Hij neemt een mandje. Het is nog vroeg. Druk is het niet maar hij heeft het gevoel dat met een winkelwagen er meer tijd verloren gaat. Met drie pakken Brinta, vier liter melk, een blok kaas, achterham en een volkoren brood komt hij bij de kassa.
‘Goedemorgen, meneer Wolmans,’ zegt het meisje achter de kassa.
‘Ja, ja, goedemorgen.’
Ze wil wat aardigs zeggen. Dat lukt even niet omdat ze iets ruikt. Een lucht van ongewassen oksels en oude urine. Dat zal toch niet bij de aardige opa Wolmans vandaan komen? Ze buigt zich een beetje naar opa toe. Ja hoor. Hij stinkt en niet zo’n beetje ook.
‘Laat u een baard staan?’
‘Een baard?’
Hij grijpt naar zijn kin en voelt inderdaad haren.
‘Ja, ja, een baard.’
‘Ik vind dat wel mooi,’ zegt ze.
Klantvriendelijkheid staat hoog in het vaandel bij deze buurtsuper.
‘Het staat u goed. Hij is mooi grijs.’
‘Ja, ja.’
Hij rekent af en haast zich naar huis.
Zodra het kan, vertelt het kassameisje aan de eigenaar van de buurtsuper dat opa Wolmans is geweest. Ze verhaalt van zijn ongewassen gezicht en handen. Ook de geur die om hem heen hangt, blijft niet onbesproken. Ze maken zich zorgen. Zo’n man op leeftijd. Alleen in dat huis. Gaat dat wel goed? De eigenaar kent de buren. Hij gaat wel met ze praten. Misschien weten zij wat meer.
Als hij de melk, kaas en achterham in de koelkast wil leggen, ziet hij dat iets niet goed is. De witlof in de groentelade is bruin. Hij neemt de lade eruit en ontdekt dan ook een bosje radijs. De bladeren zijn geel en bruin. De radijsjes verschrompelde balletjes waar nog weinig rood aan te zien is. Hij zet de lade in de gootsteen. In de deur liggen drie in aluminium verpakte dingen. Eén voor één maakt hij ze open. Het zijn een stukje kaas, het kontje van een leverworst en een schijf corned beef. Ze hebben twee dingen gemeen: schimmel en stank. Hij begint zich te ergeren. Op dit soort ongein zit hij niet te wachten. In een opwelling wil hij de deur dichtgooien en de boel de boel laten. Het verstand, wat met de jaren gekomen is, maakt hem duidelijk dat dit niet de goede handeling is. Zuchtend controleert hij daarom de overige inhoud. Het resultaat is een pot aardbeienjam met schimmel en groene varkenslever. Dat laatste spijt hem. De verpakking is niet eens open geweest en een boterham met lever had hem nu wel gesmaakt.
Hij kiept alles in de afvalemmer, maakt de groentelade schoon en zet de verse boodschappen op hun plaats. Dan haast hij zich naar zijn bureau.
‘Goh, ja, nou je het zegt. We hebben hem al weken niet gezien,’ zegt de buurvrouw tegen de eigenaar van de buurtsuper, ‘Als alles zijn gangetje gaat, valt het niet zo op natuurlijk. Maar ik ga vanmiddag wel even bij hem langs. Even kijken.’
Hij is met zijn hoofd op de armen in slaap gevallen. De screensaver waaiert gekleurde strepen over het scherm. De deurbel maakt hem wakker en hij moet even bij zinnen komen. Korte nachten en hazenslaapjes eisen hun tol. De bel klingelt een tweede keer. Hij komt overeind en opent de deur.
‘Dag buurman,’ zegt de buurvrouw monter, ‘Ik kom even kijken of het wel goed gaat met je.’
Hij weet niet wat hij moet zeggen. Hoezo zou het niet goed met hem gaan? Het gaat hem uitstekend.
‘Waarom? Hoezo?’
‘Nou, we hebben je al in weken niet gezien. We dachten hij zal toch niet dood in huis liggen?’
‘Nee, als dat zo is kom ik het je wel zeggen. Maak je geen zorgen. Het gaat mij goed.’
Ze is niet gek. Ze ruikt dezelfde geur die het kassameisje al eerder rook en die baard is geen baard. Het is gewoon een ongeschoren en ongewassen kop. Ze probeert langs hem heen te kijken. Ze wil zien of er in de woning iets is wat niet klopt. Dat lukt niet. Met de deur half open, blokkeert hij elk uitzicht. Ze vertrekt onverrichterzake. Thuis zoekt ze het telefoonnummer van zijn dochter.
Koortsachtig rammen zijn vingers op het toetsenbord. Er rammelt iets aan de deur. Voor hij zich realiseert wat er gebeurt, staat zijn dochter in het halletje.
‘Wat kom jij doen?’ vraagt hij.
‘Kijken wat jij aan het doen bent. Jezus pa! Wat zie je er uit? Scheer jij je niet meer?’
‘Uh…uh… daar heb ik geen tijd voor.’
‘Geen tijd? Waarom…’
Dan dringt de vieze lucht haar neusgaten binnen.
‘Gadverdamme pa! Je stinkt! Je stinkt echt! Douche jij je niet?’
Uh…uh… niet zo vaak nee.’
‘Waarom niet?’
‘Zoals ik al zei. Ik heb daar geen tijd voor.’
‘Man. Je barst van de tijd. Waar ben je dan zo druk mee?’
‘Mijn boek.’
‘Boek!?’
‘Ja. Ik moet nog een mail sturen naar de Ierse kustwacht omdat ik weten wil of je met een kleine boot ongezien daar langs de kust kan varen. Ik moet nog uitzoeken of je van Ierland zonder paspoort naar Dover kan reizen. Ik moet nog uitzoeken wat er gebeurt als de brandweer in een brandende auto een lijk vindt. Ik moet…’
Ze onderbreekt hem.
‘Pa. Ik vind het allemaal best. Wat ik niet best vind is jouw toestand. Je gaat nu naar boven en je gaat je douchen en scheren. Trek andere kleren aan en zoek alles wat je aan wasgoed kan vinden bij elkaar.’
Hij wil protesteren maar haar dwingende blik laat hem eieren voor zijn geld kiezen. Hij gaat naar boven en zij loopt de keuken in. Met haar hand voor haar mond bekijkt ze de chaos. De vuile vaat staat hoog opgestapeld op het aanrecht. Waarschijnlijk is er geen ongebruikt bordje, glas of kom meer in de kasten te vinden. De afvalemmer zit zo vol dat het deksel niet meer sluit en de twee vaatdoekjes in de gootsteen zien er zo goor uit dat ze deze met een vork verwijdert.
Ze begint aan de afwas. Haar vader komt naar beneden met een volle wasmand.
‘Hier!’ commandeert ze, ‘Afwassen!’
De mand neemt ze mee naar de bijkeuken en het is meer dan in één keer gewassen kan worden.
‘Schaam jij je niet?’ vraagt ze als ze weer in de keuken is.
‘Voor wie?’
‘Voor mij. Voor de buren misschien?’
‘Nee.’
‘O? Voor je bezoek dan?’
‘Ik vraag niemand op bezoek tot het boek klaar is. Jij bent ook te vroeg. Als het boek klaar is, heb ik weer tijd voor dit soort dingen.’
Met een armgebaar laat hij zien dat het de vaat betreft.
‘En hoe lang duurt het nog voor dat boek klaar is?’
‘Mm, dat kan nog wel even duren. Doortje ontdekt dat ze lesbisch is en ze gaat samenwonen met Betty. Ze willen een kind adopteren maar Jaap, de vriend van Doortje, zit nog op zee in een bootje bij de Ierse kust en weet nog van niets. Dat alles opschrijven kost zeker vijf hoofdstukken en dan is nog dat lijk wat….’
‘Pa, bespaar mij je verzinsels. Nu is het belangrijk dat we dit huis weer een beetje op orde brengen en dat doe ik niet alleen. Je helpt maar mooi mee.’
Hij helpt inderdaad mooi mee. Niet omdat hij het nodig vindt. Hij is niet gek. Hoe eerder zijn dochter tevreden is, hoe sneller hij weer aan zijn boek kan werken. Hij moet nog bedenken wanneer en hoe Doortje uit de kast komt.
‘Zal ik alvast gaan stofzuigen?’ vraagt hij met een onschuldig maar fris gewassen en geschoren gezicht.
‘Dat is goed. Dan dweil ik ondertussen de keukenvloer.’
Ze is blij dat haar vader toch nog verstandig blijkt te zijn.
© peter gortworst / aug. 2020
Afbeelding: © ggw-stock.adobe.com
En toch wil ik nu graag dat boek lezen ….
Stille groet,
LikeLike
Geduld Rob, geduld…
LikeLike
Mensen hebben veel karakter eigenschappen in mij gezien of gevonden.
Maar geduld …..
Stille groet,
LikeGeliked door 1 persoon
Ik kan inderdaad ook niet wachten tot het boek af is. Je maakt ons steeds nieuwsgieriger.
LikeGeliked door 1 persoon
Dat boek…gelukkig kan hij snel weer verder met schrijven en in een schoon huis met een gewassen en geschoren gezicht kan hij weer even doorwerken 😀 mooi stukje, Peter!
LikeGeliked door 1 persoon
Ik ben heel blij dat het niet autobiografisch is idd Peter…😉
LikeGeliked door 1 persoon
Een echte schrijver zo te zien. Die gaat de Libris Literatuur Prijs nog winnen. Wat ik je brom.
LikeGeliked door 1 persoon