De muur

 

De overeenkomst tussen een koud, kil, donker huis en haar eigen toestand ziet ze niet. Al drie dagen ziet ze niets. Ze is lam geslagen. Als een zombie zit ze op de bank, strompelt doelloos naar de keuken, draalt daar wat rond, loopt de trap op en weer af en kruipt weer in een hoekje van de bank. Ze eet niets. Ze drinkt niets en ze weet vaag dat het niet goed is maar ze kan niet anders. Haar ogen zijn rood en haar keel doet zeer. Ze kan niet meer huilen. Alles heeft zij er de eerste dag er uit gegooid. Ze heeft geschreeuwd, met lange uithalen gehuild, tot bloedens toe haar neus gesnoten, eindeloos gesnikt en doof voor zich uit gestaard.

Ze heeft niets aan zien komen. Als een blikseminslag heeft het haar geraakt en ter aarde geslagen. Dat het onomkeerbaar was had zij direct door. Hier valt niets te verwachten of te hopen. Het grote waarom maalt door haar hoofd. Het overkomt toch altijd anderen? Waarom ik? Waar heb ik dit aan te danken? En hoe nu verder? Verder? Er is geen verder. Hier stopt alles. Een straks of later bestaat niet meer. Nooit in haar lange leven had zij gedacht dat het leven haar zo’n vernietigende slag zou kunnen toebrengen maar ze is te ver heen om daar ook maar één zinnige gedachte over te laten gaan.

Opgekruld zit ze in een hoekje van de bank. Het zoveelste papieren zakdoekje als een prop onder haar beschadigde neus houdend. Ze probeert na te denken maar er zijn maar twee dingen waar ze mee bezig is. Dat wat er is gebeurd en dat wat nog komt. Wat er is gebeurd is erg maar wat er komt ook omdat er niets komt. Ze ziet alleen maar een hoge zwarte muur die tussen twee rotsen is gemetseld. Aan weerszijden is er een, met mist en kou bedekte afgrond. Zij ziet zichzelf staan  op een, met grauwe, ruwe tegels bedekt pleintje voor die muur. Onoverkomelijk en niet te doorgronden. Dat beeld krijgt ze niet weg. Het is als een slechte droom die je de hele dag blijft achtervolgen. Achter die muur, gaat het leven verder maar het is voor haar onbereikbaar geworden.

Als het gebeurde te erg is en er geen toekomst meer is, wat moet ze dan nog? Ze is gevangen tussen dat wat was en wat niet meer komt. Ze denkt niet eens aan proberen omdat het leven alle zin heeft verloren. Haar twee jongens komen in haar gedachten wel voorbij maar wat kunnen zij nog doen om haar te helpen? Ze hebben genoeg aan hun eigen sores en ze zitten heus niet te wachten op een oude moeder met een groot verdriet en geen toekomst. Ze zullen zelfs beter af zijn zonder die moeder. Ze realiseert zich dat ze alleen is en dat ze het alleen niet redt.

Plotseling staat ze op en loopt naar de badkamer. Ze grijp het doosje slaappillen, de pijnstillers en reumatabletten en loopt er mee naar de keuken. Daar stamp zij alle pillen in de vijzel klein. Zorgvuldig want als kind had zij al een hekel aan klontjes in de pap. Het poeder gaat in een glas en roerend met een dessertlepel vult ze het verder met water. Met het glas in haar hand gaat ze naar de kamer.

Ze gaat liggen en schikt een paar kussens onder haar hoofd, pakt het glas en richt zich een beetje op. Ze zet het glas aan haar lippen maar durft geen slok te nemen. Ze zet het glas terug en spreekt, in gedachten, zichzelf vermanend toe. Dan probeert ze het weer en nogmaals lukt het niet. Ze gaat rechtop zitten en staart naar het glas. Dit is de enige uitweg. Drink het en alles is voorbij. Weg is de schaamte, het verdriet en de niet bestaande toekomst. Je gaat slapen en alles is voorbij.

Het lukt haar niet en het maakt haar wanhopiger dan ze al is. Als ze dit niet kan, wat moet ze dan nog? Als de enige uitweg die ze ziet ook afgesloten is, waar moet ze dan heen? ‘Godverdomme God!’ schreeuwt ze. ‘Doe dan een keertje wat!’ Ze grijpt het glas en krijsend werpt ze het tegen de muur. Hysterisch gillend begint ze met alles te gooien wat ze maar in haar handen krijgt en hoort daarom niet dat het raam van de keukendeur wordt ingedrukt. Ze ziet plotseling de buurman in haar kamer staan en ze valt op haar knieën. ‘Ik kon het niet! Ik kon het niet!’ snikt ze. Buurman gaat naast haar zitten en slaat zijn armen om haar heen. Ze verliest haar bewustzijn en hij voelt haar slap worden. Voorzichtig legt hij haar op de linkerzij, pakt zijn telefoon en belt 112. Zorgelijk kijkt hij naar de oude vrouw en zachtjes streelt hij het natte voorhoofd. ‘Kom op meid, God mag weten wat er aan de hand is maar we gaan je helpen hoor.’

 

©peter gortworst / okt 2016

 

 

 

 

Dit bericht werd geplaatst in korte verhalen en getagged met , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

9 reacties op De muur

  1. Rob van ‘t Hof zegt:

    De foto’s zijn zwart!

    Verstuurd vanaf “mijn” iPad Rob van ’t Hof.

    Geliked door 1 persoon

  2. Rob van ‘t Hof zegt:

    Dom hè eerst lezen.

    Verstuurd vanaf “mijn” iPad Rob van ’t Hof.

    Geliked door 1 persoon

  3. Wilma Phillipson zegt:

    Volgens mij is dit de reden dat ze de euthanasiewet aan willen passen………………………
    Mooi geschreven, Peter.

    Geliked door 2 people

  4. Mooi geschreven Peter, indringend.

    Geliked door 2 people

  5. Jannie Harmsen zegt:

    Heel heftig, Peter. En als dit op waarheid gebaseerd is, dan hoop ik op een goede afloop. Zeer goed geschreven!

    Geliked door 1 persoon

  6. Mjon zegt:

    Mooi geschreven! Heftig, indringend.

    Geliked door 2 people

  7. Mooi. En helaas dagelijkse werkelijkheid voor veel mensen. Hoe mooi zou het zijn als je echt niet meer wilt/kunt, als je dan dood mag gaan met lieve mensen om je geen, of één lief mens.

    Geliked door 2 people

  8. Triest verhaal maar mooi geschreven

    Like

Plaats een reactie