Jelte

Jelte is een vriendje maar geen leuk vriendje. Hij, Berend en Wouter kunnen het goed met elkaar vinden, zijn aan elkaar gewaagd en durven alles. Jelte niet. Jelte is vaak bang, vindt het heel erg als hij een nat poot haalt en vindt vuile handen, een kapotte broek of knie vreselijk. Zolang ze geen gevaarlijke spelletjes doen kan je hem er best bij hebben maar pas op dat je niets lelijks zegt of doet. Voor je het weet rent hij weg en zijn gluiperige stemmetje laat weten het lekker te gaan zeggen. Daar trekken ze zich ondertussen niets meer van aan. Hun ouders en de meester van school kennen hen en Jelte en zolang het kwajongenswerk is wordt er niet opgetreden.

Vanmiddag gaan ze naar de polder. Een groot gebied van slootjes met drassige, langwerpige eilandjes. Op enkele staan jonge koeien. Die worden daar met platte schuiten naar toe gevaren. Dat doen ze ook met de maaimachines. Gevaarlijke dingen met twee brede banden en een kam met scherpe messen aan de voorkant. Wouter heeft wel eens van een boer mogen maaien. Met zijn armen breeduit liep hij achter het ding aan en het was maar goed dat de boer er bij was anders had hij het apparaat zo de sloot ingereden. Sturen was niet zijn sterkste punt.

Ze hebben het aan de werfbaas van de houtzagerij gevraagd en hij vond het goed. Ze mochten de brede, lange plank lenen als ze hem maar weer, zoals altijd, netjes terug brachten. Ze hebben de plank nodig om over de eerste sloot te komen. Die is breed en een aanloop nemen kan daar niet. Ze gaan er één voor één overheen. Op de tenen want door het gewicht verdwijnt de plank in het midden onder water. Na het eerste weilandje komt er een smalle sloot. Daar springen ze makkelijk overheen. Dan komt er een bredere sloot. Die moet met een aanloop. Berend gaat als eerste. Jelte gaat als tweede en landt met twee voeten in de drassige zijkant. Zijn voeten zakken weg en met een klap valt hij op zijn buik. Als hij zijn voeten uit de modder trekt blijft zijn rechterschoen achter. Na enig graaien vindt hij hem terug en het huilen staat hem nader dan het lachen. Hij en Wouter die ook over de sloot zijn, geven goede raad: sok uittrekken en met schoen schoonspoelen in het water. Uit alles blijkt dat Jelte de hele expeditie al niet meer ziet zitten. Hij wil terug en wat anders gaan doen maar dat voorstel vindt bij de anderen geen gehoor.
Dan ziet Berend, een beetje verscholen in het riet, de roeiboot liggen. Wel een boot en nergens een boer te zien. Dat is een buitenkansje. Hiermee kunnen ze over de grote vaart naar de eilandjes waarboven de hoogspanningsmasten staan. Daar kunnen ze lijken zoeken van vogels die tegen de draden zijn gevlogen, de koppen eraf snijden en ze thuis uitkoken. Berend heeft al een hele verzameling van vogelschedels en wie weet vinden ze er één die hij nog niet heeft.

Als ze in de roeiboot klimmen blijft Jelte op de kant staan. Wat ze doen mag vast niet. Hoe vaak en hoe eerlijk de anderen ook beloven om de boot weer netjes terug te brengen, Jelte gaat niet mee. Wouter is het zat. Met een flinke duw van de spaan zet hij af en samen met Berend trekt hij aan de riemen. Het laatste wat ze van Jelte zien en horen is een jongetje wat op de kant staat en heel hard roept dat hij het gaat zeggen.

Wie had kunnen weten dat het inderdaad het laatste was? Ze hebben de boot aan het einde van de middag niet bij het weiland maar bij de werf afgemeerd en de plank opgehaald. Wat volgde was een vreselijke tijd. De moeder van Jelte die tijdens het avondeten kwam vragen of hij wist waar Jelte was, de politie die ’s avonds kwam en aan wie hij moest vertellen wat ze die middag hadden gedaan, de volgende dag toen hij niet naar school kon om de politie te laten zien waar ze gespeeld hadden, het ongeloof en het verdriet toen ze Jelte vonden in de brede sloot, de onwerkelijke sfeer op school, de blikken van de andere kinderen, de begrafenis en vooral zijn schuldgevoel. Nee, ze hadden geen schuld werd er gezegd maar zo voelde het niet.

Nu is hij terug. Ruim 55 jaar later en niets is meer als toen. Geen houtzagerij meer, geen eilandjes die omringt zijn door slootjes, geen koeien, geen paradijs voor de grutto’s. Huizen, straten, auto’s, bomen en pleintjes. Geen spelende kinderen maar nog wel die hoogspanningsmasten. Doelloos staat hij daar en het besef dat er niet de minste kans is om iets af te sluiten, maakt de steen, die al die jaren op zijn hart ligt, zwaarder dan ooit.

 

 

© peter gortworst / feb. 2019

 

Dit bericht werd geplaatst in korte verhalen en getagged met , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op Jelte

  1. Wilma Phillipson zegt:

    Een mooi, maar triest verhaal.

    Geliked door 1 persoon

  2. Wat heb je dat mooi beschreven. Gedane zaken nemen geen keer. Maar dat is niet altijd makkelijk.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie