Wonder of duivelswerk

Er zal in de stad wel iets aan de hand zijn want het is ongekend druk. Vervelend als je maar een half uurtje nodig hebt om dat aan te schaffen wat je wilt. Overal langzaam rijdende auto’s die een parkeerplaats zoeken maar geduldig laat ik iedereen rustig voor gaan omdat ik weet dat er voor mij een parkeerplaats is.

Ik rij het voetgangersgebied in wat daar nog geen voetgangersgebied is. Dat is het pas na 100 meter. Op verstoord kijkende voetgangers reageer ik met een vriendelijk knikje en als je stapvoets rijdt is er weinig te klagen. Na 100 meter kan je rechtsaf en dat straatje loopt slingerend achter de winkelstraat. Dan kan je weer rechtsaf en daar is het parkeerterrein voor het huis van de pastoor. Het wordt afgeschermd door een rij metalen paaltjes maar het middelste paaltje staat er al lang niet meer. Er staat nog een auto en ik parkeer de mijne er keurig naast.

Voldaan begeef ik mij de stad in en met een klein half uurtje ben ik weer terug. Het middelste paaltje is ook terug van weggeweest en staat in volle glorie en standvastig zijn belemmerende taak uit te voeren. Het zit muurvast in zijn houder. Het gevoel ‘dat lossen we wel even op’ is nog in volledige sterkte aanwezig en gewapend met bahco en waterpomptang poog ik het slot te draaien. De bekken van beide gereedschappen zijn te groot en ander gereedschap heb ik niet. Er zit niets anders op dan de pastoor te vragen het paaltje los te maken. Met een ‘het spijt mij vreselijk verhaal’ al in het hoofd, bel ik aan. De pastoor is niet thuis of doet alsof. Het  mooie ‘oplosgevoel’ is verdwenen.

Ik ga op de hoge stoep zitten en vraag mij af wat ik nu nog kan doen. Het lekkere warme zonnetje verwarmd mijn hoofd en dat zal de aanzet zijn van het goede idee: hij is natuurlijk aan het werk en waar moet een pastoor anders werken dan in de kerk! De deur is open en ik betreed de stille ruimte. Bij Maria zit een vrouw geknield maar een pastoor is nergens te zien. Ik ga zitten en wacht. Misschien is hij zich aan het omkleden en komt hij zo uit de sacristie. Na een kwartiertje vermoed ik dat het zo niet zal gaan en ga ik weer naar buiten.

Mijn plekje op de trap is nog vrij. Nogmaals aanbellen levert wederom geen resultaat op. Verbeeld ik het mij of weten alle mensen die langs lopen en naar mij kijken, dat ik die sukkel van die auto ben die er niet meer uit kan? Ik sta op en loop het nabij gelegen park in. Even geen link met een opgesloten auto. Op een bankje overdenk ik mijn noodlot. Al weken parkeer ik daar elke dinsdagavond, samen met andere koorleden, mijn auto en nu staat daar plotseling een paaltje. Wat heeft die man tegen mij? Hij weet toch dat het mijn auto is? Zo’n opvallende auto moet hij toch kennen en toch sluit hij mij op. Ik begin verdorie zelfs een beetje kwaad te worden.

Ik loop terug en begin, omdat ik toch niets anders te doen heb, te proberen de paaltjes één voor één uit de grond te tillen. Het laatste paaltje trek ik, tot mijn grote vreugde, omhoog. Met een verbluffend staaltje stuurmanskunst kan ik er net door. Ik zet het paaltje weer terug en vertrek. Onderweg naar huis vraag ik mij af wat de pastoor nu zal denken. Onder welke categorie zal hij, zo lang hij geen weet heeft van dat losse paaltje, de verdwenen foutparkeerder kunnen scharen? Is het duivelswerk of valt dit onder wonderen? Ik heb het hem nooit kunnen vragen. Kort hierna is hij vertrokken omdat de bisschop meende dat hij ergens anders beter op zijn plaats zou zijn. Maar wie weet komt de verdwenen foutparkeerder ooit nog eens terug in een preek met, als het even kan, de nodige humor.

©peter gortworst / okt. 2016

Voorgrond foto: de paaltjes.

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in korte verhalen en getagged met , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s