Het bankje waar hij op zit is een halve boomstam en staat onder het ver doorlopende dak. Leunend tegen de houten gevel van het huisje kijkt hij uit over het dal. Niet dat daar veel te zien is. De regen valt overvloedig het uitzicht is met veel grijs en mistige flarden wolk zeer beperkt. Ook de stilte die hij gehoopt had hier te horen is daardoor weg. Het onbedaarlijk ruisen van de regen omringt hem en het water, wat via de regenpijpen over de aarde wegloopt, klatert niet vriendelijk maar bruist en dondert als een bezetene. Hoe lang dit gaat duren weet hij niet. Het enige wat hij weet is dat hij met dit rotweer wakker is geworden. Zijn mobieltje heeft geen bereik en als ze hier al iets hebben van een regenradar, heeft hij daar niets aan. Hoewel zijn oorspronkelijke plan best goed in elkaar zat, is alles is anders dan hij zich heeft voorgesteld. En dat ‘alles is anders’ is niet leuk.
Waarschijnlijk is gebrek aan slaap de oorzaak van zijn loslippigheid. Op een donderdagmorgen op je werk komen met een kop als een natte dweil roept bij een oudere collega de vraag op of hij slecht geslapen heeft. Zijn ‘Nee, het is laat geworden’ geeft een logisch ‘waarom?’ en dient natuurlijk ook beantwoord worden. Als hij, een tikje blozend, vervolgens bekent dat hij een boek aan het schrijven is en daar een groot deel van de nachtrust aan opgegeven heeft, wordt het plotseling voor die collega interessant. Dat had hij niet achter hem gezocht. Goh! Een doodgewone collega die een schrijver blijkt te zijn!
Als hij dan toch met de billen bloot moet dan ook maar helemaal en hij vertelt. Niets over de inhoud van het boek, nou ja, de grote lijnen, maar meer over de moeite die het kost om te kunnen schrijven. Dat moet in de gestolen uurtjes. In de weekenden en ’s avonds laat als de kinderen naar bed zijn en Janneke, zijn vrouw, voor de tv zit. Nee, zij vindt het niet leuk dat hij een boek schrijft. Het is ongezellig om alleen op de bank te zitten, alleen in bed te kruipen, een man in huis te hebben die er eigenlijk amper is. Hij begrijpt Janneke best en hoe vaak en hoe bevlogen hij ook aan haar vertelt dat zijn boek hun de kans geeft om uit de sleur van alle dag te komen, wat voor leuke dingen ze met het geld kunnen gaan doen, ze houdt haar twijfels en het lukt hem niet om haar enthousiast te krijgen. Zich spiegelen aan andere schrijvers die ook moeite hadden met hun eerste boek en hun armzalig bestaan, beurt hem dan wel op maar Janneke niet. Die meent dat er wel betere manieren zijn om extra geld in huis te halen maar zij heeft niet die drang die hij bijna dagelijks voelt. De drang om scheppend bezig te zijn, je waar te maken, uit te stijgen boven al je vrienden, kennissen en collega’s. Bekend en vooral gekend worden als iemand die meer kan dan men dacht.
Het hele verhaal, alle personages, alle gesprekken, alle sfeerbeschrijvingen, alle omstandigheden en zelfs het plot heeft hij al in zijn hoofd zitten. Als hij maar een paar dagen achter elkaar kon doorschrijven dan zou het boek zo goed als af zijn.
Als zijn collega hem zegt dat hij een huisje weet in Duitsland waar je door niemand gestoord wordt, komt dit als Gods woord in een ouderling bij hem binnen. Het is een beetje primitief maar het ligt prachtig tegen een bergwand met uitzicht over een dal. De weg daar naar toe loopt dood bij het huisje dus daar komt niemand. Zelf gaat hij daar in de zomer vaak naar toe en hij kent de verhuurder goed. Het is een boer die in het dal woont en hij kan deze man wel bellen om te vragen of je daar in een weekend terecht kan.
Het valt nog niet mee Janneke te overtuigen. Hij een beetje vakantie vieren in de bergen en zij opgesloten zitten in huis. Geen auto voor de deur want die heeft meneer mee en vrijdagmorgen gauw boodschappen doen voor het hele weekend omdat hij zo nodig vrijdagmiddag al wil vertrekken. Er vallen termen als ‘rotboek’ en er is zelfs sprake van enige achterdocht. Zijn aanbod om een selfie te sturen als hij daar is, wordt met een grimmig ‘Ja,ja’ aangehoord. Als hij haar een afscheidszoen wil geven draait ze demonstratief haar hoofd weg en gooit ze de voordeur met een daverende klap dicht.
De reis verloopt voorspoedig en dank zij het navigatiesysteem is de boerderij snel gevonden. Tot zijn schrik bemerkt hij dat zijn Duits niet zo goed is als hij dacht. Het duurt daarom even voor hij door heeft dat zijn auto hier moet blijven en de weg naar het huisje te voet afgelegd dient te worden. Als de boer zeker weet dat zijn huurder begrepen heeft dat hij over het bruggetje rechtsaf moet en alleen maar die weg hoeft te volgen, laat hij hem gaan. Een verdwaalde bewoner van dat vlakke Nederland in de bergen gaan zoeken is niet iets waar je op zit te wachten.
Een doosje met etenswaren onder de linkerarm en een rolkoffer voortslepen met je rechterarm is op een hobbelig karrespoor geen eenvoudige opgave. Het duurt daarom niet lang voor de koffer aan het handvat wordt gedragen. Met regelmaat worden doosje en koffer omgewisseld. Daar de weg alleen maar omhoog gaat, wordt elke wisseling tevens gebruikt om even op adem te komen. Net als de twijfel over de juistheid van de route opkomt, ziet hij het bruggetje. De weg rechtsaf is een steil omhoog lopend en smal pad. Op de steilste stukken heeft men van vlakke stenen iets van een trap gemaakt maar deze bestijgen zonder risico van onderuit gaan met beide armen vol, is te hoog. Het doosje met etenswaren verstopt hij daarom onder een paar struiken. Eerst maar die koffer omhoog slepen.
Via het pad dat af en toe zo vreselijk omhoog gaat dat men er zelfs haarspeldbochten in aangebracht heeft, komt hij puffend en hijgend en met een kop als een biet bij het huisje. Even waant hij zich een Israëliet die voor het eerst het beloofde land ziet. Hij stapt binnen en ontwaart een spartaans ingerichte kamer. Een enorme open haard domineert als een gek. In een hoek staat een tweepersoonsbed, de open keuken is niet meer dan een werkblad met twee kastjes eronder, een stenen wasbak en een houtgestookt fornuisje. In de andere hoek staat een eettafel met twee stoelen en voor de open haard een nogal verschoten sofa. Lichtelijk ontgoocheld kijkt hij om zich heen. Dat ‘een beetje primitief’ was, wat men noemt, een understatement. Hij laat de boel de boel en daalt het pad af om zijn doosje op te halen.
Het doosje ligt op zijn kant. De zak waar de kadetjes in zaten is leeg, de ham en de kaas zijn helemaal verdwenen en de tandensporen in de zo goed als lege plastic fles met twee liter halfvolle melk tonen aan dat de plaatselijk wildstapel zich dit buitenkansje niet aan hun uitstekende neus voorbij hebben laten gaan. Het pak koffie, de twee doosjes met gedroogde soep en de bekers met spaghetti bolognese die je tot het streepje met heet water moet vullen, zijn nog heel. Zachtjes vloekend klimt hij weer omhoog.
Als de kamer blauw staat van de rook herinnert hij zich dat de schoorsteen van de open haard eerst voorverwarmt moet worden door er een paar brandende kranten in te leggen. Hij neemt dit zichzelf niet eens kwalijk. Hij is ondertussen van de ene in de andere toestand van verbazing geraakt en inmiddels heeft deze de graad van verbijstering bereikt. De ontdekking dat er geen stromend water is maar een regenton met een kraantje is de eerste. De ontbrekende douche en de constatering dat het kraantje van de ton ook medeverantwoordelijk is voor de persoonlijke hygiëne, maakt twee. Na enig zoeken vindt hij het toilet. Een klein hok, zo’n 20 meter achter de berghut, met daarin een dikke balk boven een diep gat. In de gauwigheid telt hij 12 luchtverfrissers keurig op een rij aan een balkje van het dak. Desondanks stinkt het als een oordeel.
Het ontbreken van elektriciteit maakt duidelijk dat de olielamp er niet voor de show hangt maar het besef dat hij zonder die elektriciteit met zijn laptop weinig kan uitrichten overtreft alles. Dat waarvoor hij een lange rit gemaakt heeft, zijn Janneke verdrietig en boos achterliet, zijn weekend met een extra vrije dag opgaf om hier te kunnen schrijven valt in het water. Als hij dan ook nog ontdekt dat hij met zijn mobieltje geen bereik heeft en dus de beloofde selfie niet kan verzenden, vervalt hij in een diepe droefenis die gelardeerd wordt met dikke lagen zelfbeklag. Vechtend tegen de tranen stookt hij het fornuisje op en als er eindelijk koffie is en hij zijn noodlot tot aanvaardbare proporties terug heeft geredeneerd, besluit hij te gaan schrijven tot de batterij van de laptop leeg is. Dat is sneller dan hij dacht en in de hoop op een droomloze nacht, stapt hij in bed.
Wachten op beter weer is geen optie. In de bergen kan het van het ene op het andere moment opklaren maar daar heeft hij de tijd niet voor. Als er nog iets van zijn schrijfwerk terecht moet komen dan kan hij beter iets gaan doen. Er moet vast iets van een dorp of stad in de buurt zijn waar hij zijn verloren gegane proviand kan bijvullen en iets kan vinden om zijn schrijfkunsten de vrije hand te geven. Hij doet zijn jas aan en begint aan de lange weg naar het dal. Het blijkt een gevaarlijke onderneming. Het pad is een lange weg van glibberig modder en spekgladde stenen. Op enkele plaatsen heeft het water bezit genomen van het voetpad en er een waterweg van gemaakt. Hij sopt in zijn schoenen en met de nodige angst in zijn hart vreest hij de val die schijnbaar onvermijdelijk gemaakt zal worden. Niet alles gaat fout. Heelhuids bereikt hij zijn auto. De dichtstbijzijnde stad is een half uur rijden en ondertussen wordt zijn telefoon bijgeladen.
In de stad koopt hij twee dikke schriften, drie pennen en eten voor de resterende anderhalve dag. In een Kiosk neemt hij een bord patat met een halve kip en stuurt zijn selfie naar het thuisfront. Dat hij daar geen reactie op krijgt verbaast hem niet.
Als hij bij zijn berg aankomt is het droog en vol goede moed vangt hij de tocht naar boven aan. Dat het, dank zij de gladheid langer duurt dan gisteren, kan zijn pret niet drukken. Straks kan hij schrijven als een echte schrijver. Op papier met een pen en in armzalige omstandigheden zal zijn boek, zijn kindje, zijn roman waarmee hij zal debuteren en waardoor hij alom geroemd zal worden, gestalte krijgen. Het wordt een bestseller en Janneke zal trots op hem zijn.
Op één van de steilste stukjes schiet zijn rechterbeen naar links onder hem vandaan. Voor hij weet wat er gebeurt rolt hij de berg af en smakt tegen een grote steen die de eeuwigheid daar neer heeft gelegd. Maandagmorgen gaat de boer hem zoeken. De afspraak is immers dat hij zondagmiddag zou vertrekken. Hij is snel gevonden. Op het pad ligt een plastic tasje met boodschappen en een heel stuk lager ligt de eigenaar daarvan. Doodstil en in een rare houding. De bemanning van de heli haalt hem daar weg. Niet omdat er nog wat te redden valt maar omdat het zo een stuk veiliger is.
© peter gortworst / aug. 2018
foto: papercm.com
Zal Janneke zijn verhaal afmaken?
Mooi, triestig verhaal.
Vriendelijke groet,
LikeGeliked door 1 persoon
Ach jee…………………………….
LikeGeliked door 1 persoon
Oei, wat een ontberingen…
LikeGeliked door 1 persoon
Het is vaak maar verstandiger om niet beroemd te willen worden.
LikeGeliked door 1 persoon
Mooi verhaal, Peter. Triest, maar ook met ‘echte’ gebeurtenissen…
LikeLike