Klik

Hij is te vroeg. Hij is altijd te vroeg. Niet omdat hij bang is te laat te komen maar om te wennen aan de omgeving of de situatie. Op het laatste moment aankomen en dan in korte tijd alles in zich opnemen geeft stress en dat wil hij voorkomen.

Het is niet druk op het terras en hij heeft een tafeltje uitgekozen waar geen looproute langs loopt. De serveerster heeft hij afgewimpeld met de mededeling dat hij straks gaat bestellen. “Ik wacht nog op iemand,” is zijn verklaring en nu zit hij te wachten.

Een beetje zenuwachtig is hij wel. De eerste ontmoeting met een vrouw die hij nauwelijks kent. Een foto van een gezicht en een paar mailtjes met weinig wetenswaardigheden. Meer is er niet. Zijn vraag om een ontmoeting was positief beantwoord. Gelukkig maar want aan ellenlange mailtjes om elkaar een beetje te leren kennen, heeft hij een broertje dood. Schrijven is niet zijn ding.

Hij ziet haar komen op de fiets. Het gezicht herkent hij van de foto maar de rest klopt niet met de opgegeven beschrijving. Een ‘normaal’ figuur is dus een subjectief begrip. Zelfs ‘volslank’ dekt niet geheel de lading. Hij is gaan staan en ze stapt op hem af. Hij steekt zijn hand uit en zegt: “Dag, ik ben Henk.” “En ik ben dus Ank,” zegt ze en schudt zijn hand. Ze gaan zitten en glimlachen geforceerd naar elkaar. “Wat wil je drinken?” vraagt Henk. “Doe maar gewoon koffie,” zegt ze en Henk wuift naar de serveerster.

“Jij bent dus weduwe. Al lang?” vraagt Henk. “Komende zondag twee jaar,” zegt ze. “En ik mis hem nog elke dag. We waren 35 jaar getrouwd. Dat hebben we samen nog gevierd met een leuk weekend in Berlijn. Een mooie stad waar heel veel te zien is. We hebben nog tegen elkaar gezegd dat we er nog een keer heen moesten omdat er meer te zien is dan je in één weekend kan bekijken maar ja, dat is er dus niet meer van gekomen. Drie dagen later, we zitten, met onze jassen aan, even in de tuin. Hij maakt nog een opmerking over de hazelaar die uit begint te lopen, hoest een keer heel lelijk, geeft zomaar over, zakt naar voren en is dood. Je weet niet wat je overkomt. Wat moet je doen? Ik heb 112 gebeld en die hebben nog wel geprobeerd om hem te reanimeren maar blijkbaar was het al te laat.

Je denkt elkaar te kennen, ik bedoel, we waren zo lang samen, we hebben geen kinderen dus je bent op elkaar aangewezen maar ik heb nooit iets gemerkt van hartklachten of zo. Hij heeft er ook nooit iets over gezegd. Misschien heeft hij wel eens wat gevoeld maar het was niet zo’n man die voor elk wissewasje naar de dokter loopt. Ik heb hem er wel eens naar toe moeten sturen omdat hij maar bleef hoesten en zich niet goed voelde. Bleek hij een longontsteking te hebben! Dus misschien heeft hij wel eens wat gevoeld maar er zijn mond over gehouden.

Het was ook niet zo’n prater. Soms, als er wat was en zeg nu zelf, in elk huwelijk is wel eens wat, moest ik er echt voor gaan zitten om te ontdekken wat hem dwars zat. Je moest bijna de antwoorden in zijn mond leggen. Ik wist heel goed wat hem dwars zat maar ik wilde het hem horen zeggen. Hij had het van thuis blijkbaar niet meegekregen dat praten over gevoelens en zo. En opkroppen hé. Hij slikte liever zijn ongenoegen in dan er over te praten en ja, dat gaat fout. Het is net een emmer die langzaam gevuld wordt en dan plotseling omkiept en leeg loopt. In het begin van ons huwelijk heb ik dat ook een paar keer meegemaakt. Je weet niet wat je overkomt! Er gaat een kleinigheidje mis en je krijgt een bak verwijten naar je hoofd waar de honden geen brood van lusten.

Maar dat is wel beter geworden. Ik pikte dat niet en heb het hem wel geleerd om dat anders te doen en gelukkig wilde hij dat ook wel. Weet je, je houdt van elkaar en we waren alle twee vechters die wisten dat we voor elkaar bestemd waren. Dat we geen kinderen konden krijgen was wel zwaar. Als ze toen die technieken hadden die er tegenwoordig zijn, was het misschien wel gelukt maar ja, op een gegeven moment ben je domweg te oud”.

Ze pakt haar kopje en drinkt haar koffie. Over de rand van het kopje kijkt ze naar Henk. Een beetje ongemakkelijk kijkt hij terug. Weet zich geen houding te geven maar weet wel dat ze nog lang niet is uitgepraat. Zijn volgende vraag die deze monoloog, deze niet voorziene woordenwaterval zou kunnen stoppen of het ‘gesprek’ een andere wending zou kunnen geven, komt jammerlijk te laat.

“In het begin van ons huwelijk was de seks gewoon leuk,” gaat ze verder. “Maar toen er kinderen moesten komen ging het op werken lijken. Temperaturen bijhouden en als het zover was deden we het om de haverklap. Juist het moeten verpestte alles en toen we ons realiseerden dat het niets zou worden hebben we een hond genomen. Nou ja, ìk heb een hond genomen. Hij wilde geen beesten in huis maar ik moest toch wat met mijn gevoel. Hij had er een vreselijke hekel aan om ’s avonds laat nog met dat beest naar buiten te gaan maar ik ging zo laat niet in mijn eentje de straat op. Toen hij een keer thuis kwam met een gebroken pols omdat hij, bij het uitlaten van de hond in de sneeuw uitgegleden was, heeft hij mij voor de keuze gesteld. De hond er uit of hij er uit. Dat vond ik heel lelijk van hem. Ik had die hond toch niet voor niks?

Nee, hij had wel vaker van die eigenaardige dingen. Ging soms gewoon zijn eigen gang zonder rekening met mij te houden. Met zijn pensioen bijvoorbeeld. Hij had een goede baan en kon met zijn 61e al met pensioen maar dat wilde hij niet. Hij heeft doorgewerkt tot zijn allerlaatste dag en alle argumenten die ik aandroeg wuifde hij gewoon weg. We hadden al zoveel eerder samen leuke dingen kunnen doen maar blijkbaar was zijn werk belangrijker dan mijn geluk. Ik neem het hem niet kwalijk hoor maar jammer is het natuurlijk wel.”

Ze stopt even en kijkt naar Henk. “Jij bent ook niet zo’n prater,” constateert ze. Henk haalt even zijn schouders op maar voor hij antwoord kan geven is ze hem weer voor. “Ik zoek een vent die wat te vertellen heeft, waar ik mijn verhaal bij kwijt kan en waarbij ik een klik voel. Volgens mij kan ik dat niet bij jou en die klik voel ik ook niet. Jij wel?” “Nee,” zegt Henk, “Ik voel ook geen klik.”

“Dan zijn we klaar. Ik neem aan dat jij de koffie betaalt?” Ze staat op, geeft Henk een hand en vertrekt.

kopstoot

Terug in zijn stoel steekt hij zijn hand op naar de serveerster. “Ik wil graag een kopstoot.” Ze kijkt hem vragend aan. “Een groot glas bier en een jonkie ernaast,” verklaart Henk. “Ben ik heel erg aan toe.”

© peter gortworst aug.2015

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in korte verhalen en getagged met , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Klik

  1. Hahaha! Erg mooi (en herkenbaar) beschreven!!!

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s