Elske -3-

Het is geen verliefdheid die hij voor haar voelt. Hij zou het eerder omschrijven als interesse. Elske is geen meisje als alle anderen. Elske heeft twee gezichten en hij is misschien wel de enige die dat ziet. Voor iedereen is het de lachebek, de jongensgek, de brutale en de vaak ordinaire puber. Ze wisselt als een knipperlicht van vriendjes en al snel heeft ze ‘de hoer van de school’ als naam. Ze lijkt er niet mee te zitten. Het zou zelfs kunnen dat ze er een beetje trots op is.

Hij zit alleen in de schoolkantine en eet zijn brood. Eén boterham met kaas, eentje met worst en eentje met jam. Elke dag hetzelfde omdat uit orde en regelmaat, rust voortkomt. Plotseling zit zij naast hem. Hij kijkt haar verwondert aan.
‘Ik heb nog nooit met jou gesproken,’ zegt ze.
Zonder iets te zeggen slikt hij zijn hap brood door en weet dat hij haar zoveelste verovering moet worden.
‘Zou je mij niet willen leren kennen?’ vraagt ze met een lachend gezicht.
Als hij haar aankijkt, knipoogt ze naar hem. Zo’n knipoog die meer beduidt. Hij kijkt terug en bestudeert zo lang haar gezicht dat zij zich er ongemakkelijk bij gaat voelen.
‘Waarom huil je?’ vraagt hij.
De lach is plotseling verdwenen.
‘Ik huil niet.’
‘Je gezicht niet, nee, maar je ogen wel.’
Even zegt ze niets en kijkt hem aan, met een gezicht wat een mengeling geeft van nietszeggendheid en brutaliteit.
Ze staat op. Voor ze wegloopt sist ze hem toe:
‘Idioot!’
Hij kijkt haar na. Ze loopt als een mannequin en haar kleine kontje wipt bij iedere stap, beurtelings rechts en links, een beetje omhoog. Hij kan er niets aan doen: ‘Something in the way she moves’ zingt het in zijn hoofd als de volgende boterham aan de beurt is.

Het is hem duidelijk dat ze hem heeft opgewacht. Ze staat niet voor niets in de stalling bij zijn fiets. Het is het begin van een relatie die bol staat van tegenstrijdige verwachtingen. Hij wil heel graag weten waarom zij hem uitgekozen heeft en wie zij werkelijk is. Zijn vragen worden met zwijgen, irritatie en nukkigheid gepareerd. Zij wil graag plezier met hem maken en vrijen maar alleen al aan de eerste tongzoen houdt hij een nare smaak in de mond over. Het duurt daarom niet lang voor hij haar een brief schrijft met de mededeling dat het voor hem over en uit is. Ze hebben elkaar na die schooltijd nooit meer gezien en zij is voor hem in de vergetelheid verdwenen. Zij was een rimpeling in zijn bestaan en de tijd heeft deze glad gestreken.

 

En nu zit zij bij het voeteneinde van het bed.
‘Hoe kom je hier? Is dit soms een enorme halloweenstunt?’ vraagt hij.
‘Nee, daar heeft het niets mee te maken, hoewel, het zou inderdaad een mooie stunt zijn maar nee, het is gewoon….. ik weet het niet, ik schijn dit te kunnen.’
Als hij niets zegt en haar alleen maar vragend aankijkt, zegt ze:
‘Ik ben dood. Ik was de laatste in een file en de vrachtwagen achter mij had dat niet door. Ik heb mijzelf gezien in mijn auto en vanaf daar is het een beetje vreemd. Die tunnel waarover gesproken wordt is er wel maar ik wilde nog niet. Het was te plotseling en ik was nog niet klaar.’
‘Hè? Je bent dood? Hoe kan het dan dat je hier zit als Elske van toen? Ben jij die vrouw die ik overal tegengekomen ben of zijn er meer als jou?’
‘Nee, ik was het alleen en ik denk dat ik er uit zie zoals ik mij op dat moment voel. Ik heb daar geen controle over. Weet je, als je ouder wordt ga je terugkijken. Dat doe jij ook. En dan zijn er zaken die je altijd hebt willen weten. Waarom en met welke zin is dat toen en toen gebeurt? Wat als ik een andere beslissing genomen had? Hoe is het met die of die gegaan en hoe zou het geweest zijn als ik niet die maar met die andere getrouwd was? Allemaal vragen waar je normaal geen antwoord op krijgt. Het ‘wat als’ opent een deur die je beter dicht kan laten. Het verleden is verleden tijd en alles is gegaan zoals het gegaan is. Daar verander je niets meer aan.’
‘Maar waar ben jij dan nog niet klaar mee? Wat wil je nog doen en kan je eigenlijk wel wat doen?’
‘Jij bent één van de dingen waar ik nog niet klaar mee was. Weet je nog dat ik naast je kwam zitten in de kantine?’
‘Ja, nu wel en ik weet niet waarom. Ik heb er nooit meer aan gedacht en nu staat het mij bij alsof het gisteren gebeurt is.’
Ze glimlacht.
‘Jij hebt mij toen gevraagd waarom ik huilde. Ik ben die vraag nooit vergeten omdat het zo verschrikkelijk waar was. De vraag maakte mij bang en ik voelde mij gelijktijdig door jou aangetrokken. Ik kon toen niet anders reageren en ook gedurende onze verkeringstijd niet. Ik moest mijn grote geheim bewaren. Er over praten wilde ik wel maar kon ik niet omdat de consequenties te groot en te onoverzichtelijk waren. Toen jouw brief kwam, was mijn laatste kans om het er misschien in de toekomst over te hebben, verkeken. Ik heb jouw brief altijd bewaart en ik heb je later vaak gezocht. Om eerlijk te zijn: je bent nooit uit mijn gedachten geweest. Jij was anders dan al die mannen uit mijn leven. Ze wilden mij allemaal hebben omdat ik donders goed wist hoe ik ze tevreden kon stellen met mijn lijf. Niemand vroeg mij wie ik echt was. Misschien was het ook wel mijn eigen schuld. De liefde die ik geleerd heb, was geen liefde of misschien slechts een deel van wat liefde zou moeten zijn. Helaas was jij onvindbaar. Geen Facebook, Instagram of Twitter. Niemand die wist waar je gebleven was en het mooie van dood zijn is dat dit soort zaken eenvoudig op te lossen zijn.’
‘Ik begrijp niet goed…. nee, ik snap hier niets van. Voor mij is dood echt dood. Er is gewoon niets meer en nu zit jij hier mijn zekerheden omver te gooien. Hoe ziet het eruit waar je nu bent? Hoe beweeg jij je? Ben je nu een geest? Hoe weet je wat je doen moet?
‘Dat kan ik je allemaal niet zeggen. Geen idee hoe alles hier werkt. Het is voor mij ook de eerste keer. Ik weet alleen dat ik tijd gekregen heb om jou te ontmoeten. Ik wilde zo graag weten hoe het jou is vergaan. Was ik jouw eerste meisje en waren er na mij andere?’
‘Jij was de eerste en ook de laatste.’
‘En ben ik daar de oorzaak van?’
‘Nee, het gaat mij goed als ik alleen ben. Dan is alles overzichtelijk. Ik weet, ik ben een zonderling maar dan wel een gelukkige.’
Plotseling schiet hem de hond te binnen.
‘Waarom heeft mijn hond eerst tegen jou geblaft en later niet meer?’
‘Omdat een hond meer ziet dan een mens. Ik ben een nieuwe verschijning voor hem maar nu niet meer. Hij ligt beneden in zijn mand en ik heb hem even gerustgesteld. Het is een lief beest.’

Langzaam is het gezicht van Elske aan het veranderen. Het is meer een vrouw op middelbare leeftijd en niet langer het meisje van toen.
‘Je gezicht wordt ouder,’ merkt hij op.
‘Ja, ik weet het. Mijn tijd zit er bijna op.’
‘En dan?’
‘Dan ga ik door de tunnel en ben ik, voor zo ver ik nu weet, voor altijd weg.’
‘Wat is dat grote geheim waar je over sprak?’
‘Ach, het gewone verhaal. Een vader met losse handjes en een net zo losse gulp. Een vriend van hem die er ook wel pap van lustte en een machteloze moeder die regelmatig alle hoeken van de kamer zag. Het is alleen zo jammer dat zoiets je hele leven tekent.’

Hij voelt een kou zijn hart omklemmen. Hoezo het ‘gewone verhaal’? Dit is niet normaal. Dit mag toch nooit gewoon worden? ‘Jammer’ is in dit geval een understatement van de bovenste plank.
‘Daarom heb ik je altijd gezocht,’ gaat ze verder, ‘Jij gaf mij een vermoeden van een andere wereld. Een wereld waarin een mooi of lekker lijf met alles wat je daar mee kan doen, niet het belangrijkste is.’
‘Het spijt mij dat ik onvindbaar voor je was. Ik heb nooit kunnen vermoeden dat een vraag van drie woorden zo belangrijk was.’
‘Je moet geen spijt hebben. Je hebt mij iets gegeven wat ik als een juweel bewaard heb: de hoop dat ik je ooit zou vinden en jouw rust de mijne zou kunnen maken. Nu hoef ik niet meer te zoeken. Wat ik gehoopt had met jou te vinden is hier volop. Vreedzaam is misschien wel het goede woord.’

Ze is nu een vrouw geworden met een gezicht wat past bij haar leeftijd.
‘Ik moet gaan,’ zegt ze zacht.
Hij knikt en voelt de tranen in zijn ogen branden. Ze staat op, knielt naast zijn bed en slaat haar armen om hem heen. Ze kust hem op zijn mond.
‘Dag,’ zegt ze en hij is alleen.

Hij valt achterover en een genadige diepe slaap overvalt hem. Als hij wakker wordt, ontdekt hij de hond die naast hem ligt. Het beest slaapt. Zijn emoties nemen de overhand en hij kan maar aan één ding denken:
‘Elske!’ stamelt hij.
Dan begraaft hij zijn gezicht in de nekharen van de hond en huilt.

 

 

© petergortworst / okt. 2019
foto: maker Alexey_M
         Getty Images/iStockphoto

 

 

 

 

 

 

Dit bericht werd geplaatst in korte verhalen en getagged met , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op Elske -3-

  1. Wilma Phillipson zegt:

    Mooi!

    Geliked door 1 persoon

  2. Wat mooi geschreven. En wat triest.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie