Vanaf de eerste dag als ambtenaar in het gemeentehuis, was het beeldje hem opgevallen. Het is ongeveer een halve meter hoog en staat in een hoek van de gang. Hier komen geen loslopende burgers en dat is maar goed ook. ‘Herderinnetje’ staat er op het messing plaatje dat, samen met de naam van de kunstenaar, op de sokkel is gemonteerd. Die aanduiding van de dagelijkse bezigheid van deze vrouw in combinatie met het gebeeldhouwde maaksel van deze dame, klopt, wat hem betreft, voor geen meter met de realiteit. De herderin die hij kent, heet Hanneke en is een jonge, stoere vrouw. Met spijkerbroek, stevige laarzen, gekleed op het weer dat die dag wordt verwacht, rugzak en staf loopt zij elke morgen, begeleidt door haar hond, het dorp uit. Bij de schaapskooi laat ze de kudde los en trekt met hen de heide op. Hoe anders is het beeld van dit zeer bevallige popke. Hanneke draagt geen iele muiltjes en geen lang, kunstig en los om haar heen gedrapeerd gewaad dat haar borsten bloot laat. Haar hond lijkt niet op deze poedel en op haar staf zit geen ster. Ook het schaap dat aan haar voeten staat, is niet geheel raszuiver. Het toont als een mix van een schaap, geit en pony. Als Hanneke met deze uitrusting en kledij de heide opgaat, zal ze zonder twijfel meer toeristen trekken dan ze nu al doet. Of het haar kwaliteiten als herderin ten goede komt, is zeer de vraag. Een herder volgt zelden de gebaande paden dus als deze hoedster haar eerste stappen door de heidestruiken neemt, zijn haar muiltjes aan gort en blijft het fragiele gewaad natuurlijk aan de eerste de beste heidestruik hangen. Leuk voor de toeristen maar een ramp voor de schapenhoedster.
Het is niet het beeld als geheel dat hem obsedeert. Als kunstwerk op zich is het mooi. Doordat het in brons is gegoten heeft het die karakteristieke donker kleur, is gedetailleerd en de verhoudingen kloppen. Nee, de disfunctie van haar kleding in samenhang met haar beroep zitten hem dwars. Het zit hem zelfs zo dwars dat hij zichzelf dwingt om elke keer dat hij er langs moet lopen, heel bewust niet kijkt. Maar ja, die roze olifant in de kamer…
Voorzichtig heeft hij het kunstwerk wel eens ter sprake gebracht op de afdeling. Door een aantal mannelijke collega’s bleek zij ‘Tieten Truus’ genoemd te worden. Dat stoorde hem enigszins omdat er meer op dat beeldje aan te merken is dan die twee blote borstjes. Toch kan hij zich ook wel een beetje vinden in hun benaming. Hij heeft niets tegen borsten. Integendeel zelfs. Zijn vrouw kan daar, in de goede zin van het woord, over meepraten maar hier, bij dit beeldje, doen ze nog meer afbreuk aan iets wat al schamel is. Als hier de term ‘functioneel naakt’ gebruikt gaat worden, slaat men de plank volkomen mis. Er is niets functioneels aan een schaapherderinnetje dat met ontbloot bovenlijf de kudde leidt.
Het is zaterdag en samen met zijn vrouw scharrelen ze door het warenhuis. Op de lingerieafdeling neust ze wat door de verschillende bakken met aanbiedingen als zijn oog op een manshoog rek met uitgestalde beha’s valt. Zou daar zo een kleine tussen zitten dat die past op het kunstwerk in het gemeentehuis? Zo onopvallend mogelijk speurt hij de modellen af maar ze lijken hem allemaal te groot. En dan nog wat. Stel dat de goede er wel tussen zit? Hoe verkoop je dat aan je vrouw? Ze ziet hem aankomen met ‘Ik koop dat voor een bloot herderinnetje’! Hij laat het idee varen maar het laat hem niet los. Het idee om het herderinnetje een beha cadeau te doen, is als een zaadje in zijn achterhoofd geplant. Vadertje tijd en moedertje natuur moeten nog even hun gang gaan en als dit zaadje straks ontkiemt, komt er ook een oplossing.
Het magazijn van dit gemeentehuis is ruim voorzien. Het kost geen enkele moeite om zijn benodigde doosje paperclips en nietjes te vinden. Dan ziet hij een kartonnen doos staan met daarin witte en zwarte mondmaskers. Het boompje dat weken terug als zaadje in zijn achterhoofd is geplant, draagt vrucht. Hij pakt twee zwarte maskers uit de doos en stopt ze in zijn zak. Die avond legt hij zich toe op knutsel-, knip- en naaiwerk. De volgende morgen gaat hij een half uur eerder van huis. Ongezien voorziet hij het herderinnetje van een keurige zwarte beha.
In de dagen die volgen wacht hij gespannen af of er reacties komen op zijn verhullende daad. Het blijft stil. Zelfs na twee maanden is er niemand die iets over het beeldje zegt en ook de beha doet stilzwijgend zijn werk.
Een kunstenaar is geen knutselaar die onopvallend werk levert. Dat weet hij zelf heel goed. Maar wie zal het hem kwalijk nemen dat hij trots is op zijn kunstje?
©Peter Gortworst / nov. 2022