Hun gezamenlijke hobby, misschien zou je het ook een passie kunnen noemen, heeft ze, toevalligerwijs, even samengebracht. Dirk zit al een tijdje op de boomstam te wachten op de havik die in het bos broedt. Als je het weet kan je het nest tussen de bomen door zien. Dirk zit er niet om te zien hoe een havik er uit ziet maar om te zien of ze er nog wel zijn. Er bestaan nu eenmaal idioten die met de meest idiote redenen menen dat een roofvogel geen reden van bestaan heeft. Het zal niet het eerste nest zijn dat uitgemoord wordt.
Achter hem klinkt geritsel. Als hij zich omdraait ziet hij een andere vogelaar omzichtig naderbij komen.
“Heb je ze al gezien?” fluistert hij.
Dirk schud zijn hoofd en schuift een stukje op om de ander ook een plaatsje op de stam te geven.
“Ik ben Willem,” zegt de ander, “Zit je hier al lang?”
“Kwartiertje en nog niets gezien.”
“Vorige week zaten ze er nog. We moeten maar even geduld hebben.”
Als twee mensen met een gelijke liefhebberij elkaar treffen is er altijd genoeg stof voor een mooi gesprek. Bij Dirk en Willem is dat niet anders. Ze hebben zelfs overeenkomsten. Zo ontdekken ze van elkaar dat ze, al hebben ze in hun leven al duizenden koolmezen, mussen of merels gezien, ze nog elke keer genieten van al die dagelijkse vogels. Geen haar op hun hoofd die er aan denkt om met vliegende vaart naar een onmogelijke plaats in Nederland te jagen omdat daar een zeldzaam vogeltje is gespot. Natuurlijk kennen ze het verhaal van de zeldzame bruine lijster die in Beijnum door een kat is gevangen. Jammer voor de lijster maar voor de soortenjagers voelen ze weinig medelijden.
“Denk je als bruine lijster in een vriendelijk en gastvrij land terecht te komen.” zegt Willem.
“Ha, ja, het is vast een vies politiek spelletje,” grapt Dirk.
Het gesprek gaat een wat filosofische kant op en als Willem vraagt welke vogel hij zou willen zijn, moet Dirk even nadenken. Vogel is vliegen is vrijheid. Een albatros komt voorbij maar ook een condor en een noordse stern tot de meest voor de hand liggende vogel in beeld komt.
“Ik denk een gierzwaluw. De enige keer dat zijn pootjes vaste grond onder de voeten hebben is tijdens het broeden en voeren van de jongen. Verder ben je alleen maar in de lucht. Lijkt mij wel mooi.”
Willem knikt nadenkend. “Ja, daar zit wat in. Dat zou best wel eens het ultieme vrijheidsgevoel kunnen geven.”
“En jij?” vraagt Dirk.
Willem grijnst even. “Ik wil geen vogel zijn. Ik wil een lieveheersbeestje zijn.”
“Hè?”
“Luister. Mensen hebben niet veel op met insecten. Vliegen zijn vies want die hebben misschien net op een hondendrol gezeten, muggen zijn je grootse vrienden als je wakker wil blijven, voor vlooien schamen we ons, vlinders zijn oké maar hun rupsen beslist niet en over spinnen en kakkerlakken zullen we het maar helemaal niet hebben. Toch is er één insect wat niet doodgemept wordt, wat we lief vinden en waar we met vertedering naar kijken. Dat is het lieveheersbeestje. Voor mij de allerbeste ambassadeur van het hele insectenrijk. En wie wil nu niet lief gevonden worden?”
Dirk wil net wat zeggen als plotseling tussen de bomen door, de havik naar het nest vliegt.
“Mooi hè?” zeggen ze samen.
Ze staan op en lopen het bos uit. Het afscheid is kort. Dat ze elkaar weer zien is zeer waarschijnlijk.
Het is weekend. Dirk zit op een terrasje en als hij een slok koffie neemt ziet hij over de rand van het kopje de mooie vrouw zitten. Ze zit twee tafeltjes verder en ze kijkt, met een leesbrilletje naar haar hand. Langzaam en met gracieuze bewegingen draait ze haar vingers naar beneden. Ze draait haar pols zo dat de vingers naar haar wijzen en traag draait ze door tot haar vingers naar boven wijzen en zij naar de binnenkant van haar hand kijkt. Dan staat ze op en loopt naar de plantenbak voor aan het terras. Ze buigt een beetje voorover en voorzichtig houdt ze haar hand bij het groen. Na even wachten komt ze weer overeind en loopt terug naar haar tafeltje. Ze ziet Dirk met een glimlach op zijn gezicht naar haar kijken.
“Lieveheersbeestje,” zegt ze.
“Willem,” zegt Dirk.
“Nee, dat was een lieveheersbeestje.”
“Ja, en die heet Willem.”
Stil en met de ogen een beetje toegeknepen kijkt ze naar hem. Ze wil wat zeggen maar bedenkt zich. Dan haalt ze haar schouders op, gaat zitten en draait haar stoel met de rug naar hem toe. Alle Dirken die krijsend hoog boven dit oude stadje cirkelen, ziet ze niet. Toch jammer.
© peter gortworst / nov 2016
foto: nl.dreamstime.com
Mooi geschreven, genoten van je verhaal!
LikeGeliked door 1 persoon
Wat een leuke draai op het eind van het verhaal. Geweldig, leuk om te lezen.
LikeGeliked door 1 persoon