Wanneer je als cursusleider bijna alleen maar in de grote steden van de randstad werkzaam bent, is een klus van vier dagen in Maastricht een welkome afwisseling. Ze heeft de bureaumedewerkster gevraagd een klein, knus hotel te boeken in een dorp net buiten de stad. De standaard hotels met snelle streberige zakenlui en jolige werklieden, kunnen haar even gestolen worden. Ze heeft uitgekeken naar de rust van het platteland met ’s avonds een wandeling door de omgeving. Even geen hectiek en het nuttige met het aangename verenigen.
De cursusdag is ten einde en ze rijdt de stad uit, op weg naar haar overnachtingsadres. ‘Hotel Café Restaurant’ staat er op de gevel en verwachtingsvol druk ze de koperen deurklink naar beneden. De ruimte wordt overheerst door een enorme bar. De koperen reling is dof en de barkrukken staan schots en scheef. Op de donkerbruine tafeltjes liggen roodbonte plastic zeiltjes. De stoelen, dezelfde die ze kent uit tijd dat ze nog thuis woonde en in dezelfde donkerbruine kleur, staan ordelijk gerangschikt rondom de tafels. Dat dan weer wel. De planken vloer is bruin. De wanden zijn crèmekleurig gestukt en het balken plafond is voor het gemak met dezelfde verf behandeld als de vloer. Aan de wanden hangen koperen schemerlampjes met rode kapjes. Het licht wat ze uitstralen is meer bedoeld om hun aanwezigheid te tonen dan hun omgeving te verlichten. Al met al maakt het een sombere indruk die nog versterkt wordt door de man achter de bar. Hij is op leeftijd en zijn gezicht straalt een zorgelijk bestaan uit. Dan ontdekt ze in de hoek van de bar een gast. Diep gebogen zit hij op zijn kruk. De kin rust net niet op de bar. Voor hem een groot glas bier en zolang het daar beneden in dat glas helder geel is en de hemel schuimend wit, is het leven goed. Ze noemt haar naam en de barman vertelt dat ze kamer drie heeft. Die is boven en de sleutel zit in de deur. Hij zucht zo diep na deze mededeling dat ze zich afvraagt welke lichamelijke inspanning deze zucht rechtvaardigt.
Als je het aardig zegt is de kamer gedateerd maar het ruikt fris en het is schoon. Het bed ligt lekker maar de tv is een onmogelijk klein ding wat te ver van het bed aan de muur hangt. Ze zoekt de afstandsbediening en ontdekt dan dat zo iets moderns hier niet van toepassing is. Handbediening en meer dan zes kanalen zijn er niet. Het douchen is een genot, ze trekt makkelijke kleren aan en gaat naar beneden om wat te eten.
Zodra ze zit komt de barman met de kaart. Er staan niet veel gerechten op maar het is gevarieerd. Ze besteld een witte wijn, een uiensoepje en medaillons van varkenshaas. Met een diepe zucht hoort hij haar aan en vertrekt richting keuken.
In de hoek van de bar wordt enig gestommel hoorbaar. De onderkant van het glas is niet meer helder geel en de schuimend blonde hemel vertoont lelijke gaten. De dame achter de bar en waarschijnlijk de wederhelft van de barman, tapt een nieuw glas en de rust keert weder.
Het eten is goed en het smaakt haar. Gedurende haar maaltijd is het langzaam drukker geworden. Bij de bar staan een aantal mannen met elkaar te praten en twee andere tafeltjes zijn bezet door twee stelletjes. Ze is klaar en veegt haar mond af met een servet. Zodra ze het servet op de tafel legt wordt het rumoeriger. Blijkbaar heeft men uit beleefdheid gewacht met wat luider praten tot zij klaar was. Ze glimlacht, staat op en loopt naar buiten.
Een korte wandeling zal haar goed doen.
Zonder Google Maps zou ze in deze vreemde omgeving reddeloos verloren zijn. Als zij in een warenhuis een andere uitgang neemt dan die waar ze binnengekomen is, heeft ze geen idee waar ze zich bevindt. Zo iemand kan niet zonder deze app op haar telefoon en vol vertrouwen in dit stukje techniek loopt ze het dorp uit. De zon daalt richting horizon en het is aangenaam koel. De heuvels bieden mooie vergezichten en ze is blij dat ze geen hotel in de stad genomen heeft. Een duidelijk bejaarde man op een fiets komt haar tegemoet. Hij houdt de trappers stil als hij haar passeert en steekt hij zijn hand op. ‘Haije’, zegt hij. ‘Hoi,’ zegt ze. Nog geen minuut later komt hij haar achterop. Weer zegt hij ‘Haije’ en weer zegt zij ‘Hoi’. Verschillende malen kijkt hij daarna achterom. Een gevaarlijke bezigheid want hij slingert op die momenten vervaarlijk. Dan slaat hij rechtsaf het erf van een kleine boerderij op. Het zou haar niet verbazen wanneer hij, samen met zijn vrouw, haar vanachter de gordijnen staat te bespieden. Wie is dat en wat moet die hier?
Ze kruipt in bed. Morgen om half acht is het ontbijt klaar en moe van de lange dag slaapt ze in.
Ze wordt wakker omdat ze een vliegtuig hoort. Even weet ze niet waar ze is. Het geluid wordt steeds harder en harder. Met schrik bedenkt ze dat het ding misschien wel neerstort maar laat het dan niet op dit hotel zijn. Dan vliegt het met donderend geraas over het hotel. De ramen rinkelen en verstijft van angst ligt ze in bed. Ze kijkt op haar horloge. Zes uur! Ze staat op en drinkt een glas water. Net als ze besloten heeft om verstandig te zijn door nog een uurtje te gaan slapen, komt er een tweede vliegtuig aan. Slapen kan ze wel vergeten. Ze neemt een douche, pakt haar boek en gaat op bed liggen lezen. Tegen half acht gaat ze naar beneden. De ontbijttafel is al gedekt.
Volgens de barman is de wind ongunstig. Bij deze wind liggen ze precies in de aanvliegroute van Maastricht Airport. Hij heeft het over de randen van de nacht en ze begrijpt dat het randje om zes uur begint of eindigt als je uitgaat van de nachtelijke slaap. Met een diepe zucht laat hij weten dat dit donderende geweld niet goed is voor de constructie van zijn gebouw en dat ambtelijke molens in Nederland en Duitsland verdomd langzaam draaien. Volgens hem wachten ze net zo lang met ingrijpen tot het niet meer nodig is omdat zijn hotel in elkaar is gestort.
De tweede cursusdag is achter de rug. Ze heeft weer makkelijke kleren aangetrokken en wacht aan haar tafeltje tot de barman met de kaart komt. De barman komt wel maar de kaart niet. Ze kan kiezen uit een karbonade of een eigengemaakte gehaktbal. Daar komen dan spinazie en gekookte aardappelen bij. Ze neemt de karbonade.
In de hoek van de bar zit de man met zijn bierglas. Ze vraagt zich af of hij er weer zit of nog steeds. Toch eens vragen. Ook nu wordt het tijdens haar maaltijd langzaam voller. Er zijn er meer dan gisteren maar de stemmen klinken gedempt. Dan krijgt ze idee. Ze is klaar en veegt haar mond af met het servet maar in plaats van het neer te leggen, laat ze het van dertig centimeter hoogte vallen. De ridders van het toernooi spelen het spel van de bevallige jonkvrouw perfect mee. Zodra het servet de tafel raakt gaat het volume vier standjes omhoog. Voor haar avondwandeling kiest ze een andere route. Ook een mooie en zonder bejaarde op de fiets.
De wind is blijkbaar gedraaid. Ze wordt wakker van haar wekker en heeft geen vliegtuig gehoord. Dat heeft ook effect op de barman. Hij zucht nog steeds maar minder diep. Hij vraagt of het haar stoort als hij, terwijl ze eet, de vloer gaat dweilen. Nee, dat stoort haar niet. Ze vindt het zelfs leuk om naar mensen te kijken die werken. Uit zijn diepe zucht maakt ze op dat de humor niet begrepen wordt.
’s Avonds zit ze voor de laatste maal aan haar tafeltje. De barman komt met een dampend bord naar haar toe. Een gehaktbal, rode kool en gebakken aardappelen. Met een ‘Astublief, eet smakelijk’ loopt hij weg. Ze eet dus met de pot mee en is dat nu gemakzucht of iets van erbij horen. Eén ding is zeker: de zuchtende barman weet hoe een gehaktbal moet smaken. Aan de bar is het rustig. De man met zijn bierglas is er weer of nog en verderop aan de bar zitten drie mannen die normaal met elkaar praten. Veel kan ze er niet van verstaan maar het klinkt gezellig. Ze maakt geen wandeling maar gaat bij een kapelletje op een bankje zitten. Naarmate het donkerder wordt vallen de geluiden langzaam weg. Een zanglijster en een merel bieden met hun gezang nog tegen elkaar op tot ze beiden er plotseling de brui aangeven. Het concours eindigt onbeslist.
De wind is weer ongunstig. Klokslag zes ligt ze weer schuddend in bed. Ze gaat douchen, doet haar nette pakje aan, pakt haar koffertje in en gaat naar beneden. De barman laat weten dat ze te vroeg is. Er is wel koffie maar het ontbijt is nog niet klaar. Ze kan wachten en neemt de kans waar om hem te vragen naar de klant met zijn bier op ooghoogte. Het blijkt dat hij hier elke avond zit. Het is een triest geval. Een man alleen en niets om handen. Dit is zijn tweede huis. Ze moet even wachten tot er weer een vliegtuig de voegen uit de stenen heeft gevlogen maar dan vraagt ze waarom hij altijd zo zucht. Hij kijkt haar verbaasd aan en weet zich van de prins geen kwaad. Zuchten? Hij? Ongelovig kijkt ze hem aan. Dat kan hij niet menen. Is er nooit iemand geweest die gevraagd heeft waarom hij zoveel zucht? Nee, niet dat hij zich kan herinneren en het is haar beurt om maar eens diep te zuchten.
Na het ontbijt betaalt ze de rekening. Een belachelijk laag bedrag dat ze cash voldoet. Als hij vraagt of alles naar wens was kan ze dat alleen maar bevestigen. Met een diepe zucht zegt hij ‘Mooi. Dan wens ik u een goede thuisreis en wie weet, tot ziens.’
Bewust of niet. De diepe zucht doet toch een beetje afbreuk aan die mooie wens.
© peter gortworst / juli 2020
afbeelding: catenacycling.com
Wat heb je de sfeer van het hotel treffend beschreven. Als ik mijn ogen dicht doe, kan ik het inderdaad ruiken. Ik ben zelf ook wel eens in een dergelijk hotel geweest. Dat je dacht, ‘oei, dit is toch echt wel heel erg vergane glorie’. Maar dat zijn vaak de leukste plekken.
LikeGeliked door 1 persoon