Potje

Met nauwelijks verborgen belangstelling gluurt de heer op leeftijd naar het notitieboekje in haar hand. Het is een meisje van een jaar of achttien wat bij het uitdelen van schoonheid niet helemaal vooraan heeft gestaan. Ze is te mager, heeft knokige knieën die ondanks haar maillot duidelijk zichtbaar zijn, haar kin is ver teruggetrokken en de neus te groot. Met haar wat fletse ogen staart ze een tijdje naar de lamp in de wachtkamer en schrijft dan iets in haar boekje. Ze wacht even, laat haar pen wiebelen tussen de wijs en middelvinger en schrijft dan nogmaals iets op. Ze staart weer naar de lamp en na enige tijd klinkt er een diepe zucht.

‘Lukt het niet?’ vraagt de heer naast haar.
Ze schrikt een beetje. Haar wangen kleuren rood en schichtig kijkt ze hem even aan.
‘Nee,’ zegt ze aarzelend.
Ze haalt adem om weer iets te zeggen maar ze bedenkt zich. Het wiebelen en staren gaat door. Dan schrijft ze weer wat, kijkt er naar en de dunne lippen bewegen mee als ze leest wat ze zojuist opgeschreven heeft. Het is niet goed. Met vinnige krasjes streept ze het door. Ze kijkt snel even opzij en de heer naast haar doet alsof hij niet kijkt.

De nood is blijkbaar hoog. Ze overwint haar verlegenheid en vraagt:
‘Wat rijmt er op heupen?’
‘Heupen?’
‘Ja, heupen.’
De heer fronst de wenkbrauwen en zachtjes ‘heupen’ mompelend bekijkt hij de veters in zijn schoenen.
‘Ik zou het niet weten. Volgens mij niks.’
‘Hm,’ is enige wat ze zegt en aan het pennengekras te horen en zien, verdwijnt er een hele regel.

‘Je schrijft gedichten?’ en omdat hij door heeft dat dit een nogal domme vraag is corrigeert hij zichzelf met een: ‘Ik bedoel, je bent een dichteres?
‘Nou, uh, nee, niet echt’.
‘Ik schrijf ook gedichten. Er zijn al twee bundels van mij uitgegeven. Publiceer jij ze ook?’
Ze kijkt hem een beetje bevreemd aan.
‘Ik schrijf ze voor mijn lief’, zegt ze dan.
‘Ach, wat mooi, wat romantisch! Lees jij ze dan voor of laat je ze hem lezen?’
‘Geen van beide. Ik heb nog geen lief.’
Het is duidelijk dat de heer zich even geen houding weet te geven. Liefdesgedichten aan een niet bestaande lief vragen een wending in zijn verwachtingspatroon die niet is voorzien.
‘Ja, ja,’ is het enige wat hij kan zeggen. Dan, alsof hem een licht opgaat, waagt hij zich aan een poging tot troost:
‘Die komt vast nog wel. Je bent nog jong, je hebt nog een heel leven voor je en uiteindelijk past er op elk potje een dekseltje.’

De zoemer zoemt en het meisje staat op. Terwijl ze het boekje en de pen in haar tas doet zegt ze met een allerliefste glimlach:
‘Ik ben al een pot. Nu nog een dekseltje.’
Ze verdwijnt door de deur van de spreekkamer. De heer op leeftijd heeft haar nagekeken. Het duurt even maar met een zacht kuchje als inleiding, durft hij toch zijn vraag aan mij te stellen:
‘Bedoelde ze nou dat ze lesbisch is?’
Ik knik glimlachend en zie tot mijn voldoening dat ook heren op leeftijd nog kunnen blozen.

©peter gortworst / feb. 2017
foto: kunstenantiekverkoop.nl

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in korte verhalen en getagged met , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

5 reacties op Potje

  1. Ellie Schmitz zegt:

    Wat een mooi observatie Peter! Mooi verhaal met een mooi einde!

    Like

  2. Wilma Phillipson zegt:

    Wat een onverwachte wending aan het eind. Leuk om te lezen.

    Like

  3. Rob Alberts zegt:

    Prachtverhaal

    Vrolijke groet,

    Like

  4. Oooo, wat een ontzettend leuk verhaal!!

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s