Draaitol

Zo langzamerhand vindt hij het niet leuk meer. ’s Morgens om half vier wakker worden is niet ’s morgens vroeg. Het is gewoon midden in de nacht en als je dan de uren daarvoor ook nog slecht geslapen hebt, zit je niet met een blij gezicht op het randje van je bed.

De oorzaak van deze ellende is Het Boek. Als schrijver van korte verhalen is iets als het schrijven van een heel boek eigenlijk een brug te ver. Je moet doen waar je goed in denkt te zijn en zodra je iets anders gaat doen, moet je weten waar je aan begint. En daar begint het probleem. Hij heeft flarden van het verhaal in zijn hoofd en nog meer flarden in de loop van de tijd al geschreven. Helaas ontbreekt er nog een plot. Zijn er, wil het verhaal tenminste kloppen, een massa zaken die uitgezocht moeten worden. Zullen er, ter wille van de juistheid van beschrijvingen, locaties gezocht moeten worden in Italië, Frankrijk en Wales en moet er beslist een tijdlijn gemaakt worden om er voor te zorgen dat de hoofdpersoon niet plotseling veel jonger of ouder is in een volgend hoofdstuk. Een bijkomend maar niet onbelangrijk verschijnsel is zijn schrijfstijl. Die is nogal afhankelijk van zijn gemoedstoestand en deze vertoont op sommige dagen een sterke gelijkenis met een draaitol.

Waarom heeft hij dit nog lang niet complete verhaal in zijn hoofd? Kan je een zeiljacht, zonder door een radar gezien te worden, op een rotskust te pletter laten varen? Waarom begin je, als je dan zo nodig een boek wil schrijven, niet met een ander verhaal? Wanneer waren die massief houten bielzen tafels in de mode? Is er een computerprogramma te krijgen voor iets als het schrijven van een boek? Worden meranti balken ook door de douane gescand? Moet hij niet wachten tot de draaitol stil staat en hij een eigen, herkenbare schrijfstijl heeft?
Vragen die hem al tijden bezig houden en door een tijdelijke vorm van bezetenheid hem een enkele keer van de nachtrust beroven. Vragen waarop hij misschien wel een antwoord kan krijgen maar het incomplete verhaal belet hem dat.

Met een diepe zucht gaat hij staan. In zijn werkkamer ploft hij op de stoel en staart naar het zwarte beeldscherm. Buiten begint de eerste merel te zingen. Zachtjes, alsof hij zelf niet kan geloven dat de nieuwe dag begonnen is. Luisterend levert het hem een helder idee. Als hij toch wakker is, waarom dan niet naar buiten? Het is al tijden geleden dat hij ’s morgens vroeg in het bos liep om vogels te spotten. Even geen boek, geen incompleet verhaal en geen vragen aan zijn hoofd. Lekker, net als vroeger door het bos banjeren, vogeltjes luisteren en proberen ze te herkennen en de kop leegmaken. Met hernieuwde energie maakt hij zich klaar en stapt in de auto.

 

Op de weg is doodstil. De vage ochtendschemer is versierd met flarden ochtendnevel en de weinige hoge wolken lichten voorzichtig rood op van de opkomende zon. Nog even en dan zal ook het aardoppervlak door de zonnestralen geraakt worden. Als hij uit de auto stapt, schijnt de opkomende zon als rode halve schijf over de heide. De nevelbanken zullen spoedig verdwijnen en genietend van het moment gaat hij op stap. De kille lucht ruikt fris en de dauw herinnert hem er aan dat hij beter laarzen aan had kunnen trekken. Hij spot verschillende zangvogels. Van de meest voorkomende kent hij de zang. Een geluid wat hij niet kent heeft hij nog niet gehoord en bovendien is het podium zo vroeg op de dag, voorbehouden aan de lijsterachtigen.

Staatsbosbeheer is zo vriendelijk geweest een bankje te plaatsen. Hij besluit daarop plaats te nemen en uitkijkend over de heide met achter zich het bos, wacht hij op het ontwaken van meer vogeltjes. De man op leeftijd met een hoedje en driekwart jas ziet hij al van verre komen. Een verrekijker die 16 maal vergroot is niet altijd handig maar nu wel. Het hoedje loopt langs de bosrand en regelmatig ziet hij hem stoppen en met een kijker voor zijn ogen, langzaam één of meerdere rondje draaien. Dat ziet er raar uit. Cirkelen er soms vogels om hem heen? Hoe ingespannen hij ook tuurt, een logische verklaring kan hij niet ontdekken. Er zit niets anders op dan te wachten tot deze draaitol op praatafstand is gekomen.

‘Moin,’ zegt hij tegen het hoedje als deze nadert.
‘Ja, moin. Heb je al wat leuks gezien?’
‘Nee, wat merels, zanglijster en een zwarte specht. Ik zit een beetje te wachten tot het spul op gang komt.’
Het hoedje dreutelt een beetje heen en weer.
‘Kom hier maar zitten,’ zegt hij en veegt met zijn hand de meeste dauw van de plaats naast hem. Als hij zit haalt hij zijn kijker van zijn nek en stopt hem in zijn schoudertas.
‘Superlicht dingetje maar als je hem een tijdje draagt wordt het toch zwaar,’ zegt hij.
‘Een 8 keer 35?’
‘Ja, erg handig voor in het bos. Wat heb jij?’
‘Een 16 keer 50. Prima voor water en weidevogels maar in het bos is het een rotding. De beeldhoek is te klein. Soms is het gewoon toeval dat je een vogeltje ziet zitten en als het beest ook nog heen en weer fladdert kan je het wel schudden.’
Het hoedje grijnst.
‘Praat mij niet van toeval. Ik hoor ze hartstikke goed maar ik heb geen idee waar ze dan zitten. Ik moet echt om mij heen kijken en als ik ze dan zie, is dat ook toeval. Net nog, een stukje terug. Ik hoor een kruisbek maar ik heb geen idee waar ik moet kijken.’
‘Nou, kruisbekken zitten meestal boven in de boom.’
‘Ja, maar als hij daar even niet zit heb ik een probleem.’
‘Waarom dan?’
Hij tilt zijn hoedje op en toont hem zijn oren. In elk oor zit een gehoorapparaatje.
‘Ik heb die dingen nu een jaar. Ze werken perfect maar ik kan er geen richting mee bepalen. Als ik het fietspompgeluidje van de staartmees hoor moet ik elke boom om mij heen afzoeken. Voor hetzelfde geld zit hij in een paar bomen verderop want zo goed zijn die apparaatjes wel. Man, soms wordt ik van al dat ronddraaien gewoon duizelig.’
‘Goh, dat is wel vervelend. Is daar niet iets op te verzinnen?’
‘Ik heb van papier eens oorschelpen gevouwen en die met elastiekjes achter mijn oren vastgemaakt. Een vleermuis heeft niet voor niets grote oren toch? Nou, één: je loopt voor gek en twee: het helpt niks. Maar goed, ik hoor ze tenminste weer. Leve de techniek. Ik hoor zelfs de sprinkhaanrietzanger! Nou, dat is lang geleden.
Zeg, ik ga er vandoor. Weet je dat er in de picknickhut een merelnest zit? Het vrouwtje is nog aan het broeden. Die is doodstil maar ik zie haar wel. Leuk hè? Nou, fijne dag verder.’

Het hoedje loopt richting parkeerplaats en hij kijkt hem na. Ook een draaitol maar om hem daarom een collega te noemen, gaat hem wat te ver. Hij zou er wel een draai aan willen geven maar een link leggen tussen een gemoedstoestand met bijbehorende schrijfstijl en richtingsloze gehoorapparaten lukt hem echt niet.

 

©peter gortworst / juli 2018

 

 

 

 

 

Dit bericht werd geplaatst in korte verhalen en getagged met , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

3 reacties op Draaitol

  1. Paul zegt:

    Elke schrijver (in spe) die beweert dat schrijver leuk of makkelijk is, is een jokkebrok.
    Zolang je vluchtige, anekdotische verhaaltjes schrijft is er niets aan de hand, maar als je echt wilt bouwen aan een roman komt er meer bij kijken. Dan moet je research doen en ben je veel technischer met een verhaal bezig (om bijvoorbeeld anachronismen of andere onlogische gebeurtenissen) te vermijden. Gelukkig heb ik het voordeel dat ik fantasieverhalen schrijf, daarvoor hoef ik veel minder research te doen. 😉

    Geliked door 1 persoon

    • De dikke duim hebben we in ieder geval gemeenschappelijk en zelfs voor ‘vluchtige, anekdotische verhaaltjes’ is deze onontbeerlijk. Toch ontkom je ook dan niet aan research. Ik ben dus echt bij een gehoorspecialist geweest om te vragen of dat richtingsloze gedoe klopt.
      Of het boek er ooit komt weet ik niet. Wens jou in ieder geval succes met jouw schrijfwerk.

      Like

  2. Wilma Phillipson zegt:

    O, ik begrijp die wens heel goed. En ik wil je sowieso succes wensen, want niet geschoten is altijd mis, toch?

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie