Wanneer de kinderen de deur uit zijn en zelden nog van zich laten horen, het werk een wekelijkse en maandelijkse routine heeft zonder uitdagingen, de hond ’s avonds om precies kwart over tien zelf klaar gaat staan voor het laatste rondje en de zin ‘Kom vrouw, we gaan naar bed’ net zo vanzelfsprekend is als de klok die elf uur slaat, de nachtzoen een standvastige vluchtigheid heeft en je vermoeid van niets in slaap valt, dan kan je spreken van een sleur.
Er is nog weinig wat hem raakt. De zoveelste orkaan, vloedgolf, idiote uitspraken van die Amerikaanse president of hun eigen ministers, bombardementen in Syrië, meisjes die slachtoffer zijn van een groepsverkrachting, de opwarming van de aarde of de plastic soep in de oceanen…. het doet hem niets. Met een lege blik staart hij naar de tv en bedenkt dat hij het meeste wel eens heeft gezien. Alles is zo onuitsprekelijk vermoeiend. Er is niets nieuws onder de zon.
Tot deze vrijdagavond. Onderuit gezakt hangt hij in zijn stoel als langzaam, zonder aanwijsbare reden, ‘gedachten’ door zijn hoofd beginnen te waren. Niet plotseling maar langzaam als een opkomende zon. Eerst een heel dun streepje licht en langzaam wordt het meer en meer. Deze ‘gedachten’ worden niet geboren uit het negatieve ‘is dit nu alles?’ Het is eerder een ‘ik ga het anders doen’ en zo begint hij, zonder het zelf te beseffen, vanuit, wat zo netjes heet, een positieve grondhouding. Of de oorzaak in de hormonen gezocht moet worden, weet hij niet. Zijn kennis van het menselijke lichaam gaat niet veel verder dan het benoemen van de verschillende ledematen en een paar organen. Het zouden dus best hormonen kunnen zijn maar werken die bij een man net zo als bij een vrouw? Vooralsnog heeft hij geen behoefte om opvallend lang iets in de koeling van de supermarkt te zoeken dus het zal zich wel anders manifesteren. Aan de cabrio, grote motor en een jonge vrouw denkt hij niet. Veel te veel gedoe maar dat zijn leven op de schop moet is hem wel duidelijk.
Het hele weekend heeft hij na lopen denken over dat ‘op de schop moeten’ en wonderlijk genoeg werd de sleutel hem aangereikt door een klein jongetje in de supermarkt. Het zit in het metalen rekje van de al behoorlijk gevulde kar.
‘Zo, nu de koffie nog,’ hoort hij de moeder zeggen.
‘Waarom?’ vraagt het ventje.
‘Omdat het bijna op is.’
‘Waarom?’
‘Omdat pappa en mamma graag koffie drinken.’
‘Waarom?’
‘Omdat we dat lekker vinden.’
‘Waarom?’
‘Ja,…..Daarom!’ zegt ze met een zucht.
Hij kan zich de irritatie van die moeder goed voorstellen maar de vragen van dat jochie intrigeerden hem. Voor zo’n kind is niets vanzelfsprekend. Alles is nieuw en met die nieuwsgierigheid die vrijwel alle kinderen gemeen hebben, ontdekken ze hun wereld. Zij ervaren hun leven niet als een sleur omdat er elke dag, en misschien wel elk moment van de dag, iets nieuws valt te leren of te ontdekken. Hij vraagt zich af wanneer deze onbevangen nieuwsgierigheid stopt en of het niet beter zou zijn er helemaal niet mee te stoppen. Waarom zou je als volwassene niet dezelfde vragen kunnen stellen? Hij wil ook weer ontdekken, niets als vanzelfsprekend aannemen, zich verwonderen, nieuwsgierig zijn en als proef op de som probeert hij het op zichzelf uit:
‘Ik adem.’
‘Waarom?’
‘Om te kunnen leven.’
‘Waarom?’
Daar moet hij even over nadenken en dat alleen is al bewijs genoeg. Grote woorden als zingeving en levensbestemming waren rond in zijn hersenpan. Zie je wel! Zonder de vragen naar het waarom was hij hier nooit opgekomen. Een antwoord heeft hij niet maar dat is een kwestie van tijd.
Zijn eerste dag als nieuw mens en de eerste werkdag. Hij wil net aan zijn eerste taak beginnen als zijn vrouw belt:
‘Was er vanmorgen iets mis met de havermout?’
‘Nee, waarom?’
‘Je hebt je havermout niet gegeten.’
‘Klopt. Ik heb mij afgevraagd waarom ik dat elke morgen eet en ik kon daar geen goed antwoord op geven. Ik heb toen een eitje gebakken en met een plak ham op een boterham gedaan. Dat was lekker.’
‘O…… nou….. dan is het goed.’
‘Tot vanavond schat.’
Hij drukt haar weg en ziet natuurlijk niet dat zij met enige verbijstering naar haar telefoon kijkt. Schat? Wanneer heeft hij dat voor het laatst gezegd?
Langzaam, als een brandlucht die door steeds meer mensen wordt geroken, verandert de sfeer op de afdeling. De meest saaie piet is een raar mens geworden en niemand heeft enig idee wat er mee of aan gedaan moet worden. Bij de koffieautomaat is hij al meer dan een week het gesprek van de dag. Paulien is zelfs oprecht boos op hem. Toen ze twee zoetjes in haar koffie liet vallen, had hij gevraagd waarom ze dat deed. Ze had geantwoord dat ze op haar lijn moest letten en toen had hij gewaagd op te merken dat een vrouw met wat vlees op de botten beslist niet minder aantrekkelijk was. Ongehoord natuurlijk. Iedereen weet toch van haar harde maar succesvolle strijd tegen haar overgewicht?
Fred heeft het helemaal met hem gehad. Dodelijk nerveus is hij geworden van die stomme waaromvragen. In het begin heeft hij nog welwillend antwoorden gegeven maar op een bepaald moment werd het te gek. Hij is zelfs naar buiten gevlucht en zich bij de rokers in de fietsenstalling gemeld. Dit moet zo niet doorgaan want anders begint hij straks zelf weer te roken.
Buiten hem om heeft de afdeling twee man afgevaardigd om verhaal te halen bij de directie. Is deze saaie piet misschien door de directie geïnstrueerd om op onorthodoxe wijze ieders functioneren te beoordelen? Als de afgevaardigden terugkeren van hun missie wordt de totale onwetendheid die de directie ten toon spreidde natuurlijk amper geloofd en daarmee is de akker van achterdocht flink bemest.
Zelf is hij zich van geen kwaad bewust. De kwade, bevreemde, achterdochtige en angstige blikken ontgaan hem evenals de ontwijkende of zelfs vluchtende bewegingen die men maakt zodra hij zich uit zijn bureaustoel verheft. Dat is niets nieuws. Je ziet het wel vaker. Als eigen gewin of geluk in het geding is en de focus uitsluitend daarop gericht, heeft men vaak geen oog voor het grote of kleine leed dat men anderen daarmee aan doet. Nu is, al of niet gedwongen, op zoek gaan naar een andere baan, een lastige maar veelal niet onoverkomelijke hindernis. Ook voor hem zal dit niet al te lang meer duren daar de brandbrief, ondertekend door het voltallige personeel, een niet weg te poetsen indruk op de leidinggevenden heeft gemaakt.
Voor hem is echter het ‘thuisfront’ veel belangrijker. Zijn min of meer achteloos uitgesproken ‘schat’ bleek het scheutje petroleum te zijn wat het langzaam uitdovende vuurtje nodig had. Het duurt een paar dagen maar dan durft zijn vrouw hem, ’s avonds in de echtelijke sponde, te vragen of hij nog van haar houdt. Bijna automatisch en achteloos antwoordt hij:
‘Ja, natuurlijk.’
Gelukkig. Zijn nieuwe levensinstelling heeft hem geleerd het hier niet bij te laten.
‘Houd je ook van mij?’ vraagt hij.
‘Ja.’
‘Waarom?’
Na een korte pauze komt het verlossende antwoord:
‘Ja, gewoon………. daarom.’
En als ze vervolgens, net als de moeder in de supermarkt, een diepe zucht laat horen, kruipt hij, als een kind zo blij, lekker tegen haar aan.
© peter gortworst / okt 2018
Ik heb genoten van het verhaal.
Soms word ik moe van mezelf en mijn herhaaldelijke vragen waarom ik eigenlijk iets doe. Nu begrijp ik dat het zo gek nog niet is.
LikeGeliked door 1 persoon