‘Help mij herinneren dat als wij hier weer naartoe gaan, ik een zwempak meeneem. Ik wil de volgende keer niet als een dom wicht in een stoeltje blijven zitten.’
‘Een volgende keer?’
‘Ja, volgende week ofzo. Ik heb mij wel vermaakt.’
‘O…. Oké….’

Zijn oude jongenshart klopt krachtiger dan ooit. Dat doen spannende verwachtingen en trots nu eenmaal.

© Peter Gortworst / aug. 2023

Meer van mij lezen? Bestel dan een heel boek:
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , , , | 2 reacties

De alternatieve waarheid

‘Mag ik nog vier droge witte wijn?’
De vraag wordt gesteld met een ronduit zwoele vrouwenstem en hij kan niets anders dan zijn hoofd draaien om te kijken naar de vrouw die naast hem aan de bar van zijn hotel staat. Een vlotte, naar zijn inschatting, veertiger met zwart haar en geraffineerd opgemaakt. Ze kijkt nu ook naar hem en geeft een knipoog.
‘Ben je nieuw hier?’ vraagt ze.
‘Ik ben hier drie dagen aan het werk. Onderhoud aan de verwarmingsinstallatie van het scholencomplex.’
‘Je woont hier niet?’
‘Nee…’
‘Jammer.’
‘Huh? Hoezo?’
‘Je lijkt mij een leuke vent.’
Ze pakt het dienblad met de vier glazen wijn van de bar en zonder nog iets tegen hem te zeggen loopt ze naar het tafeltje waar drie vriendinnen op haar wachten. Enigszins verbouwereerd blijft hij op zijn kruk bij de bar achter.

Hij weet best dat zijn lijf gezien mag worden, zijn hoofd concurreert gemakkelijk met dat van een gemiddeld mannelijk model en zijn glimlach heeft al heel wat vrouwenharten doen smelten. Zevenendertig jaar is hij en heel bewust nog niet gebonden aan een partner. Over drie jaar wordt dat anders. Dan gaat hij zijn baan opzeggen en wacht hem een geregeld leven. Niet meer week in week uit in hotels en geen klussen meer in het buitenland. Hij verdiend nu goed geld maar hij krijgt de kans niet om het te gebruiken. Altijd onderweg. Hotels, eten en drinken, vliegreizen worden door de klant of door de zaak betaald. Zijn bankrekening vertoont inmiddels een aardig vermogen en dat kan hij heel goed gebruiken als hij zich over drie jaar wil gaan settelen. Dan begint hij ook met de zoektocht naar een vrouw. Nu nog niet want wat heeft een vrouw aan een man die werkelijk nooit thuis is?

Hij gluurt, zonder het al te opvallend te doen, naar het tafeltje waar die vier vrouwen zitten. De vrouw die hem aangesproken heeft, ziet dat hij kijkt en een dikke knipoog is wederom zijn deel. Betrapt draait hij zich om.

Hij heeft net zijn laatste biertje besteld.
‘Zo,’ hoort hij de stem van de vrouw zeggen, ‘Is het goed als ik naast je ga zitten?’
Zonder zijn antwoord af te wachten, pakt ze een kruk en zet ze haar halfvolle wijnglas op de bar. Ze steekt haar hand naar hem uit en zegt:
‘Ik ben Wilma. En jij?’
Aarzelend schudt hij haar hand.
‘Ik ben Martin….. Waar zijn jouw vriendinnen gebleven?’
‘Die zijn naar hun geliefde wederhelften.’
‘Oh? En jij hebt zo’n helft niet?’
‘Jawel hoor. Hij is alleen niet thuis. Hij werkt in de nachtdienst. Voor mij is er dus geen noodzaak om nu al naar huis te gaan. Jij lijkt mij een leuke gesprekspartner en daarom kom ik jou gezelschap houden.’
Martin zegt even niets en neemt een slok van zijn laatste biertje.
‘Verder is er niemand in huis?’ vraagt hij aan haar, ‘Geen kinderen of zo…?’
‘Nee. En jij?’
‘Ik ben single en voor zover ik weet lopen er geen nazaten van mij op deze wereld rond.’
Ze glimlacht naar hem.
‘Zo’n mooie man en dan geen vrouw. Het zou niet mogen. Ben je de ware nog niet tegengekomen?’
‘Ik heb eerlijk gezegd nog niet gezocht. Mijn werk laat het niet toe.’
‘Je laat je leven dus bepalen door je werk?’
‘Nee, mijn leven is mijn werk. Het beste is eerlijk te zijn naar jezelf. Ik heb er voor gekozen om het werk voorlopig nog op de eerste plaats te zetten en dan moet je niet gaan klagen als een ander soort leven je soms even wat aantrekkelijker lijkt.’
‘O, breek mij de bek niet open over eerlijk zijn.’
‘Hoezo?’
‘Ik ben zo verschrikkelijk eerlijk. Een leugentje om bestwil krijg ik niet over mijn lippen. Ik kan in mijn eentje als vier personen ‘Mens erger je niet’ spelen. Ik vergeef het iemand nooit als hij of zij mij bedrogen heeft. Ik zie dat als een positieve eigenschap en ben er best wel trots op.’
‘Opmerkelijk,’ meent Martin.
Wilma legt een hand op zijn arm.
‘Weet je,’ zegt ze, ‘Dat eerlijk zijn, dat altijd zoeken naar de waarheid is soms best wel lastig en vooral omdat er vaak niet één waarheid is. Tegenwoordig kan de waarheid alternatief zijn of een mening en waar blijf je dan met je eerlijkheid? Het maakt mij onzeker. Achterdochtig zelfs. Je gaat aan alles twijfelen en dat is niet goed. Herken je dit?’
De hand van Wilma blijft op de arm van Martin liggen en hij moet zich inhouden om zijn hand daar niet op te leggen.
‘Ik denk daar niet zo over na. Er zijn simpele waarheden. Een lamp is aan of uit, één en één is twee, water is nat, jij bent een vrouw en ik ben een man.’
Ze grinnikt even kort en drukt dan haar voorhoofd tegen zijn schouder en legt een arm om zijn nek.
‘En wat voor een man,’ verzucht ze.

Zo onopvallend mogelijk kijkt hij op zijn horloge. Zijn laatste biertje is op en morgen is het weer vroeg dag.
‘Het is bedtijd,’ laat hij weten.
Verrukt kijkt ze hem aan.
‘Zo hé! Jij laat er geen gras over groeien!’
‘Ho!’ zegt hij geschrokken, ‘Dat bedoel ik niet! Ik ga hier naar boven, naar mijn kamer en slaap alleen in mijn bed. Jij doet hetzelfde in jouw huis.’
‘Hm, jammer…’
‘Ga jij jouw wederhelft van deze avond vertellen?’ wil Martin weten.
‘Ben je gek. Welnee. Die hoeft niet alles te weten toch? Wat is jouw kamernummer?’
Hij probeert zo eerlijk mogelijk te kijken en liegt dan:
’21. Waarom wil je dat weten?’
‘Ach, zomaar….’
Als hij gaat staan drukt ze een kus op zijn mond. Het gaat zo snel dat hij het niet kan voorkomen.
‘Tot ziens,’ zegt ze.

Hij ligt in bed, staart glimlachend naar het plafond en vraagt zich af hoe ze zal reageren als ze bij kamer 21 op de deur klopt. De alternatieve waarheid kon nog wel eens rauw op haar dak vallen.

©Peter Gortworst / aug. 2023

Wil je meer van mij lezen dan kan je mijn boeken bestellen:
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Tweepersoonsbed

Een omheinde speelweide, hier en daar een speeltoestel, een grote zandbak en betonnen bankjes aan de rand van het veld. Er zijn veel kinderen. Het is vakantietijd dus de grote aanwezigheid van nageslacht is niet geconcentreerd op de woensdagmiddag of in het weekend. Dat is de reden waarom op deze dinsdagmiddag bijna alle banken bezet zijn. Op één daarvan zit een man alleen en daar kan ik best bij. Hij tilt een boodschappentas van een supermarkt die een voorliefde heeft voor geel van de bank en zegt mij vriendelijk gedag.

‘Goedemiddag, ik ben Jan.’
‘Ook goedemiddag en ik ben Wieger.’
‘Wieger? Dat is toch een Friese naam?’ vraagt hij.
‘Klopt,’ zeg ik, ‘Mijn ouders kwamen uit Friesland.’
‘Ah… zo….’
‘Ben je hier met je kleinkinderen?’ vraag ik.
‘Ja, met mijn twee kleindochters.’
‘Opadag?’ vraag ik met een lach.
‘Was het maar één dag,’ verzucht hij, ‘Dan was het nog leuk.’
‘O jee, dat klinkt niet goed.’
‘Het is ook niet goed. Het is gewoon klote, verdomme! Het is dat hun moeder mijn dochter is maar als dat niet zo was had ik allang afscheid genomen van dat takkewijf!’
‘Pardon? Je noemt jouw dochter een takkewijf?’
‘Ja!’
‘Vertel mij, hoe zit dat?’

Hij kijkt mij even aan en zwijgt. Ik snap dat. Waarom zou je een wildvreemde jouw frustraties en problemen gaan vertellen. Als een anonieme op bijvoorbeeld Twitter is dat geen probleem maar wanneer je naast een echt levend mens zit, ligt dat wel even anders.
‘Sorry,’ zeg ik, ‘Ik had het je niet mogen vragen.’
Ik laat mijn oog gaan over de kinderen die her en der aan het spelen zijn.
‘Welke zijn van jouw?’ vraag ik.
‘Die twee op de wipwap…. leuke meiden….. ik hoop dat het zo blijft….’
‘Hè? Hoezo? Je maakt mij wel nieuwsgierig.’
‘Ja, dat zal. Weet je, ik vraag mij af hoe dat zit met genen. Ik weet dat je puur lichamelijke kenmerken door kan geven maar hoe zit dat met iets als een karakter, de aard van het beestje?’
Ik laat weten dat naar mijn mening zoiets ook overdraagbaar is. Het levert een dikke zucht bij hem op.
‘Ik was er al bang voor.’
Ik zwijg omdat er meer gaat komen.

‘De geschiedenis herhaalt zich,’ laat hij weten, ‘De moeder van mijn vrouw, mijn vrouw zelf, mijn dochter en nu dus één of misschien wel allebei mijn kleinkinderen…. De ouders van mijn vrouw hadden het hoog in de bol. Ze meenden dat ze wat waren. Ver verheven boven het gewone volk en het beste was niet goed genoeg voor hun enige dochter. Ze is als een prinses opgegroeid in een koud, zeg maar gerust emotioneel gebrekkig gezin. Toen wij verkering kregen was het nog een leuke meid en ze nam het zelfs tegen haar ouders op om mij te verdedigen. Ik werkte toen in de metaal en was dus in hun ogen een gewone arbeider. Dat ik mij opwerkte tot een kundig constructeur boeide hen niet. Wie voor een dubbeltje geboren wordt zal nooit een kwartje worden toch? Enfin, we trouwden en kregen ons eerste kind. Althans, ik dacht ons eerste kind. Toen ik over een tweede kind wilde praten, bleek dat zij maar één kind wilde. Ze roemde haar eigen opvoeding als enig kind. Alle aandacht is voor jou, je hoeft niets te delen en je kan geen ruzie krijgen. Zij had dat als ideaal ervaren en zo zou het ook zijn met onze dochter. Dat haar moeder op de achtergrond een stevige invloed op haar had, ontdekte ik veel later. Weet je, ik kom zelf uit een warm nest. We waren met z’n zessen. Ik heb nog twee broers en drie zussen en dan leer je jezelf handhaven, je leert wat geven en nemen is, rekening houden met elkaar en om elkaar geven. Begrijp mij goed. Ik zeg niet dat het bij al die kinderen die alleen opgroeien altijd fout gaat. Toch meen ik dat groot worden met andere kinderen een voordeel voor later is. Mijn eigen moeder hield die ex zo veel mogelijk buiten de deur en dat gaf natuurlijk verdriet en boosheid. Welke oma wil nu niet genieten van een kleindochter? Maar nee, ze meende dat mijn moeder een verkeerde invloed had op ons kind.’
‘Je bent dus gescheiden?’
‘Ja, al bijna twintig jaar. Ik kon er niet meer tegen. Zei ik net ‘ons kind’?…. Het werd steeds meer haar dochter. Ik was goed voor de financiën, de klusjes in huis en de kliko aan de straat zetten maar verder deed ik er niet toe. Natuurlijk was dat ook mijn fout. Ik had met de vuist op tafel moeten slaan, mij moeten laten gelden maar ja… zo zit dit beestje niet in elkaar. De druppel van de bekende emmer was haar aanschaf van een logeerbed. Dat kwam op zolder te staan en daar zou ik moeten gaan slapen. Er was vooraf niets over gezegd en toen was het voor mij genoeg. Ik ben diezelfde avond het huis uitgegaan en de volgende dag de scheiding in gang gezet. Lang verhaal kort: mijn dochter bleef bij haar wonen en is dus vergiftigd door mijn ex.’
‘En nu pas je wel op je kleinkinderen?’
‘Ja. Het sprookje van moeder en dochter is uit elkaar gespat. Mijn dochter trouwde een prima kerel die helaas in dezelfde situatie als ik verzeild raakte. Hij had wat meer ballen dan ik. Hij kreeg het voor elkaar dat er twee kinderen kwamen maar hield het toch ook niet uit. Ondertussen had mijn ex een beroerte gekregen en die bivakkeert nu permanent in een verzorgingshuis dus toen was papa nodig. Ken je die argumenten? Ik ben nu een alleenstaande moeder met twee kindertjes en heel zielig en jij bent per slot van rekening mijn vader. Je bent met pensioen dus je hebt tijd over en ik ben je enige dochter.
Het liefst had ik mijn handen van haar afgetrokken. Nu was ik plotseling wel goed genoeg. Ik had er absoluut geen zin in maar die twee meisjes hè, daar doe je het uiteindelijk voor. Ze werkt vier dagen in de week en ik verdeel de oppas met haar ex-schoonmoeder. We voelen ons gebruikt maar we kunnen niet anders.’

‘Man! Wat een verhaal! Dit had je vooraf ook niet kunnen bedenken toch?’
‘Nee, maar ach, is er niet in elk leven wel iets? Hoe vaak loopt een leven precies zoals je bedacht hebt? Het komt zoals het komt maar ik mag niet klagen. Ik heb nu al jaren een vriendin. We wonen apart en hebben ons eigen leven. De leuke dingen doen we samen. Dagjes uit, stedentrips, theater en zo. Gisteren vertelde ze dat er vandaag een tweepersoonsbed bij haar afgeleverd wordt. Ze wilde mij verrassen en dat is dus gelukt. Ik slaap vanavond voor de verandering weer eens samen met een vrouw in één bed.’
Met een guitige grijns op zijn gezicht kijkt hij mij aan.
‘Misschien komt er van dat slapen niet zo veel terecht…’
Ik grijns terug.
‘Je hebt vast een hele mooie avond met een lange nacht. Ik denk dat je die ook wel hebt verdiend.’
Hij zegt niets, pakt de boodschappentas op en kijkt waar zijn kleinkinderen zijn. Ik zie een traan over zijn wang lopen. Met de mouw van zijn jas wrijft hij de ogen droog.
‘Ze moeten naar huis,’ zegt hij, ‘Tot ziens hè.’
Ik knik en kijk hem na. Een lieve opa met twee kleinkinderen en een verhaal.

©Peter Gortworst / juli 2023

Mijn boeken al gelezen?
http://www.boekenbestellen.nl/boek/wraak-kent-geen-winnaars
http://www.boekenbestellen.nl/boek/De-glimlachende-dode

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , , , | 1 reactie

De reis van ‘De glimlachende dode’.

Tijdens het schrijven van mijn vorige boek ‘Wraak kent geen winnaars’ heb ik jullie op de hoogte gehouden van het maakproces. Ik schreef over ‘in verwachting zijn’ en zo voelde het ook. Ik wist wat er zou komen. De kleur van de muisjes was al zeker. Het was gewoon nog wachten tot het kind zo volgroeid zou zijn dat het een gerede kans op overleven had.
Bij het nieuwe boek ‘De glimlachende dode’ dacht ik in een gelijksoortig proces te zitten maar gaandeweg bleek dat helemaal niet te kloppen. De vergelijking met een ongeboren kind ging steeds minder op. Er was iets heel raars, iets heel anders aan het groeien. Dacht ik eerst dat het een meisje zou worden met blond haar en blauwe ogen maar al schrijvend werd het een jongetje met pikzwart haar en prachtige donkere ogen. Daar had ik geen moeite mee totdat het arme kind drie benen moest krijgen, beide oren aan de linkerkant van het hoofd en twee kleine skateborden in plaats van ordentelijke voeten. Kortom: het ‘in verwachting zijn’ was een metafoor aan het worden die kant noch wal raakte. Ik zal in dit epistel je proberen uit te leggen hoe dat zit en hoe fascinerend dit schrijfproces is geweest.

Ik ben geen schrijver die werkt volgens een vooropgezet plan. Bij mij vind je geen grote vellen papier aan de muur waarop personages met alle in- en uitwendige kenmerken beschreven zijn. Geen verhaallijnen, geen hoofdstukindelingen en geen plot. Meer dan vage ideeën, vragen en wat-alsen zijn er niet. Zo was bij ‘Wraak kent geen winnaars’ de oorspronkelijke vraag wat iemand zou doen als hij/zij plotseling een heleboel geld in handen gedrukt zou krijgen. Vanuit die vraag ben ik het boek gaan schrijven en gaandeweg is het hele verhaal ontstaan.

Bij ‘De glimlachende dode’ leek het mij wel leuk om over een gemoedelijk dorp te schrijven waar natuurlijk toch van alles gebeurde. In 2015 heb ik al eens een verhaaltje geschreven wat dit aardig illustreert en waarmee ik dacht een boek te kunnen vullen. (https://petergortworst.com/2015/08/15/er-gebeurt-hier-niks/) Al schrijvend ontdekte ik dat het niets zou worden. Ik positioneerde mij als ‘de verteller’ maar die rol beviel mij steeds minder. Het grootste nadeel was dat er voor dialogen weinig plaats bleek te zijn. De verteller moet een rasverteller zijn wil hij de aandacht van de lezer vasthouden en dat ben ik niet. Bovendien kreeg ik ruzie met Theo. Hij was een hoofdpersoon in het verhaal maar voldeed niet aan de eisen die ik aan hem stelde. Het idee dreigde een roemloze dood te sterven.

Als vrijwilliger bij Taalpunt heb ik wekelijks contact met een Syrische vrouw. Ik help haar met beter leren spreken en schrijven van onze taal. Natuurlijk gaat het niet alleen over grammaticale zaken. Je kan niet al die uren in de bibliotheek zitten zonder het te hebben over meer persoonlijke zaken. Ik kreeg door haar de mogelijkheid om te ontdekken hoe het is om als vluchtelinge in een ander land te wonen. De vaak nietsontziende stroom van ongenuanceerde berichten over gelukzoekers, profiteurs, gratis-geld-halers, doet geen recht aan de werkelijkheid. Een normaal, gezond denkend mens die zich niet laat leiden door ongefundeerde angst, domme haat of kortzichtigheid weet dat.

Eén voorbeeld kan groot leed inzichtelijk maken. Denk bijvoorbeeld aan de Turkse man die de hand vasthoudt van zijn dode dochter die nog onder het puin ligt of het verdronken jongetje dat aangespoeld is op het strand. Pars pro toto. Het deel staat voor het geheel. De omvang van een ramp is met ons verstand niet te bevatten en een enkele foto, een klein voorbeeld of een kort filmpje helpt ons dan soms. Zo is voor mij deze vrouw het voorbeeld dat mij enig inzicht geeft in het hele ‘vluchtelingenvraagstuk’. In onze gesprekken ging het vaak over hoe het daar was in dat mooie Syrië. Over hoe groot en voortdurend de angst was om verraden of vermoord te worden. Over het verdwijnen in de gevangenis, de bombardementen, de zorgen over hoe aan voedsel te komen. Gesprekken over het waarom en hoe van de vlucht naar het veilige Europa. Over hoe het is om als vrouw met een sjaal in Nederland rond te lopen. Het zijn verhalen die vertelt moeten worden.

Langzamerhand groeide het idee om haar verhalen te verwerken. Het bijna overleden idee om te schrijven over een dorp waar niets schokkends plaats zou vinden, kwam weer tot leven. Er komt een gezin uit Syrië in het dorp wonen en kijk eens wat dat voor opschudding geeft.
Het gaf vooral nieuwe mogelijkheden. Het dorp dat overal in Nederland had kunnen liggen, werd een Zeeuws dorp. In die provincie weten ze wat het is om vluchteling te zijn, wat het is om je huis als een ruïne terug te vinden, wat het is om te ervaren dat gezins- en familieleden zijn omgekomen of mensen uit je buurt voorgoed verdwenen zijn. Daar weten ze alles van opnieuw opbouwen, van hoop op een betere toekomst en van een geloof waaruit je kracht kan putten. In een Zeeuws dorp zou je mogen verwachten dat er een meer dan gemiddeld begrip is voor mensen die ook moesten vluchten, die ook proberen om in barre tijden het hoofd boven water te houden.

Het is niet alleen een verhaal over een dorp geworden. Het werd een verhaal van twee werelden. In het boek noem ik het de Zeeuwse klei en het Syrische zand. Er is door de personages van Koen en Khadija een groter verhaal ontstaan. Koen is met zijn achtergrond als een eigenzinnige, laaggeletterde dorpeling één van de representanten van de Zeeuwse klei. De hoogopgeleide Khadija verbeeldt de Syrische vluchtelingen. Beiden zijn het gelukzoekers. Voor henzelf en voor de mensen waar ze zich verantwoordelijk voor weten. Twee door het leven getekende mensen, elk uit een verschillende cultuur die zich, voor zover als dat mogelijk was, als klei en zand vermengen.
Het schrijven werd een feest van ontdekkingen en onverwachte problemen. Dat klinkt een beetje vreemd als je moet schrijven over het leed dat de inwoners van Syrië nog steeds wordt aangedaan. Lang niet alle verschrikkingen heb ik beschreven. Ik hoop dat met wat ik wel op papier heb gezet over de wreedheid en rechteloosheid toch minstens duidelijkheid heb gegeven over hoe het regiem van de dictator het land in een wurggreep houdt. Grote delen van het vluchtverhaal heb ik overgenomen van een vluchteling.

Alle teksten die gaan over de gewoonten en gebruiken van de Syriërs zijn door mijn taalmaatje gelezen en vaak van commentaar voorzien. Meestal monde dit uit in verhelderende gesprekken. Zo gaf ik een Arabische man een koosnaam en dit kon dus echt niet. Aan dat soort flauwekul doet men daar niet. Je hebt toch een naam?
Mooi vond ik haar motivatie om een sjaal te dragen. Ze had de keus om deze wel of niet om te doen. “Ik heb gekozen dat het moet” zei ze en daarmee kan iedere voor- of tegenstander het doen. Zij bepaalt zelf wat te doen. Daar heeft niemand iets over te zeggen.
Soms was het voor haar lastig om te erkennen dat het verhaal voor een deel ook fantasie is. In het boek gaat er iemand terug naar Syrië omdat de heimwee te groot is. Dat was voor haar onbegrijpelijk. Ze kende niemand die dat gedaan heeft en kon het zich ook niet voorstellen. Mijn argument dat het voor de loop van het verhaal nodig was, kon ze moeilijk accepteren.

Eén van de proeflezers vroeg wat ik met het boek wilde bereiken. Deze vraag had ik niet verwacht. Ik mag in mijn schrijfwerk graag een belerend vingertje opsteken maar een heel boek wijden aan iets als een maatschappelijk omkeer is veel te veel van het goede. Zelfs in mijn dromerigste dromen zou ik vreselijk mijn best moeten doen om daar zelfs maar een begin mee te maken. Ik zou het al mooi vinden als één lezer iets ontdekt wat hij of zij nog niet wist. Het is mijn taalmaatje en mij er niet om gegaan een bestseller te schrijven. Wij wilden het verhaal vertellen voor ieder die het horen wil. Zijn dat er vele dan is dat mooi. Zijn het er minder dan is dat mooi.

Hopelijk begrijpen jullie nu waarom ik afgestapt ben van dat in verwachting zijn. Wat mijn taalmaatje en ik geschreven hebben is groter en anders. Het is een Boek geworden en ik schrijf dat heel bewust met een hoofdletter. Natuurlijk zijn we trots op onze prestatie. Nu breekt de tijd aan waarin we reacties mogen verwachten en dat is best spannend.

Wil je het boek lezen, bestel het dan bij jouw boekhandel of via
https://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode

© Peter Gortworst / mei 2023

Geplaatst in van alles... | Tags: , , , , , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Opnieuw in verwachting -7-

Wachten

Het nu telt even niet omdat er in de toekomst grote dingen gaan gebeuren en dat maakt wachten een opmaat, een voorbereiding op dat wat komen gaat. Dan is het geen wachten op het onverwachte maar een, misschien wel langverwachte, vervulling van grote verwachtingen.

Dit is een citaat uit het boek ‘De glimlachende dode’. Ja, inderdaad, het boek waarop jij smachtend op wacht, dat zeer waarschijnlijk het eerste is waar je aan denkt bij het ontwaken en dat gedurende de dag als een nieuwe verliefdheid jouw doen en laten overheerst.

Ik leef met je mee. Als geen ander weet ik hoe ‘wachten op’ voelt. Nu zijn er vele soorten van wachten. Je kan bijvoorbeeld wachten op de grote klap als je in Los Angeles woont, in de file, op het openbaar vervoer of je kan er op wachten dat iets helemaal fout gaat. Gelukkig zijn er ook mooie dingen waar je op kan wachten. De uitreiking van een diploma, het begin van de vakantie, het moment dat je met een nieuwe baan kan beginnen, de dag dat je jouw nieuwe pup kan halen, het moment dat je elkaar weer ziet of het einde van de laatste correcties van je boek.

Vervelend is het wachten als je niet weet wanneer jouw verwachting in vervulling gaat. En zoals bij enkele stoplichten een zichtbaar tijdklokje gaat lopen welke aangeeft hoe lang je nog stilstaat, hoop ik dat dit epistel je helpt om de tijd tot de verschijning van het boek, te overzien.

Soms kan je het wachten bekorten maar dat is niet altijd het beste wat je kan doen. Een rood licht negeren omdat het te lang duurt, kan een langdurige ziekenhuisopname tot gevolg hebben. Zo zal ik de aller, allerlaatste zijn die de mensen die nu aan mijn boek werken te bewegen om haast te maken. Geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt al is het alleen maar om de wetenschap dat werk dat met veel liefde en geduld gedaan wordt, zich uiteindelijk loont.

De onovertrefbare correctrice die het boek naspeurt op onduidelijkheden, niet logische zaken en mogelijke verbeteringen is aan de laatste 20 hoofdstukken bezig. Het resultaat van haar arbeid is een veel beter boek met één extra hoofdstuk en tot nu toe zo’n 15 extra bladzijden. Wanneer zij klaar is gaat het naar een fantastische correctrice die het geheel door loopt op taalfouten. Nadat deze verwerkt zijn is het klaar. En dan! Dan kan het gedrukt worden en zijn jullie eindelijk aan de beurt.

Uit de reacties die ik tot nu toe krijg maak ik op dat het een goed boek wordt. ‘Aan het eind moest ik wel even slikken,’ onthulde een proeflezer mij. ‘Ik moest blijven lezen. Ik wilde weten hoe de afloop zou lopen,’ liet een ander weten. Eén redelijk onbekende man legde, nadat ik wat over het boek vertelde, spontaan geld op tafel en ik moest het boek maar opsturen als het klaar was. Voor mij zijn dat veelbelovende reacties.

Ik ben ondertussen met een paar dingen bezig. De flaptekst bijvoorbeeld. Enkelen hebben dit via FB al meegekregen. Zo langzamerhand bedenk ik dat het schrijven van het boek minder kopzorgen geeft dan een gecomprimeerde tekst die op de achterkant van een boek moet komen. Een superbelangrijke tekst omdat het de potentiële lezer over moet halen het boek te gaan lezen.
Als deze tekst klaar is kan de omslag van het boek gemaakt worden. Hoe deze wordt, weet ik gelukkig al.
Tot slot ben ik bezig om een mailingslijst te maken. Het plan is om het boek, voordat het daadwerkelijk verkocht gaat worden, tegen een gereduceerde prijs aan te bieden. Dit gaat via voorinschrijving en hopelijk lukt het zo om de eerste bestelling bij de drukker te bekostigen.
Omdat een wezenlijk deel van het boek in de bibliotheek van Emmen is ontstaan, zal daar de presentatie en aanbieding van het eerste boek gevierd worden. Daarover later meer.

Tot het zo ver is: geduld, lieve lezers, geduld…..

© Peter Gortworst / maart 2023

Geplaatst in Opnieuw in verwachting | Tags: , , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Groene Golden

Het is moedig willen zijn. Het is je niet laten kisten door iets onbenulligs als het weer. Sterker nog: het is een manhaftige daad om dit rotweer te trotseren en ja, ook een beetje vluchten. Het is daarom dat de eind van de middagwandeling met Kees, zijn Golden Retriever, niet langs de groenstrook gaat.

Het miezert onophoudelijk, het is waterkoud en de wind scherp. Dikke muts, handschoenen en een sjaal. Desondanks twijfelt hij nog even of hij toch niet linksaf zal slaan naar de vertrouwde groenstrook. Helaas is zijn lot door hemzelf bepaald. Hij heeft Ankie vertelt dat de wandeling vanmiddag langer duurt omdat hij naar het zandpad wil. Daar kan Kees heerlijk vrijuit lopen en voor hem is het natuurlijk ook goed. Wat extra beweging kan hij wel gebruiken. Ankie had wat met haar neus gesnoven. Voor haar was de heftige woordenwisseling die ze hadden nog niet klaar en dat hij zich nu met deze smoes aan dit ‘gesprek’ onttrekt, zint haar niet. Hij voelde daarentegen dat er lucht en tijd nodig was en alleen al om die reden kan hij niet met een kwartiertje terug zijn.

Kees sjokt naast hem voort. Als hond is het afhankelijk zijn van de luimen of idiote ideeën van de baas niet altijd een pretje. Vele malen liever was hij op zijn kussen blijven liggen met de rug tegen de radiator. Maar goed, de boodschappen dienen afgeleverd te worden en de nieuwste geuren geroken. Toen ze rechtsaf gingen in plaats van links had hij het al door. Niks groenstrook. Dit wordt anders en zijn zin neemt na elke meter meer af. Ook hij voelt dat het miezert, waterkoud is en waait.

Het zandpad is een lange strook modder met grote en diepe plassen geworden. Het lijkt er op dat je alleen langs de kant kan lopen. Hij klikt de riem van Kees los.
‘Nou, toe maar,’ zegt hij zonder al te veel enthousiasme.
Kees voelt dat gebrek aan enthousiasme feilloos aan. Hij sjokt voor de baas uit en geen moment komt het in zijn gedachten op om met de buik in een diepe plas te gaan liggen. Als een gek heen en weer gaan rennen, uitgelaten springen en polsen of de baas een balletje in zijn zak heeft…. hij moet er niet aan denken. Bij het eerste weiland staat het hek open en in gras loopt het nu net even lekkerder dus waarom niet?

Het begaanbare deel van het pad is minder begaanbaar dan hij dacht. Het is glibberig en nu hier onderuit gaan is iets wat je niet wilt. Zijn aandacht is meer gericht op waar hij loopt, dan Kees in de gaten houden. Wanneer hij zonder veel gevaar voor een slippartij even kan blijven staan om naar Kees te kijken, ziet hij de hond op zijn rug rollen en zijdelingse snoekduiken naar iets op de grond maken. ‘O nee…’ kreunt hij. De ervaring heeft hem geleerd dat iets op de grond een kadaver of een koeienvlaai is. Beide stinken.
‘Kees! Hier!’ roept hij maar Kees luistert niet. Het enthousiasme dat er niet was, is er nu wel.
‘Wel potver… Kees!! Hier!!!’ brult hij nu.
De hond heeft door dat met menens is en op een sukkeldrafje komt hij aanlopen.
De Golden is een groene geworden en hij stinkt als een oordeel. Hij kan het niet laten en moppert achter elkaar door. Kees doet alsof hij niets hoort. Hij klikt de lijn vast en neemt de weg terug. Bij het water is een visvlonder en daar kan hij proberen de hond wat toonbaarder te maken.

Kees is niet gek. Zodra ze de vlonder oplopen weet hij al wat er komen gaat. Ook de baas is niet gek. Hij pakt Kees bij de halsband en zonder veel poespas kiepert hij de hond in het water. Nu moet hij zelf op de buik gaan liggen om de hond te wassen. Het water is akelig koud en hij voelt dat zijn vingers verkrampen. Hij trekt de hond weer op het droge en net te laat realiseert hij zich dat elke hond zich uit gaat schudden. Vlokjes nog niet weggespoelde koeienstront vliegen rond en hij voelt ze ook landen op zijn gezicht. Dat kon er nog wel bij.

Alleen maar kijkend naar de stoeptegels loopt hij met de groene naar huis. Als hij niemand ziet, ziet niemand hem. Door een kier van de achterdeur roept hij Ankie. Na een kort verslag vraagt hij om emmers lauwwarm water, handdoeken en hondenshampoo. Hij boent, borstelt en wast tot de Golden weer Golden is. Al die tijd staat Ankie vanachter het raam van de warme keuken naar hem te kijken. De hond mag naar binnen en hij kleed zich buiten tot op zijn onderbroek uit. Zijn kleren gaan in een emmer en hij vlucht door het huis naar de douche.

In zijn dikke, donkerrode ochtendjas komt hij weer beneden.
‘Het ging niet helemaal volgens plan?’ vraag Ankie zuur.
‘Nee, niet bepaald.’
‘Dan had je Kees ook niet onder appél.’
Verbluft hapt hij even naar adem. Dit is onzin. Ze praat poep. Hij heeft geen zin in een nieuwe woordenwisseling en houdt daarom zijn mond. Ankie ziet dit als een bevestiging.
Met ‘Hij stinkt nog’ wrijft ze een beetje extra zout in de wonden.
Zonder een woord te zeggen, loopt hij naar de badkamer en komt terug met een exorbitant duur flesje after shave.
‘Het is een unieke geur die heel goed bij je past,’ had ze verzekerd en het als een verjaardagscadeau aan hem geschonken.
Kwistig besprenkelt hij Kees met deze unieke vloeistof.
‘Beter zo?’ vraagt hij.
Vanuit een donkere donderwolk kijkt ze hem aan.
‘Jij weet vast wel wie er vannacht op de bank slaapt.’
‘Kees?’ vraagt hij maar dat hoort ze niet meer. De deur van de trap heeft ze met een daverende klap achter zich dichtgegooid.
Hij kijkt naar de hond.
‘Het wordt een mooie nacht,’ laat hij Kees weten, ‘We slapen knusjes samen op de bank.’

©Peter Gortworst / feb. 2023

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , | 2 reacties

Marijke

Hij heeft die middag, na de wekelijkse douchebeurt, de grootste mee-eters uitgeknepen, zijn haren met brillantine zorgvuldig zo gekamd dat het een achteloos kapsel lijkt en kleren aangedaan die zijn zogenaamde non-conformistische opvattingen moeten onderstrepen.
Het zaaltje van de jongerensociëteit is halfduister. Op elk tafeltje flakkeren druipkaarsen in Chianti flessen, in de visnetten branden groene, blauwe en rode gloeilampen en de twee TL-lampen zijn omwikkeld met gekleurd crêpepapier. De zwart-witte poster van Che Guevara die tussen de twee kleine ramen hangt, is in het donker nauwelijks te zien. De lampjes boven de kleine bar zijn een oase van licht in deze halfdonkere ruimte.

Hij is te vroeg. Er zijn nog nauwelijks bezoekers. Bij Wim die vanavond achter de bar staat, bestelt hij een cola. Drie dubbeltjes kost dit brouwsel en hij rekent snel uit dat hij er die avond nog negentien kan bestellen. Hij leegt zijn pijp in de asbak en vult deze met nieuwe tabak. Als hij er de brand in steekt verspreidt zich met de rook een weeë geur van toffee. Wim vindt dat lekker ruiken.
Theo is nog druk met zijn geluidsinstallatie. Twee pick-ups, twee kasten van luidsprekers en één versterker. Te groot, te krachtig voor een zaaltje als dit. Alles voluit zetten is niet goed voor de oren en de relatie met omwonenden. Het ergste is nog dat Theo er voor gezorgd heeft dat hij het nummer In-a-gadda-da-vida van Iron Butterfly tot de dag van vandaag combineert met een wc. Iedereen weet dat Theo dit nummer draait als hij naar het toilet moet. Het geeft hem voldoende tijd om te doen wat gedaan moet worden. Dit nummer, Theo en wc. Toch raar dat dit soort combinaties je een leven lang bijblijven.
Hij heeft dat ook met geuren. De geur van cacao en vers gebakken koekjes brengen hem terug naar zijn geboortegrond, de frisse, bijna koude lucht van een heldere najaarsmorgen naar het tegelfietspad langs de Hemweg en de inmiddels zeldzame geur van een ouderwets varkenskot naar een zomerhuisje op het erf van een boer in Woudenberg.

Het is drukker geworden en zijn spanning neemt toe. Het is niet voor niets dat hij zich zo opgedoft heeft. Voor zijn gevoel wordt het een alles-of-niets-avond. Het is Marijke die hem de kop dol maakt. De bijna zwartharige, onbeschrijflijke mooie, lieve Marijke met die onschuldige donkere ogen en lichtbruine huid. Toen zij drie weken terug voor de eerste keer op de soos kwam met Nellie en Rita, kon hij niets anders dan naar haar kijken. Natuurlijk was ze voor hem onbereikbaar. Iemand die zo mooi is, valt niet op een puistenkop die bovendien in de liefde nauwelijks kan bogen op enige ervaring.
Maar hij heeft haast. Hij weet nu nog dat hij toen, fietsend langs het Amstelstation, aan het rekenen was geslagen. Nog twee jaar naar school, dan twee jaar in dienst en als je daarna een meisje krijgt, gaat er zomaar twee jaar voorbij voor je trouwt en dan duurt het nog zeker een jaar voordat het eerste kind er zou kunnen zijn. Dan ben je al hartstikke oud! Wat moet een kind met zo’n oude vader? Tegen die tijd zou hij de opa kunnen zijn.
Het zijn deze gedachten die hem een permanent gevoel van urgentie bezorgen en dat maakt zijn lidmaatschap van deze sociëteit niet iets wat alleen plezier geeft. Het is ook noodzaak. Wat moet er van hem worden zonder vrouw?

Marijke is er! Ze zit met haar vriendinnen aan de andere kant van de dansvloer. Hij is zo gaan zitten dat hij onopvallend naar haar kan kijken. Ze lacht en kletst en af en toe kijkt ze rond. Kijkt ze nu naar hem? Het zal toch niet? De dansvloer vult zich met dansende mensen die woest bewegen op Hair van Zen of The Edwin Hawkins Singers. Dat is niets voor hem. Hij voelt zich belachelijk wanneer hij zo mee zou dansen. En met wie dans je als je alle aandacht nodig hebt voor die stomme bewegingen? Met de hele groep? Voor het eerst spijt het hem dat er geen alcohol geschonken wordt. Het zou zijn voornemen makkelijker maken.
Theo zet een ander plaatje op. Marian van the Cats! Een schuifelnummer bij uitstek. Het is nu of nooit. Hij stapt van de kruk en stevent vastberaden op het tafeltje van Marijke af. Op de vraag of zij met hem wil dansen knikt ze en staat op. Ze volgt hem naar de dansvloer. Hij legt zijn handen op haar ranke, warme heupen en zij slaat een arm om zijn nek en de ander om zijn middel. Als ze beginnen te bewegen zet ze haar rechterbeen tussen die van hem en drukt zich tegen hem aan. Haar borsten tegen zijn ribbenkast, dat been tussen die van hem en haar hoofd tegen zijn schouder. Hij weet niet wat hem overkomt. Dit is al mooier dan hij zich had voorgesteld. Hij kijkt naar haar gezicht en zij naar dat van hem. Als vanzelf kussen ze elkaar. Hun tongen kringelen rond en er komt geen einde aan. Ze houden elkaar vast als het nummer afgelopen is. Theo weet wat hem te doen staat en Percy Sletge begint met zijn special prayer.

De avond wordt een droom. Als ze niet dansen, zitten ze dicht naast elkaar. Ze drinkt sinas die hij voor haar haalt. Ze rookt niet maar vindt zijn pijp lekker ruiken. Ze praten over niemendalletjes. Niet over de oorlog in Vietnam. Niet over Turks Fruit, het nieuwe boek van Jan Wolkers. Niet over een Maagdenhuis of Provo’s en zeker niet over de spanningen tussen de jonge ambachtslieden met hun vakbonden. Hij bevindt zich in een permanente staat van verbazing. Het maakt hem stuntelig. Een godin als Marijke ziet hem zitten? Zijn gevoel weet met zijn gevoel geen raad. Hij zou willen gaan staan om trots uit te roepen dat Marijke zijn meisje is maar dat durft hij nog net niet.
Om half twaalf staat ze op. Ze moet naar huis en natuurlijk brengt hij haar. Ze woont in de nieuwbouwwijk en voor de deur nemen ze afscheid. Volgende week zal ze er weer zijn, belooft ze hem.

De week gaat, hoewel gevuld met de zoetste muziek en ontelbare roze wolken, tergend langzaam voorbij. Zijn verliefdheid heeft hij zelfs aan zijn vader bekend gemaakt. Dat was voor deze man zo ongewoon dat hij niet wist hoe te reageren. Op zaterdagmorgen is hij de stad ingegaan om een lekker luchtje te kopen en nu wacht hij, in een wolk van old spice voor de deur van de soos op haar komst. Nellie en Rita zien hem staan.
‘Marijke komt niet hoor,’ laten ze hem weten, ‘Ze is verhuisd.’
Deze mededeling raakt hem knalhard. Ze komt niet? Hoe kan dat? Ze zou vanavond toch komen? Hoe kon ze dat beloven als ze wist dat ze ging verhuizen? Hij vraagt waar ze dan heen is. Het blijkt Almelo te zijn en het waarom van deze verhuizing weten ze ook niet. Ja, het ging nogal plotseling maar nogmaals, de reden weten ze niet.
Hij fiets naar haar huis en tuurt door de ramen. Het staat inderdaad leeg en een wanhopige gevoel overweldigd hem. Almelo. dat is helemaal aan de andere kant van Nederland! Hoe moet hij haar ooit terugvinden? Hij heeft bij de buren nog navraag gedaan maar zij konden hem niet verder helpen. Ja, ze woonden er net twee maanden. Helaas waren ze nogal op zichzelf dus veel contact was er niet. Hij weet niet wat te doen. Naar Almelo gaan er hopen haar daar tegen het lijf te lopen lijkt hem een zinloze onderneming.

Hij is haar nooit vergeten. Zelfs nu kan hij als een bejaarde man, zich deze avond moeiteloos voor de geest halen. Niemand, ook zijn eigen vrouw niet, weet van deze wonderbaarlijke gebeurtenis. Het is zijn geheim dat hij als een kostbaar kleinood bij zich draagt. Nog altijd voelt hij haar warme lijf tegen zich aandrukken, kussen zijn lippen de hare en voelt hij met pijn de verliefdheid van toen. Als hij zou kunnen tekenen maakt hij nu nog een precies lijkend portret van haar en iedere keer dat hij de naam Marijke leest of hoort, flitst zij door zijn hoofd.

Deze naargeestige februarimorgen kruipt hij achter zijn computer en ziet dat er een bericht op Messenger is. Een foto van een oudere vrouw met grijs haar en licht getint uiterlijk. Ze lijkt minzaam te glimlachen. Daaronder de tekst: ‘Volgens mij hebben wij vroeger een avond met elkaar gedanst. Weet je dat nog? Marijke’.
Hij staart naar de foto. Nee, dit is Marijke niet. Dit is een oudere vrouw en niet het meisje dat hij koestert. Een lichte paniek maakt zich van hem meester. Deze vrouw verstoort zijn droom en zijn kostbare herinnering. Dat wil hij niet. Het kost hem weinig moeite de gedachte om het profiel te openen, te onderdrukken. Hij wil niets van haar weten. Niets met haar te maken hebben. Met een enkele muisklik blokkeert hij deze vreemde indringster. Weg! Weg!!

©Peter Gortworst / feb. 2023

Geplaatst in korte verhalen | Tags: , , , , , , , , , , , | 3 reacties