Tijdens het schrijven van mijn vorige boek ‘Wraak kent geen winnaars’ heb ik jullie op de hoogte gehouden van het maakproces. Ik schreef over ‘in verwachting zijn’ en zo voelde het ook. Ik wist wat er zou komen. De kleur van de muisjes was al zeker. Het was gewoon nog wachten tot het kind zo volgroeid zou zijn dat het een gerede kans op overleven had.
Bij het nieuwe boek ‘De glimlachende dode’ dacht ik in een gelijksoortig proces te zitten maar gaandeweg bleek dat helemaal niet te kloppen. De vergelijking met een ongeboren kind ging steeds minder op. Er was iets heel raars, iets heel anders aan het groeien. Dacht ik eerst dat het een meisje zou worden met blond haar en blauwe ogen maar al schrijvend werd het een jongetje met pikzwart haar en prachtige donkere ogen. Daar had ik geen moeite mee totdat het arme kind drie benen moest krijgen, beide oren aan de linkerkant van het hoofd en twee kleine skateborden in plaats van ordentelijke voeten. Kortom: het ‘in verwachting zijn’ was een metafoor aan het worden die kant noch wal raakte. Ik zal in dit epistel je proberen uit te leggen hoe dat zit en hoe fascinerend dit schrijfproces is geweest.
Ik ben geen schrijver die werkt volgens een vooropgezet plan. Bij mij vind je geen grote vellen papier aan de muur waarop personages met alle in- en uitwendige kenmerken beschreven zijn. Geen verhaallijnen, geen hoofdstukindelingen en geen plot. Meer dan vage ideeën, vragen en wat-alsen zijn er niet. Zo was bij ‘Wraak kent geen winnaars’ de oorspronkelijke vraag wat iemand zou doen als hij/zij plotseling een heleboel geld in handen gedrukt zou krijgen. Vanuit die vraag ben ik het boek gaan schrijven en gaandeweg is het hele verhaal ontstaan.
Bij ‘De glimlachende dode’ leek het mij wel leuk om over een gemoedelijk dorp te schrijven waar natuurlijk toch van alles gebeurde. In 2015 heb ik al eens een verhaaltje geschreven wat dit aardig illustreert en waarmee ik dacht een boek te kunnen vullen. (https://petergortworst.com/2015/08/15/er-gebeurt-hier-niks/) Al schrijvend ontdekte ik dat het niets zou worden. Ik positioneerde mij als ‘de verteller’ maar die rol beviel mij steeds minder. Het grootste nadeel was dat er voor dialogen weinig plaats bleek te zijn. De verteller moet een rasverteller zijn wil hij de aandacht van de lezer vasthouden en dat ben ik niet. Bovendien kreeg ik ruzie met Theo. Hij was een hoofdpersoon in het verhaal maar voldeed niet aan de eisen die ik aan hem stelde. Het idee dreigde een roemloze dood te sterven.
Als vrijwilliger bij Taalpunt heb ik wekelijks contact met een Syrische vrouw. Ik help haar met beter leren spreken en schrijven van onze taal. Natuurlijk gaat het niet alleen over grammaticale zaken. Je kan niet al die uren in de bibliotheek zitten zonder het te hebben over meer persoonlijke zaken. Ik kreeg door haar de mogelijkheid om te ontdekken hoe het is om als vluchtelinge in een ander land te wonen. De vaak nietsontziende stroom van ongenuanceerde berichten over gelukzoekers, profiteurs, gratis-geld-halers, doet geen recht aan de werkelijkheid. Een normaal, gezond denkend mens die zich niet laat leiden door ongefundeerde angst, domme haat of kortzichtigheid weet dat.
Eén voorbeeld kan groot leed inzichtelijk maken. Denk bijvoorbeeld aan de Turkse man die de hand vasthoudt van zijn dode dochter die nog onder het puin ligt of het verdronken jongetje dat aangespoeld is op het strand. Pars pro toto. Het deel staat voor het geheel. De omvang van een ramp is met ons verstand niet te bevatten en een enkele foto, een klein voorbeeld of een kort filmpje helpt ons dan soms. Zo is voor mij deze vrouw het voorbeeld dat mij enig inzicht geeft in het hele ‘vluchtelingenvraagstuk’. In onze gesprekken ging het vaak over hoe het daar was in dat mooie Syrië. Over hoe groot en voortdurend de angst was om verraden of vermoord te worden. Over het verdwijnen in de gevangenis, de bombardementen, de zorgen over hoe aan voedsel te komen. Gesprekken over het waarom en hoe van de vlucht naar het veilige Europa. Over hoe het is om als vrouw met een sjaal in Nederland rond te lopen. Het zijn verhalen die vertelt moeten worden.
Langzamerhand groeide het idee om haar verhalen te verwerken. Het bijna overleden idee om te schrijven over een dorp waar niets schokkends plaats zou vinden, kwam weer tot leven. Er komt een gezin uit Syrië in het dorp wonen en kijk eens wat dat voor opschudding geeft.
Het gaf vooral nieuwe mogelijkheden. Het dorp dat overal in Nederland had kunnen liggen, werd een Zeeuws dorp. In die provincie weten ze wat het is om vluchteling te zijn, wat het is om je huis als een ruïne terug te vinden, wat het is om te ervaren dat gezins- en familieleden zijn omgekomen of mensen uit je buurt voorgoed verdwenen zijn. Daar weten ze alles van opnieuw opbouwen, van hoop op een betere toekomst en van een geloof waaruit je kracht kan putten. In een Zeeuws dorp zou je mogen verwachten dat er een meer dan gemiddeld begrip is voor mensen die ook moesten vluchten, die ook proberen om in barre tijden het hoofd boven water te houden.
Het is niet alleen een verhaal over een dorp geworden. Het werd een verhaal van twee werelden. In het boek noem ik het de Zeeuwse klei en het Syrische zand. Er is door de personages van Koen en Khadija een groter verhaal ontstaan. Koen is met zijn achtergrond als een eigenzinnige, laaggeletterde dorpeling één van de representanten van de Zeeuwse klei. De hoogopgeleide Khadija verbeeldt de Syrische vluchtelingen. Beiden zijn het gelukzoekers. Voor henzelf en voor de mensen waar ze zich verantwoordelijk voor weten. Twee door het leven getekende mensen, elk uit een verschillende cultuur die zich, voor zover als dat mogelijk was, als klei en zand vermengen.
Het schrijven werd een feest van ontdekkingen en onverwachte problemen. Dat klinkt een beetje vreemd als je moet schrijven over het leed dat de inwoners van Syrië nog steeds wordt aangedaan. Lang niet alle verschrikkingen heb ik beschreven. Ik hoop dat met wat ik wel op papier heb gezet over de wreedheid en rechteloosheid toch minstens duidelijkheid heb gegeven over hoe het regiem van de dictator het land in een wurggreep houdt. Grote delen van het vluchtverhaal heb ik overgenomen van een vluchteling.
Alle teksten die gaan over de gewoonten en gebruiken van de Syriërs zijn door mijn taalmaatje gelezen en vaak van commentaar voorzien. Meestal monde dit uit in verhelderende gesprekken. Zo gaf ik een Arabische man een koosnaam en dit kon dus echt niet. Aan dat soort flauwekul doet men daar niet. Je hebt toch een naam?
Mooi vond ik haar motivatie om een sjaal te dragen. Ze had de keus om deze wel of niet om te doen. “Ik heb gekozen dat het moet” zei ze en daarmee kan iedere voor- of tegenstander het doen. Zij bepaalt zelf wat te doen. Daar heeft niemand iets over te zeggen.
Soms was het voor haar lastig om te erkennen dat het verhaal voor een deel ook fantasie is. In het boek gaat er iemand terug naar Syrië omdat de heimwee te groot is. Dat was voor haar onbegrijpelijk. Ze kende niemand die dat gedaan heeft en kon het zich ook niet voorstellen. Mijn argument dat het voor de loop van het verhaal nodig was, kon ze moeilijk accepteren.
Eén van de proeflezers vroeg wat ik met het boek wilde bereiken. Deze vraag had ik niet verwacht. Ik mag in mijn schrijfwerk graag een belerend vingertje opsteken maar een heel boek wijden aan iets als een maatschappelijk omkeer is veel te veel van het goede. Zelfs in mijn dromerigste dromen zou ik vreselijk mijn best moeten doen om daar zelfs maar een begin mee te maken. Ik zou het al mooi vinden als één lezer iets ontdekt wat hij of zij nog niet wist. Het is mijn taalmaatje en mij er niet om gegaan een bestseller te schrijven. Wij wilden het verhaal vertellen voor ieder die het horen wil. Zijn dat er vele dan is dat mooi. Zijn het er minder dan is dat mooi.
Hopelijk begrijpen jullie nu waarom ik afgestapt ben van dat in verwachting zijn. Wat mijn taalmaatje en ik geschreven hebben is groter en anders. Het is een Boek geworden en ik schrijf dat heel bewust met een hoofdletter. Natuurlijk zijn we trots op onze prestatie. Nu breekt de tijd aan waarin we reacties mogen verwachten en dat is best spannend.
Wil je het boek lezen, bestel het dan bij jouw boekhandel of via
https://www.boekenbestellen.nl/boek/de-glimlachende-dode
© Peter Gortworst / mei 2023