Vijfje

‘Gerdien wil iets van Frozen. Een ontbijtbordje of een beker. Ik kan het wel voor je bestellen. Dan hoef jij de deur niet uit,’ heeft zijn dochter hem gezegd.
Dat is tegen het zere been. Wat denkt ze wel! Hij is dan wel een beetje invalide maar gelukkig nog zo mobiel als een huisjesslak: het duurt even maar uiteindelijk komt hij daar waar hij wezen wil. Nee, dat cadeautje gaat hij zelf kopen.

Hij parkeert zijn auto en opent de achterklep. Met de handigheid die je van een ervaren techneut mag verwachten, zet hij zijn scootmobiel in elkaar. Als hij op zoek gaat naar de parkeermeter kijkt hij een beetje zorgelijk naar het metertje op zijn scooter. Als hij stil staat wijst het naaldje naar het groene balkje. Als hij rijdt staat het in het geel. Dat is een kort balkje. Het rode daarnaast is langer maar ook gevaarlijker. Dom dat hij er niet aan gedacht heeft de accu op te laden. Even twijfelt hij of het wel verstandig is de stad in te rijden. Toch waagt hij het er op. De speelgoedwinkel is niet zo heel ver weg. Het gaat vast goed.
De parkeermeter is snel gevonden en met verbazing ziet hij dat je voor 2 euro 58 minuten mag parkeren. Wie verzint zoiets? Waarom niet een heel uur voor die 2 euro? Hij vist 4 euro uit zijn portemonnee en ziet dan dat er alleen maar met een kaart betaalt kan worden. Hij zucht. Met je tijd meegaan, ouwe jongen, denkt hij. Gewoon met je tijd meegaan. Het kaartje legt hij achter de voorruit en hij wendt het steven richting winkel.

Het is fris. Echt herfstweer. Er staat een koude wind en donkere wolken dreigen met regen. Hij knoopt zijn jas dicht tot onder zijn kin en trekt de pet wat dieper over zijn hoofd. Met de snelheidsmeter op haas rijdt hij door de winkelstraat. Weinig mensen op straat en dat bevalt hem. Altijd al een hekel aan drukte gehad en het voordeel van de tijd aan jezelf hebben, is boodschappen doen als het rustig is.
De winkel in het winkelcentrum is er niet meer. Zijn goede humeur zakt naar een bedenkelijk niveau. Wat nu? Navraag leert hem dat de hele speelgoedketen niet meer bestaat en dat Blokker of de Hema misschien ook wel hebben wat hij zoekt. Die zaken zitten een stuk verder in dit winkelcentrum en hebben inderdaad wat hij hebben moet. Om dat te vieren trakteert hij zich op een kopje koffie met een tosti.

De uitgang ligt hoger dan de vloer van het winkelcentrum. Er is een brede trap van zes treden en in het midden van de trap een rolstoelbaan. Hij rijdt omhoog en halverwege begint zijn scooter te piepen. Het ding trekt het niet en stopt met het metertje zwaar in het rood. Wat nu? Achter hem begint een vrouw te mopperen. Ze kan niet aan hem voorbij.
‘Moet ik je omhoog duwen?’ vraagt ze.
‘Nee, ik wil achteruit.’
‘Nou, vooruit dan maar,’ zegt ze met duidelijke tegenzin.
Noodgedwongen loopt ze terug en neemt vervolgens de trap. Hij ontkoppelt de aandrijving en rijdt zachtjes achteruit. Buiten is het flink gaan regenen. Een donkere wolk heeft de dreiging waargemaakt. Het geeft hem tijd om na te denken hoe het nu verder moet. Dat hij dom is geweest hoeft niemand hem te vertellen. De grote vraag is nu hoe hij bij zijn auto komt. Hij vreest dat het een lange weg wordt. Zijn scooter voor hem uitduwen  zal een vermoeiende en langdurige bezigheid zijn. Eerst maar wachten tot het droog wordt.

Af en toe komen mensen op een holletje naar binnen. Ze worden opgewacht door de ‘wij wachten tot het droog is mensen’.
Twee echtparen, een man en een vrouw alleen en drie jonge mannen met van die glimmende jassen met zo’n bontkraagje.
‘Nog even en dan is het droog,’ deelt de man alleen hem mede.
Hij schakelt zijn scooter in. Het ding rijdt nog maar niet meer dan dat. Nog voor de helling geeft hij opnieuw de geest. Met een vloek en een diepe zucht stapt hij af en gaat achter zijn vervoermiddel staan. Langzaam drukt hij hem de helling op.

‘Hé opa! Moeten wij je even helpen?’ roept een bontkraagje.
‘Ja, graag.’
Hij wil wat zeggen over dat “opa” maar verstandig lijkt hem dat niet. Twee duwen zijn scooter omhoog en de derde ondersteunt hem op zijn weg naar boven.
‘Kapot?’ vraagt hij.
‘Nee. De accu is leeg.
‘En nu? Moet je ver?’
‘Nee, mijn auto staat aan het einde van de straat. Dat is niet ver gelukkig.’
De jongen roept naar zijn maten:
‘Hé! Opa moet naar zijn auto en de accu is leeg. We gaan hem duwen.’
Ze wachten tot hij zit.
‘Zo opa, goed sturen.’
Hij slikt een opmerking in. Wat denken die snotneuzen wel? Met alle kilometers die hij in zijn arbeidzame leven gereden heeft, kom je met gemak twee keer de aarde rond. En nu gaat dat joch hem zeggen dat hij goed moet sturen? Het is dat hij weet dat je mensen, die een goede daad verrichten, niet moet hinderen maar anders…

Ze komen bij de auto. Gedienstig helpen ze hem om de scooter achter in de auto te zetten. Ze houden de deur voor hem open en als hij zit, zegt hij:
‘Dankjewel. Ik zou jullie graag wat geven maar ik heb alleen wat kleingeld in mijn portemonnee.’
‘Kom op opa, we willen helemaal niets van je hebben. We hebben je gewoon even geholpen.’
‘Wacht even,’ zegt één van de bontkraagjes, ‘Ik heb wel wat voor jou.’
Uit zijn broekzak vist hij een stapeltje bankbiljetten en trekt er een vijfje uit.
‘Hier. Koop er maar een ijsje voor.’
Ze lachen vriendelijk en nadat ze het portier gesloten hebben lopen ze weg.

Verbluft kijkt hij ze na. Dat duurt maar even omdat hij zich kwaad begint te maken. De confrontatie met vooroordelen komt hard aan. Zij zien hem als een sullig, arm en oud mannetje. Dat bevalt hem voor geen meter. Hij is niet oud. Niet arm en zeker niet sullig. Hij smijt het bankbiljet op de stoel naast hem, start de auto en manoeuvreert het parkeervak uit. De straat is leeg en met een knetterende vloek geeft hij plankgas. Met piepende banden scheurt hij weg.
Wat denken ze wel!?

© peter gortworst / okt. 2020 

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in korte verhalen en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

3 reacties op Vijfje

  1. Hihi, we worden oud Peter. Confrontaties worden steeds talrijker. Ik heb een collega wiens moeder jonger is dan ik, dat is ook zo’n oeps-moment. Maar trek het je niet aan, in ons hoofd zijn we nog altijd dertig.

    Geliked door 1 persoon

    • Mijn vader was bijna 80 maar hij weigerde om bij ‘die oudjes’ in de recreatiezaal te gaan zitten. Het klopt wat je zegt. In de hoofden van al die ‘oudjes’ zit de overtuiging dat ze dertig zijn. Ook in het hoofd van dit ‘oudje’.

      Like

  2. Ik heb hartelijk gelachen.
    Schitterend beschreven! Maar ik hoop nooit in/op zo’n onding van een scootmobiel te rijden.

    (op zoek naar een stuk hout om af te kloppen)
    😉

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s