Volgens de laatste berichten gaat het niet goed met Bert. Nu zijn er niet zo heel veel berichten omdat er weinig collega’s zijn die nog contact met hem hebben. De laatdunkende uitspraken over het bedrijf en het werk, nadat hij een nieuwe baan gevonden had, zijn niet vergeten. Een redelijk jong bedrijf kan niet kieskeurig zijn als het om werk gaat en stof, smeer en soms lange dagen horen daar bij. Eigenlijk voelen de achtergeblevenen zich een beetje verraden en dat is nog steeds zo. Wat ook niet echt hielp was de alomtegenwoordigheid en eigenzinnigheid van Bert. Vaak wist hij alles beter en bemoeide zich met alles. Fouten of onkunde van anderen kon hij moeilijk accepteren maar het was dan zijn botte lompheid die alles nog erger maakte.
Van wie het bericht kwam is niet meer te achterhalen en veel meer dan een ‘tumor in zijn kop’ is er ook niet. En nu staat Gerard bij hem voor de deur. Hij was één van de weinigen die het redelijk met Bert vinden kon. Niet dat ze dikke maatjes waren. Dat kon ook niet. Daarvoor zagen ze elkaar te weinig. Gerard zit in de buitendienst en komt niet zo vaak op de zaak maar als hij daar was, maakten ze altijd een praatje met elkaar. Gerard wist van de sollicitatiepogingen van Bert en heeft daar, op streng verzoek van Bert, zijn mond over gehouden. Er is immers niets mis met iemand die zich verbeteren wil en als het dan ook nog lukt, is dat een oprechte felicitatie waard. Bert was blij verrast toen hij dat deed en vertelde toen dat hij één van de weinigen was.
Hij belt aan en Bert maakt de deur open.
‘Gerard!! Joh! Wat leuk! Kom binnen!’
‘Kijk eens wie we daar hebben,’ zegt hij als ze de woonkamer binnenstappen. ‘Dit is nu Gerard, je weet wel, de buitendienstman.’
Op de bank zitten zijn vrouw en zijn zoon. Over zijn vrouw heeft Bert weinig vertelt. Over zijn zoon veel meer. Dat zou een getalenteerde voetballer zijn die helaas nog niet door de topclubs is ontdekt. Alle bezoeken die Bert met hem aan verschillende voetbalclubs heeft gemaakt, alle brieven, video’s en e-mails hebben nog geen resultaat gehad maar dat is een kwestie van tijd. Wacht maar tot die jongen zich wat meer ontwikkelt heeft. Dan zullen ze spijt hebben dat ze er niet eerder bij waren.
Gerard geeft beiden een hand en Bert commandeert hem in een fauteuil.
‘Maak koffie,’ zegt hij tegen zijn vrouw.
‘Je wilt toch wel koffie?’ vraagt hij dan.
‘Als het niet te veel moeite is, dan graag,’ zegt Gerard.
Ze praten over het werk. Over hoe het er in het bedrijf aan toe gaat, over de vervanger die ze voor hem hebben moeten zoeken, over zijn nieuwe baan en na een uitgebreid verslag over de voetbalkunsten van zijn zoon komt dan eindelijk de grote vraag op tafel:
‘Wat is er nu met je aan de hand? Het enige wat ik weet is iets van een tumor in je hoofd.’
Luchtig, bijna laconiek vertelt Bert dat op een morgen hij zijn linkerarm niet meer kon bewegen en dat ze na verschillende onderzoeken een tumor hebben gevonden. Geen los ei wat ze weg kunnen snijden maar iets wat overal tussendoor groeit. Die nutteloze linkerarm was overigens maar tijdelijk. Hij slikt nu medicijnen en volgende week gaan ze beginnen met bestralen. Dat kunnen ze maar één keer doen dus dat moet wel goed gebeuren. Bert heeft alle vertrouwen in zijn arts omdat deze, speciaal over zijn geval, contact heeft met de top van de oncologen in het land.
‘Dit is natuurlijk een grote schok voor jullie allemaal?’ vraagt Gerard aan zijn vrouw.
‘Ja, dat hakt er wel in,’ antwoordt Bert, ‘Maar we hebben goede hoop. We slaan ons er wel doorheen, toch Anna?
Ze doet niet veel anders dan even met haar hoofd te knikken.
‘Zal ik je mijn project een laten zien?’ vraagt Bert.
‘Project?’
‘Ja kijk,’ en hij neemt Gerard mee naar een hoek van de kamer waar een computermeubeltje staat.
‘Ik ben bezig om alle cd’s in de computer te zetten en dan een lijst te maken met alle nummers, wie dat gezongen of gespeeld hebben en op welke cd dat staat. Als je dan wat wil beluisteren zet je in het zoekvenster bijvoorbeeld André Hazes, of gewoon Hazes, en dan krijg je een lijst met alle nummers die hij gezongen heeft maar als je bijvoorbeeld intypt ‘ze loog tegen’ dan komen alle keren dat het nummer op de cd staat naar voren. Mooi hè? Maar wel een werk hoor. Tja, ik moet toch wat? Werken kan ik voorlopig wel vergeten en alle dagen stom voor mij uitstaren, gaat ook niet.
Achter Gerard en Bert wordt de tv aangezet.
‘Het geluid moet zacht!’ roept Bert naar de twee voor de tv. Prompt gaat het zachter dan het al was.
Hij blijkt niet alleen een liefhebber te zijn van het Nederlandse lied. Duitse en Engelse volksmuziek, Pop, Rock, Schlagers, Opera, James Last en Andre Rieu staan ook hoog op zijn lijstjes. Met gespeelde belangstelling hoort Gerard het allemaal aan.
Het spijt Bert zichtbaar dat hij opstaat om te gaan.
‘Kom je nog terug?’
‘Ja, en ik bel je volgende week om te horen hoe de eerste bestraling is geweest.’
Als Gerard belt, hoort hij dat de eerste bestraling achter de rug is. Of het iets opgeleverd heeft weet hij niet. Daarvoor is het nog te vroeg.
Er gaan twee maanden voorbij als Gerard weer op de stoep staat. Het is al laat in de middag en hij is van plan maar even te blijven. Bert zit in een rolstoel voor zijn computer.
‘Hoe gaat het?’ vraagt Gerard.
‘Klote! Ik knik soms zomaar door mijn been en mijn arm kan ook steeds minder. Weet je wel hoe godverdommes moeilijk het is om alles met één arm te doen?’
‘Hoe is het met die bestralingen gegaan?’
‘Eerst zag het er goed uit. De tumor was wat kleiner geworden maar ze kunnen er niet eeuwig mee doorgaan. Het schijnt dat ze alles in je kop verbranden. Bij het laatste onderzoek bleek dat het weer aan het groeien is en de resultaten daarvan kan je zien.’
Hij klopt veelbetekenend op de armsteun van de rolstoel.
‘Blijf je eten?’
‘Nou, dat was ik niet van plan.’
‘Kom op! We halen een lekkere pizza. Je houdt toch van vis? Dan moet je die nemen met ansjovis. Die zijn verrukkelijk.’
Dan vist hij uit een heuptasje een portemonnee en vist er wat geld uit.
‘Anna! Haal twee van die ansjovispizza’s en voor jou en die jongen ook wat. Gerard blijft hier eten.’
Het lukt Gerard niet om aan tafel een gesprek te beginnen met Anna of de zoon. De alomtegenwoordigheid van Bert doet ook hier opgeld. Vol trots vertelt hij dat er een nieuwe zoekfunctie is gemaakt. Het schijnt dat Hazes met Paul de Leeuw een duet heeft gezongen dus die moet nu als ‘duet Hazes’ gevonden kunnen worden. Na het eten neemt hij afscheid en voor zijn gevoel voor het laatst.
‘Het ga je goed,’ zegt hij tegen Bert.
‘Jouw ook en tot de volgende keer.’
De rouwkaart komt niet als een verrassing. De crematie wordt door weinigen bezocht en tot zijn verbazing blijkt Bert katholiek te zijn geweest. De laatste muziek die gedraaid wordt is het slotkoraal uit de Mattheus. Dat deze muziek ook in zijn lijstjes stond wist Gerard niet.
Na de plechtigheid is er koffie met het obligate plakje cake. Hij condoleert Anna en voor hij het weet vraagt hij:
‘Zeker wel een opluchting nu hij er niet meer is?’
Hij schrikt van zijn eigen vraag en slaat zijn hand voor de mond.
‘O sorry! Dat wilde ik helemaal niet vragen! Ik had er tijdens de uitvaart alleen maar aan lopen denken!’
Ze glimlacht naar hem en voor het eerst ziet hij hoe mooi ze is.
‘Ja,’ zegt ze dan, ‘Dat kan je wel zeggen. Je hebt het goed gezien. Vanaf nu gaat het anders worden. Die rotcomputer gaat naar zolder en ik koop een andere. Ga alle rekeningen die hij niet betaalde, afhandelen en kleine Bert hoeft van mij op zaterdag niet meer om 10 uur naar bed omdat er zondag gespeeld moet worden. Om eerlijk te zijn: we hebben de laatste drie dagen al meer plezier gehad dan in de laatste 10 jaar.’
Dan houdt ook zij haar hand voor de mond.
‘O jee, hoor mij nou.’
Gerard slaat zijn armen om haar heen en fluistert in haar oor:
‘Ik snap je helemaal. Geniet van je nieuwe kansen. Maak plezier en leef want dat kan je.’
‘Zie ik je nog eens?’
‘Nee. Ik ben iemand uit het verleden. Dat verleden is geweest. Verleden tijd. Daar kan je niets aan veranderen. Je kan er alleen iets van leren. De toekomst kan je voor jezelf en kleine Bert deels zelf bepalen. Achterom kijken heeft geen zin. Vooruit kijken wel en vergeet niet dat ik zo af en toe aan je zal denken en hopen dat je het goed doet.’
‘Dank dat je er voor Bert was en dank dat je er nu ook bent. Ik heb je gehoord en zal mijn best doen,’ zegt ze.
Dan zoent ze hem op beide wangen en kijkt hem na als hij door de deur verdwijnt.
© peter gortworst / maart 2020
foto: quintadasvinhas.be
Meestal is het iets wat je niet tegen een ander durft te zeggen, maar ik heb het vaker meegemaakt. Mijn gewezen en inmiddels overleden schoonvader leefde ook helemaal op na het overlijden van zijn vrouw. Een beetje jammer dat hij toen ook begon te dementeren.
Triest, zo’n leven waarin je meegezogen wordt in het gedrag van een ander. En daar weet ik ook alles van. Alleen nam ik op een gegeven moment het heft in eigen handen. Dat gaf weer nieuwe problemen, maar het werd er wel beter op.
LikeLike