“Hij staat er weer,” zegt de oude vrouw tegen haar man. “Is dat zo?” vraagt hij en moeizaam klimt hij uit zijn luie stoel. “Dat is dan al de tweede keer deze week.” Ze kijken samen uit het raam naar beneden. In het steegje, waardoor de kleine schuurtjes die achter de benedenwoningen staan bereikbaar zijn, staat een man. Net als de vorige keren, staat hij voor de struiken die het steegje scheiden van het schoolplein. Met zijn hand houdt hij voorzichtig wat takken opzij en met gebogen rug gluurt hij door de kleine opening. Het is speelkwartier en een kleine tachtig kinderen doen waarvoor het speelkwartier bedoelt is. Schijnbaar doelloos rondrennen, zitten, kletsen, spelletjes en rondhangen. De jongens bij de jongens en de meisjes bij de meisjes. Als er wat kinderen dichtbij komen laat hij de takken los en gaat op zijn hurken zitten.
“Waarom zou hij daar nu staan?” vraagt zij. “Tja, hoe moet ik dat weten. Misschien vindt hij het leuk om naar spelende kinderen te kijken.” Ze is even stil en staart met haar man naar die vreemdeling daar beneden. Dan schiet een verontrustende gedachte haar te binnen: “Maar dat hoeft toch niet zo stiekem? Och heden, het zal toch niet zo’n peto…. zo’n uh, uh, kinderlokker zijn?” “Pedofiel bedoel je,” verbetert hij haar brommend, “Ja, dat zou zomaar kunnen.” “Maar moeten we dat niet melden dan?” Hij aarzelt even maar zijn burgerplicht wint het van het gedoe wat dit ongetwijfeld oplevert. “Ja, dat is beter van wel. Wacht, ik pak even pen en papier. Als jij zegt hoe hij er uit ziet schrijf ik het op. Dat is toch het eerste waar ze naar vragen.” Langzaam noteert hij de gegevens die zij opnoemt: kale kruin, grijs haar, zwart glimmend jasje, spijkerbroek. Over de leeftijd zijn ze het niet helemaal eens. Zij denkt 55 en hij 65 zodat ongeveer 60 ze wel een mooi compromis lijkt.
“Ze sturen zo een mannetje,” zegt hij als de hoorn van het toestel weer op zijn plaats ligt. Een lichte ongerustheid maakt zich van haar meester. Met gepaste haast brengt ze twee gebruikte koffiekopjes naar de keuken en met een stofdoek loopt ze de kamer rond om het voor niemand zichtbare stof te verwijderen. Ontzag voor de dienaren der wet uit zich soms op vreemde wijze.
Theo Draaisma is heel druk met bestuderen van het nieuwe dienstrooster en net als hij tot de ontdekking komt dat er, binnen afzienbare tijd, geen mogelijkheid is om een lang weekend met zijn vrouw te gaan varen, schuift de telefoniste hem een briefje onder de neus. “Twee oude mensen die regelmatig een man vanuit de bosjes naar een schoolplein zien kijken. Ik heb gezegd dat jij zo wel even langs komt. Waarschijnlijk praten ze makkelijker tegen een politieman in burger en op leeftijd” Ze kijkt hem met een glimlach aan en Theo weet niet goed hoe hij die laatste opmerking moet waarderen. Niet reageren is in dit soort gevallen het beste. Hij schuift het rooster in zijn bureaulade en gaat op weg.
“Wat doet de man als hij daar staat?” vraagt Theo als hij bij de twee melders zit. “Nou, niets …… hij staat daar alleen maar te kijken,” zegt de vrouw. “Doet hij iets met zijn handen? Maakt hij daar bepaalde bewegingen mee?” wil Theo weten. De man schiet overeind: “Ha! Je bedoelt dat hij zich af staat te trekken? Nee hoor, niks van dat al en zijn broek hangt ook niet op zijn knieën!” Theo kijkt even naar de vrouw. Die heeft haar hand voor haar mond geslagen en kijkt geschokt naar haar man. “Hendrik toch…..” zegt ze zacht. “Geeft niet, mevrouw, het is precies wat ik bedoelde en zo wordt het wel duidelijk toch?” Theo noteert alles wat hem belangwekkend voorkomt en spreekt met het echtpaar af dat ze bellen zodra de man er weer staat. Hij belooft dat er dan een wagen komt om de man op te halen.
Twee dagen later is het al raak. De man is op heterdaad betrapt bij het kijken naar de spelende kinderen op het schoolplein en zit nu in een kamertje van het politiebureau. Theo gaat tegenover hem zitten. “Weet u waarom u hier bent?” De man schudt een beetje zijn hoofd, kijkt Theo aan en zegt dan zacht: “De agenten in de auto zeiden dat ik een vies mannetje ben die naar kleine kinderen gluurt maar dat ben ik niet.” Theo zucht. Op zijn blocnote schrijft hij KLOOTZAK 2x om niet te vergeten straks die dienders op het matje te roepen.
“Ik ga er nog niet van uit dat u dat bent,” zegt Theo, “Maar dan wil ik wel heel graag horen wat u daar doet of waarom u daar staat.” De man aarzelt en Theo ziet dat hij wel wil maar even niet kan. Hij wacht geduldig en dan zegt de man zacht: “Dat komt door mijn schoondochter…..mijn ex schoondochter……ze is gescheiden van mijn zoon en nu mag ik de kinderen niet meer zien. Ze hebben vreselijke ruzie met elkaar….en ik wil ze zo graag nog zien….. Er valt weer een stilte. De man bedenkt plotseling iets en Theo ziet hem schrikken. “Wordt dit bekent? Gaat mijn schoondochter dit te weten komen?” vraagt hij. “Nee,” zegt Theo, “Dit blijft onder ons. Hoe goed was u met uw kleinkinderen en hoeveel zijn het er?” “Twee,” zegt de man, “Twee meisjes en ze zitten samen op die school. Ik ben gek met ze en zij zijn….. waren… gek met mij. Ze maakten altijd mooie tekeningen voor opa en ik heb ze nog allemaal. Ik deed heel veel met die meiden. Voorlezen, samen tekeningen maken, liedjes van vroeger zingen, gekkigheid uithalen en zogenaamd stiekem geld in hun spaarpot doen….. dat is nu allemaal weg. Ik mis ze heel erg en daarom wil ik ze gewoon af en toe zien…..” Theo kijkt naar de man en voelt een diep medelijden opkomen. “En uw vrouw…..?” “Die heb ik niet meer. Ik ben al jaren alleen.”
Theo vraagt of hij hem blij kan maken met een kop koffie. Als hij naar de automaat loopt voelt hij een machteloosheid opkomen die niet te verbergen is. De prullenbak bij de automaat is de pineut. Met een geweldige schop en een knetterende vloek helpt Theo het ding naar de vervanging en terwijl de automaat de twee bekers koffie zet krijgt hij een geweldig idee.
In zijn eigen auto zet Theo de man thuis af en drukt hem nogmaals op het hart om niet in het steegje te gaan staan. “U krijgt of van mij, of van iemand anders nog bericht. Wacht het maar even af.” Hij geeft de man een hand en rijdt naar de oude mensen die de melding hebben gedaan. Daar doet hij het hele verhaal en gelukkig zijn deze twee oude mensen net zo ontdaan en begaan als hij. “’t Is toch godgeklaagd! Nou, zo lang er nog niets geregeld is kan hij hier wel komen hoor,” zegt de vrouw, “Vanuit hier kan hij het hele schoolplein zien.” “En ik heb ook nog wel wat voor hem,” zegt de man. Hij klimt uit zijn luie stoel en loopt naar een kast. “Kijk!” zegt hij, “Een mooie verrekijker!”
© peter gortworst / sept. 2015
Wat een mooi verhaal.
LikeGeliked door 1 persoon
Wat een prachtig verhaal.
LikeGeliked door 1 persoon