Ze hoort de wekker, het protesterende gekreun van Gerard en ze weet dat het verschrikkelijke weekend is gekomen. Twee en een halve dag Anja. Niet ‘moeder’ of ‘oma’, nee, haar schoonmoeder wil Anja genoemd worden. Twee of driemaal per jaar verwaardigt zij zich een bezoek aan haar zoon, schoondochter en de kinderen te brengen. Zij weet niet en kan zich niet indenken wat voor chaotische gedachten en taferelen dit bezoek teweeg brengt. Zou zij dat wel weten of kunnen dan deed ze het toch. Zij ziet zichzelf als de matriarchaat van de familie en ontleent daar het recht aan om op gezette tijden de gezinnen van haar kinderen te bezoeken en, waar nodig, bij te sturen. Hoedt u voor hooggeplaatste leidinggevenden die wensen aangesproken te worden als ‘gewoon’ Tom of Inge. Als het puntje bij het paaltje komt is er van dat amicale gedoe niets over en de kans dat er misbruik wordt gemaakt van alle persoonlijke vertelsels, is levensgroot. Met een gezonde, afstandelijke beleefdheid is niets mis en misschien is dat ook de reden waarom zij dat ‘Anja’ zo slecht uit haar mond krijgt.
Stress, zorgen en ander geestelijk ongemak kan lichamelijke ongeriefelijkheden met zich meebrengen. Dat wat zich tussen de oren afspeelt, vindt zijn weerslag in krampende spieren, spontaan werkende darmen of een plots veel kleinere blaas. Het blijft bij haar tussen de oren: een volledig in bedrijf zijnde timmerwerkplaats compleet met jankende machines. Ook wel omschreven als een knallende koppijn.
De vrijdagochtend valt, ondanks die pijn in het hoofd nog mee. Ze doet, zoals altijd, de administratie van hun eigen aannemersbedrijf. Tussen de middag komt Gerard gewoon naar huis en is het samen eten bijna gezellig. Bijna, want ook Gerard ziet tegen het bezoek van zijn moeder op. Het hangt als een naderend noodweer boven hun hoofd. Hij belooft op tijd thuis te zijn zodat ze met de Mercedes haar schoonmoeder van het station kan halen. Haar eigen autootje is natuurlijk te min. De middag besteedt ze aan het schoonmaken van het huis en het klaarmaken van de logeerkamer.
Het gaat fout op het moment dat haar twee dochters uit school komen. Zij balen van het feit dat de zaterdagavond nu al naar de Filistijnen is. Anja verwacht, onuitgesproken maar onmiskenbaar, een compleet, gezellig bij elkaar vertoevend gezin. Twee kleindochters die een zaterdagavond rondhangen in de uitgaansgelegenheden van de stad, past niet in haar beeld van hoe het hoort. Dus heeft zij, voor de lieve vrede, haar dochters min of meer bevolen zich op te offeren en thuis te blijven. Hun protesten kan zij beter hebben dan die van haar schoonmoeder maar nu hebben zij een plan. Ze zullen thuis zijn maar willen graag een paar vriendinnen uitnodigen met wie zij de avond op hun kamers doorbrengen. Ze begrijpt hun wens maar ziet als een berg op tegen het kleine beetje extra werk dat dit kost. Ze kunnen het daar morgen ook nog over hebben maar de dochters menen dat enige zekerheid nu nodig is. Hun vriendinnen wachten op antwoord. Ze schiet, geholpen door de timmerwerkplaats tussen de oren, uit haar slof. Haar keiharde ‘nu niet’ levert kwade koppen, boze uitroepen en knallende deuren op. De timmerlui zetten er nog een tandje bij.
Wil ze op tijd op het station zijn dan moet ze om kwart voor vijf weg. Anja verwacht een schoondochter die al staat te wachten en geen verward mens dat gehaast aan komt rennen omdat ze eigenlijk te laat is. Gerard weet dat ook en schuldbewust heeft hij laten weten vijf minuten later te zijn. Als hij er eindelijk is rent ze naar buiten, ploft in de Mercedes en scheurt in vliegende vaart naar het station. Goddank, een vrij insteekhaventje en op het moment dat de trein het station binnen zou moeten lopen gooit ze het portier achter zich dicht. De trein heeft zeven minuten vertraging. Ze kan op adem komen en zich herpakken als de ideale schoondochter.
Op het moment dat passagiers uitstappen klinkt haar telefoon. Het is Gerard die een verhaal begint over de politie en een aanhanger. Ze begrijpt het even niet, ziet Anja op haar afkomen en raakt lichtelijk in paniek. Ze vraagt Gerard even te wachten en probeert iets aardigs tegen Anja te zeggen inclusief twee luchtkussen naast haar oren. Ze keert terug naar Gerard. Die kreeg een telefoontje van een politieagent. Hoe hij het in zijn hoofd haalt om zijn auto met aanhanger zo te parkeren dat er geen mens meer door kan. Ze weet van geen aanhanger tot Gerard haar duidelijk maakt dat het voertuig nog achter de auto hing en nu blijkbaar de straat blokkeert. Zonder iets te zeggen drukt ze hem weg, grijpt de rolkoffer met genoeg inhoud voor drie weken Noordpool bij het hengsel en rent in gestrekte draf het station uit.
De politieman is zo vrij geweest de aanhanger maar even af te koppelen en kan niet begrijpen dat iemand onderweg kan zijn zonder te merken dat er een tandemasser achter de auto hangt. Hij is van mening dat je het toch minstens zou moeten zien als je uitstapt. Die mening deelt zij niet. Weerwoord zal echter geen zin hebben want hoe groot is de kans dat hij een Anja als schoonmoeder heeft? Gelaten ondergaat zij de woorden van deze dienaar der wet en de toeterende verwijten van het verkeer wat weer op gang komt.
De aanhanger is weer aangekoppeld. De koffer staat op de achterbank en Anja zit naast haar. Die heeft de hele tijd niets gezegd. Ze is als een vorstin in de auto gaan zitten en heeft in die hoedanigheid het geploeter van de onderdanen aanschouwd. Auto plus aanhanger komen in beweging en Anja kucht even. De inleiding tot een preek weet ze uit ervaring. Ze is haar voor. “Luister Anja, leuk dat je er bent maar je moet even twee dingen weten. Ik moet morgen met Gerard voor een groot deel van de dag de stad in omdat hij en ik nieuwe kleren nodig hebben en de meiden hebben morgenavond de huiskamer nodig voor een feest met vrienden. Wij gaan dan lekker vroeg, knus met z’n tweetje in bed liggen en van jou wordt verwacht dat je je vermaakt in de logeerkamer. Onze tijd in de weekenden is beperkt en het leven gaat ook hier gewoon door. Duidelijk?” Het duurt even maar dan klinkt er een “tù, tù, tù”
Hoe het opgevat moet worden zal haar (gort)worst zijn. Ze stopt even bij de supermarkt om twee kratten bier in de aanhanger te laden. “Voor morgenavond,” zegt ze tegen Anja, “Die meiden zuipen als bootwerkers.”
© peter gortworst / okt 2015
foto’s: http://www.antiqbook.com / http://www.aanhangwagens-paardentrailers.nl / http://www.omroepzeeland.nl
Wat een verschrikking, zo’n schoonmoeder. Ben benieuwd hoe dat afloopt. Goed geschreven.
LikeGeliked door 1 persoon