Ik ben eindelijk zo ver dat de boekenkast ingeruimd kan worden. Het is een genot om de boeken vanuit hun dozen door je vingers te laten gaan:
O ja, heb ik die ook nog? Heb ik deze wel eens gelezen? Ach, dit is zo achterhaald, die kan wel weg. Hier doe ik niets meer mee maar die-of-die vindt het vast leuk om te krijgen. Wat is dit nu? Hoe ben ik hier ooit aan gekomen?
De laatste verzuchting betreft een schriftje. Er staat een handgeschreven voordracht in en heeft als titel:
-Voordracht 1934 Diner-
Ik weet werkelijk niet hoe dit in mijn bezit is gekomen. Er staat geen enkele naam in maar ik vermoed dat het uit de nalatenschap van mijn moeder komt. Zij heeft het grootste deel van haar jeugd in Amsterdam gewoond. De voordracht gaat over ene Moos en Levi. Joodse namen en dat is niet zo vreemd. Voor de oorlog woonden er 80.000 joden in Amsterdam en hun levenswijze en hun humor hebben ontegenzeggelijk invloed gehad op de overige Amsterdammers.
Misschien is de hoofdstedelijke vorm van humor wel de meest herkenbare, niet-materiële nalatenschap van de gedecimeerde bevolkingsgroep. Er waren na de oorlog nog maar 16.000 joden over.
Ik generaliseer vast als ik zeg dat de Amsterdammers (en zij niet alleen) geen ‘witz’ kunnen vertellen. Zij vertellen een witz als een mop en meestal ontgaat een niet-Jood de diepere laag die in een witz verborgen zit. Een witz is meer dan een mop. Het is meer een anekdote, een mix van humor, wijsheid en tragiek. De witz is niet zonder reden ontstaan in de diaspora. Leven in moeilijke omstandigheden, vaak onder de druk van het antisemitisme en onder de druk van een toch al moeilijk vol te houden traditie. Humor, deze humor, maakt een niet te winnen strijd dragelijk en helpt om te dromen over een tijd die komt en goed is.
Dan nu de tekst van de voordracht. Ter wille van de leesbaarheid heb ik alleen de “zoo’s” en “sch’s” maar omgezet in hedendaags Nederlands.
Verkeerd begrepen of zo gij wilt een vergeefse reis naar een diner.
Moos! Zei laatst mijn zwager Levi
Koom’t er eens bai me op ’t diner
Breng je Racheltje en lea
En je vrouw dan ook maar mee.
Moos, je weet, ten allen tijden
Is’t van harte je gegund
Kom dus de andre week
Een week en woensdag
Bai me eten, als je kund.
Nah, ik loop dus spoedig henen
Naar mijn dochters en mijn vrouw
En ik zeg Racheltje en Lea
En Rebekka, kom eens gauw.
Hoor wat Levi me gevraagd heit:
Of we kwamen op het diner
Breng je Rachel, zei die en je Lea
En je vrouw dan ook maar mee.
Nah, wat zeg je van zo’n pretje?
Maar je kleedt chic en fijn,
In je paarse baljapponnen
Met die borsten van satijn
Maak daj Levi vrouw en dochters
De ogen uitsteekt, hoor je, met je praal
Nah, wat zullen ze dan kaiken
Want dat hait ie niet gedacht.
Goed, den volgende week een woensdag
Koomt het paard en rijtuig veur
En we stonden, dat is te denken
Spoedig bai mijn zwagers deur
Ik zeg, Koetsier, trek aan de bel!
En wij wachten met fatsoen in het rijtuig.
Maar jawel! Niemand kwam ons opendoen
Ik zeg “Koetsier, bel nog een keer!”
En de voerman belt alweer!
Drommels, zeg ik, dat is niet pluis
Is mijn zwager nou niet thuis?
Ik zeg Koetsier bel nog-erus.
Mozes! Roep mijn vrouw verlegen
Kaik naar boven toch erus
Angst en schrik vlamt in haar oog
En in mijn woede kaik ik omhoog
En, wat denk je, zie ik nauw?
Daar leit Levi en zijn vrouw
En zijn dochters, met der vieren,
Luid te lachen en te gieren
Boven uit het zolderraam
Ik zeg, wat moet me dat beduien
Levi, hoor je me niet luien?
’t Is schandalig wat een troep
Wat een mensen op de stoep!
Nah! Roept Levi, wat kom je doen?
Ik kom toch bai je te dineren?
Is dat handlen met fatsoen?
‘k zou me voor de buurt generen
Wat? roept Levi, jij dineren?
En bai mijn, wat denk je man?
Dat ik miljoenen kan verteren
En met jou doordraaien kan?
En een week geleden na… (onleesbaar)
Vroeg je of ik kwam dineren
Met mijn dochters en mijn vrouw?
Man, riep Levi – zal ik explikeren
Wat ik onlangs heb gezeit?
‘k Zei, en dat maakt onderscheid,
Moos, kom als je kunt dineren.
Maar je kunt niet, slimme rot,
Want de voordeur is op slot.
Met dit soort voordrachten werd toen menig feest opgeleukt. Tijden veranderen en dat is soms maar goed ook. Maar ook begrijp ik mijn moeder donders goed die elke keer stil en aangeslagen was als Rika Jansen via de radio haar lied zong over het Amsterdam wat eens heeft gelachen.
© peter gortworst / jan. 2017
foto’s: eigen maaksel
Ik heb zojuist het laatste deel van de serie “Riphagen” gezien en ben geschokt……………………………Dat er mensen zijn die overal mee wegkomen en kwamen. Mensen die de Joden zogenaamd hielpen vluchten en daarvoor in ruil hun juwelen bewaarden. Ondertussen werden zij op transport gezet om vergast te worden.
Daar moest ik aan denken toen ik vlak daarna jouw verhaal las.
LikeGeliked door 1 persoon
Is zo’n boekje niet interessant voor een Joods museum o.i.d.? Het is in elk geval heel bijzonder om zoiets in je bezit te hebben. Dat verhaaltje was prachtig!
LikeGeliked door 1 persoon
Pingback: Geen groeiende moslimhaat in Europa, maar groeiende jodenhaat | From guestwriters