De wensWrat

een kinderverhaaltje op verzoek
Voor Alisha

 

Ze is nu bijna twaalf jaar. Over twee maanden is ze het echt. Dan is ze jarig en ze weet nu al welk cadeau ze gaat vragen: een bezoekje aan de huisarts.

Klinkt dat gek? Ja, voor jou misschien wel maar voor haar niet. Als ze twaalf is mag de dokter haar lelijke Wrat, die precies op de knokkel van haar linker duim zit, weghalen. Voor zover ze weet zit dat ding daar altijd al en ze heeft er een vreselijke hekel aan. Het is een raar ding. Niet mooi rond maar een beetje bubbelig aan alle kanten en ook nog een beetje hoog. Vroeger droomde ze wel eens van die Wrat. In haar dromen werd dat ding steeds groter en lelijker en soms droomde ze dat het ding zo groot en lang werd dat het wel een extra vinger leek. Dan schrok ze wakker en bang deed ze dan het licht aan om naar haar duim te kijken. Gelukkig. Het valt nog mee.

Raar eigenlijk dat je door zo iets kleins, zo van streek kan raken. Dat je zelfs kan gaan denken dat je niet mooi bent, dat iedereen niet een leuk meisje van 11 jaar ziet maar een lelijk kind met een Wrat. O, ze wil best iedereen wel geloven die zegt dat je er niets van ziet en dat je een hartstikke leuk meisje bent maar zij hebben geen Wrat. Dan heb je makkelijk praten.

De dokter heeft gezegd dat een wrat soms vanzelf weg gaat en als dat niet zo is, en zij echt van die Wrat af wil, ze twaalf jaar moet zijn. Het ding is er nog steeds en over twee maanden is ze twaalf en dan is de Wrat weg.

 

De kat zit in de vensterbank en kijkt naar buiten. Zij ligt op haar buik op bed en probeert zich voor te stellen hoe het zal zijn om geen Wrat meer te hebben. Ze duwt er met haar wijsvinger van haar andere hand op maar dat heeft ze al zo vaak gedaan. Dat helpt niks. Gedachteloos duwt, pulkt, rolt en trekt ze aan het ding. Ze kijkt naar de kat die zachtjes begint te miauwen. Dat doet ze vaker als er buiten een vogeltje zit.
‘Hé!’ zegt ze. ‘Er staat in de keuken voer je klaar hoor.’
‘Dat haalt het niet bij vers vogelvlees,’ zegt de kat.
Van schrik kan ze even geen adem halen. Wat was dat! Hoorde ze nu echt de kat praten? Dat kan toch niet? Nee, natuurlijk niet. Katten kunnen niet praten, toch?
‘Kan jij echt praten?’ probeert ze toch maar even.
De kat kijkt haar aan maar ze hoort niets. Zie je wel. Het zou ook heel gek zijn als het wel zo was.

Ze pakt een boek uit haar kast. Een boek wat ze geleend heeft van een vriendin. Het gaat over twee meiden die allemaal spannende dingen beleven als ze met een roeiboot aan het varen zijn. Al lezend speelt ze weer met de Wrat. Dat is al lang geleden een gewoonte geworden.
‘Kan je mij niet even naar buiten laten?’ vraagt de kat.
Met een bons valt het boek op de grond. Ze heeft het echt gehoord. De kat praatte weer! Ze rent haar kamer uit en stommelt  de trap af.
‘Mamma! Mamma! De kat! De kat kan praten!’
Mamma die aan de keukentafel de krant zit te lezen, kijkt haar verbaasd aan.
‘Hoe kom je daar nu bij?’
‘Nou, eerst zei ze dat vogelvlees lekkerder is dan brokjes en toen vroeg ze of ze niet naar buiten mocht. Echt waar hoor! Ik heb het zelf gehoord!’

Mamma kijkt haar nadenkend aan. Een pratende kat kan natuurlijk helemaal niet dus moet er iets met haar meisje aan de hand zijn. Wanneer zeggen meisjes van die rare dingen?
‘Heb jij vannacht wel goed geslapen?’
‘Ja.’
‘Was je niet een beetje aan het dagdromen?’
‘Nee, ik was een boek aan het lezen.’
‘Zou je niet graag willen dat de kat kan praten?’
‘Dat zou wel leuk zijn hè, mamma. Dat we met de kat en de honden en de paarden en de kippen en de vogels zouden kunnen praten. Dan kunnen we vragen waarom de hond soms zo diep zucht of waar de kippen weer eens een keer van geschrokken zijn en of de schapen het niet koud hebben als ze geschoren zijn en het paard vragen of zij het wel leuk vindt om een kar te trekken en de zwaluwen vragen hoe hun reis naar het zuiden is geweest.’
Mamma denkt daar iets anders over. Als de dieren zouden kunnen praten krijgt ze het alleen maar drukker. Haar meisje vraagt haar soms al de oren van haar hoofd en als alle dieren dat ook nog gaan doen….. ze moet er niet aan denken.

‘Weet je’, zegt ze, ‘Soms is er iets wat je heel graag wilt. En soms ga je dan zelfs denken dat het dan ook echt gebeurt. Maar het gebeurt niet. Je denkt het alleen maar en misschien is dat nu ook zo geweest. Je zou graag willen dat de kat tegen je kan praten maar dat kan natuurlijk niet. Je hebt het alleen maar gedacht.’

Ze kijkt haar moeder aan en ze weet dat het niet waar is. De kat heeft echt gepraat. Ze is toch niet gek?
‘Hm,’ zegt ze en ze draait zich om en gaat weer naar haar kamer.

 

Ze zit op de rand van haar bed en denkt heel diep na. Als ze dat doet komt er altijd een diepe rimpel tussen haar neus en voorhoofd. Wat deed ze of wat gebeurde er toen de kat ging praten? Eerst lag ze op bed en de tweede keer zat ze in de stoel. Eerst lag ze een beetje na te denken en de tweede keer zat ze te lezen. Dat heeft niets met elkaar te maken. Deed de kat iets bijzonders misschien? Nee, volgens haar niet. Die zat alleen maar in de vensterbank. Terwijl ze zo diep nadenkt frummelt ze weer aan haar Wrat.
‘Kijk niet zo boos,’ zegt de kat.
En weer houdt ze haar adem in. Dát is het dus! Het is die Wrat! Ze duwt er met haar vinger op.
‘Hoor je mij?’ vraagt ze.
De kat zegt niets. Ze duwt zachtjes tegen de zijkant.
‘En nu?’
Weer niets.
Ze draait met haar wijsvinger een rondje om de Wrat.
‘Nu?’
Niets.
Dan knijpt ze een beetje met haar duim en pink.
‘Nu dan?’
‘Mens, zeur niet zo.’
Het is gelukt! Als ze zachtjes met die twee vingers knijpt, kan ze de kat verstaan. Als ze los laat, niet meer. Dat ze dit nu pas moet ontdekken.

Ze praat met de kat. Die blijkt het hier best naar zijn zin te hebben maar het zou prettig zijn als de kattenbak wat vaker schoon gemaakt wordt. Het is natuurlijk niet fris als je geen goed plekje kan vinden om heerlijk te poepen. En of ze wel weet hoe veel muizen er in en om het huis leven. Het is niet voor niets dat er overdag zo veel geslapen wordt. In de nacht is dit roofdier heel druk met het vangen van muizen en of zij wel weet wat er gebeurt als er geen muizen meer gevangen worden. Dan komt er een muizenplaag en dat is verre van leuk. De kat weet ook te vertellen dat ze kleine wensen kan doen door in de Wrat te knijpen. Hoe hij aan die wijsheid komt? Kom op zeg, denkt zij nu werkelijk dat zij de eerste is met een wensWrat? Ze moet het maar uitproberen en nu zou ze graag naar buiten willen want daar schijnt de zon.

Wat moet ze nu doen? Is het verstandig om dit aan iemand te gaan vertellen? Na lang nadenken weet ze het: voorlopig vertelt ze het aan niemand. Eerst maar een kijken of dat wensen wel werkt en of ze met alle dieren kan praten.

Ze gaat naar beneden. In de keuken is mamma spruitjes aan het schoonmaken. Jasses! Die vindt ze helemaal niet lekker maar misschien kan de wensWrat iets doen. Ze knijpt zachtjes met haar duim en pink in de wrat en denkt ‘pannenkoeken’.
‘Heb jij eigenlijk wel zin in spruitjes?’ vraagt mamma.
‘Nee, niet echt.’
‘Ik eigenlijk ook niet,’ zegt mamma, ‘Pannenkoeken lijkt mij veel lekkerder. Doen?’
Oei! Ze had zich bijna verraden. Ze had bijna gezegd: ‘Ik wist het wel!’ maar ze kon de woorden nog net inslikken.

Als ze aan tafel zitten en lekker smullen van de pannenkoeken zegt pappa:
‘Ik heb vandaag zo hard gewerkt. Ik ga straks even lekker op de bank liggen. Even helemaal niks.’
Voorzichtig knijpt ze in haar wensWrat en denkt: ‘Verhaaltje.’
Dan kijkt haar pappa haar aan en zegt:
‘Of zal ik jou een verhaaltje voorlezen als je naar bed gaat?’
Ze glimlacht heel lief.
‘Ja, gezellig,’ zegt ze.

 

Het valt nog niet mee om een wensWrat te hebben. Ze moet leren wat ze wel en niet kan wensen. Grote dingen wensen lukt niet. Als het regent en koud is en ze wenst een lekker warm zonnetje gebeurt er niks. Veel geld willen hebben lukt ook niet maar de lekke fietsband van haar vriendin stiekem weer in orde maken, wel. Wat ook niet lukt is Siem, die leuke, knappe en grappige jongen uit haar klas verliefd op haar laten worden. Best wel jammer. Met huiswerk heb je ook niets aan een wensWrat. De goede antwoorden moet ze toch echt zelf bedenken en alle hoofdsteden van de landen in Europa noemen en aanwijzen gaat ook niet vanzelf. Bovendien moet ze goed oppassen dat ze zichzelf niet verklikt. Met de dieren praten kan alleen als er niemand in de buurt is. Het is natuurlijk een raar gezicht als zij, zittend op het gras, met de kippen kletst die in een kringetje om haar heen zitten. De dieren vinden het prachtig dat ze eindelijk met iemand kunnen praten en kunnen vertellen hoe ze het vinden bij haar thuis. De kattenbak wordt nu twee keer in de week schoongemaakt, de hond elke week geborsteld, de kieren in het leghok van de kippen waardoor het zo lelijk kan tochten, stopt ze dicht met oude kranten en het paard brengt ze in de stal zodra het gaat regenen.

 

En toen gebeurt er iets ergs. Ze zit in de klas en de meester vraagt of er iemand in de klas even de klok gelijk wil zetten. Dat moet wel vaker gebeuren want het is een oude klok die elke dag een klein beetje te langzaam draait. Stef wil dat wel doen. Hij pakt zijn stoel en zet deze bij de muur. Als hij daarop staat kan hij precies bij de klok. Ze heeft een hekel aan Stef. Als ze op school geplaagd wordt is Stef degene die er mee begint en als hij dat niet doet is hij er wel altijd bij. Stef staat op de stoel en zij knijpt zachtjes met haar duim en pink in de wensWrat.
‘Heel hard vallen,’ denkt ze.

Stef valt niet maar door een stekende pijn in haar duim geeft ze een gil. Verschrikt kijk ze naar haar duim. De wensWrat is weg! Op de plaats waar de Wrat zat is een klein rood vlekje te zien maar niets meer om zachtjes in te knijpen. De meester komt kijken wat er aan de hand is. Ze laat haar duim zien.
‘Ik zie niets,’ zegt de meester.
‘Mijn Wrat is weg,’ zegt ze en voelt de tranen in haar ogen branden.
‘Had jij daar een wrat?’ zegt meester, ‘Nooit geweten. Maar wees blij dat je er vanaf bent.’
Moet ze nu vertellen dat er net nog een Wrat was die plotseling helemaal weg is? Dat het een wensWrat was waar ze heel veel plezier van had? Dat kan natuurlijk niet.

Ze vraagt of ze even naar de wc mag en huilt daar haar ogen rood. Wat is ze dom geweest. Nog nooit had ze lelijke dingen gewenst en nu? Nu deed ze het zomaar. Ze had het gewenst voordat ze er erg in had. Iemand iets lelijks toewensen is natuurlijk niet goed. Voor straf kan ze nu helemaal niets meer wensen. Dat komt er blijkbaar van. Dom, dom, dom en dom!

Als ze thuis komt ziet mamma dat ze gehuild heeft. Als ze vraagt waarom vertelt ze dat haar Wrat weg is en dat het heel erg pijn deed.
‘Is hij er af gevallen?’ vraagt mamma.
‘Nee, hij was plotseling weg. Zomaar. Maar het deed heel erg zeer.’
‘En waar is hij nu dan?’
‘Weg. Gewoon weg.’
‘Nou, dan moet je ander cadeau voor je verjaardag verzinnen. Naar de dokter gaan is niet meer nodig, toch?’

Als ze de volgende morgen wakker wordt is het eerste waar ze aan denkt de Wrat. Ze streelt even over het plekje waar haar Wrat zat. Tot haar verbazing voelt ze een heel klein bultje. Als ze kijkt, en heel goed kijkt, lijkt het wel of er een akelig klein wratje langzaam aan het groeien is. Zou haar wensWrat weer terug komen? Ze hoopt het echt en ze weet nu al heel zeker dat ze nooit meer iets lelijks zal wensen. Zelfs een lelijke Wrat kan best een mooi ding zijn.

 

©peter gortworst / feb 2018 

Advertentie
Dit bericht werd geplaatst in korte verhalen en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op De wensWrat

  1. Rob Alberts zegt:

    Een zeer moralistisch verhaal ……

    Vrolijke groet,

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s