De rode draad -2-

Wegens de lengte van de tekst is dit verhaal in twee delen gepubliceerd. Dit is het tweede (en laatste) deel.

Ze belt diezelfde avond al. Hij krijgt een chaotisch en een ver van zijn bed staand verhaal te horen over haar leven tot nu toe.
Voor haar twintigste was ze zwanger. Ze woonde toen nog thuis bij haar moeder. De vader van het ongeboren kind had op voorhand al duidelijk gemaakt dat hij niets van een kind moest hebben. Hij wilde een abortus betalen, maar als zij het kind toch wilde houden, was dat zijn probleem niet meer en zou ze er alleen voor staan. Ze besloot het kind te houden. Het werd een jongetje en terwijl Oma voor het kind zorgde, was zij weer aan het werk gegaan.
Binnen een jaar ging ze samenwonen met haar nieuwe vriend. Ze huurden een flatje en het jaar daarop werd haar tweede zoon geboren. ‘Dat was weer een ongelukje,’ zegt ze en bijna alles wat in een relatie fout kon gaan ging bij haar ook fout. Ze ontdekte dat haar vriend een rasechte crimineel bleek te zijn en dat verklaarde een aantal verschijnselen. Zo was er op het ene moment meer dan genoeg geld en het volgende moment was er niets. De onregelmatige werktijden hadden niets van doen met gewoon werk en ook de sfeer van geheimzinnigheid en angst werd daardoor duidelijk. Ze had geëist dat hij er mee zou stoppen. Ze sprak hem aan op zijn verantwoordelijkheid naar haar en de kinderen toe, maar het werkte averechts. Hij werd kwaadaardig, kwam steeds minder thuis en als hij er was, werd zij door hem mishandeld. Toen zij door een andere bewoner met een bloedende hoofdwond en volkomen versuft in het trapportaal werd gevonden, ging het hulpverleningsmolentje draaien.
‘Maandag komen ze mij en de jongens ophalen. Ze brengen me dan naar een geheim adres want aan het eind van de week komt hij weer vrij,’ zegt ze, ‘En hij mag niet weten waar ik ben’.
Hoe lang ze daar zou zitten en hoe het verder moest wist ze niet.
‘Ik hoop dat ik een beetje in de buurt blijf. Dan kan je mij een keertje opzoeken,’ zegt ze.
Dat belooft hij en op zijn vraag of hij nog iets voor haar kan doen antwoordt ze:
‘Ja, met me trouwen!’
Zijn lach wordt door haar onderbroken:
‘Dit is niet leuk! Ik meen het echt! Weet je, ik heb tegen elk vriendje gezegd dat ze nooit kunnen tippen aan mijn allereerste vriendje en dat ben jij. Wij zouden het samen goed hebben gehad!’
Hij wil zeggen dat het niet handig is om elk nieuw vriendje met die mededeling te verrassen, maar ze heeft opgehangen.

Twee weken later belt ze weer.
‘Ik moet je vanavond spreken!’ zegt zij.
Ze spreken af dat hij om precies half acht, met de auto bij de brievenbussen op het stationsplein staat.

De auto staat nog niet stil als  het portier opengetrokken wordt en zij vliegensvlug, ver voorover gebogen, gaat zitten. Ergens in de buurt van het handschoenenkastje klinkt het bevel:
‘Weg hier! Ik ben als de dood dat ze mij herkennen!’
Ze zegt niets meer en als hij buiten de stad de snelweg opdraait, komt ze overeind.

Het blijkt dat ze haar in onze eigen woonplaats in een huis hebben geplaatst. Misschien dat zoiets even geheim blijft maar in deze dorpse stad, waar veel mensen elkaar kennen, duurt dat niet lang. Iedereen die iets te weten wil komen, kan dat ook. Terecht is ze over de keuze van dit adres heel boos. Haar twee kinderen worden, weliswaar door anderen, naar hun eigen school gebracht. Hoe gemakkelijk kan je het iemand, die iets kwaads in de zin heeft, maken? Het lijkt haar veiliger om, als het echt niet anders kan, alleen ‘s avonds buiten te komen. Het risico dat haar ex, of één van zijn vriendjes, haar tegenkomen is te groot.

Bij het eerste benzinestation langs de snelweg haalt hij twee bekers koffie en zet de auto op de parkeerplaats.
‘Waarover wil je me spreken?’ vraagt hij.
De verwachte hulpvraag of een update van alle shit die ze heeft meegemaakt of nog meemaakt, blijft echter uit. Niets van dat al. Het gaat alleen maar over hem. Een echte ondervraging. Ze wil weten hoe hij Els heeft leren kennen, of zij wel weet dat zij nu samen in de auto zitten, of hij wel eens vreemd is gegaan, hoeveel vriendinnetjes hij na hun verkering heeft versleten, wie dat waren, of hij gelukkig is, of er kinderen zijn en hoeveel ze er willen. Op alle vragen antwoord hij naar waarheid. Alleen bij de vriendinnetjesvraag schiet het hem net op tijd te binnen, dat er zeker twee bij waren die zij ook kent. Het antwoord op die vraag klopt veiligheidshalve dus niet.

Ze is kennelijk door haar vragen heen en blijft stil in het donker voor zich uit kijken.
‘Maak eens licht,’ zegt ze.
Hij knipt de binnenverlichting aan en ze draait zich naar hem toe. Zonder een spoor van emotie kijkt ze hem aan.
‘Zullen we neuken?’
Het gebeurt niet vaak, maar hij valt even stil. Ze heeft hem weer van zijn stuk gebracht. Helaas vat ze zijn sprakeloosheid op als twijfel.
‘Als je er over na moet denken zegt dat meer dan genoeg,’ zegt ze.
‘Ik dacht niet na, ik weet even niet wat ik moet zeggen,’ geeft hij als verweer, ‘En het antwoord op je vraag is nee.’
‘Bullshit, je moest wel nadenken. Waarom wil je niet? Is er iets mis met mij?’
Die laatste vraag is de gevaarlijkste en dient als eerste te worden beantwoord met een volkomen ongenuanceerd:
‘Er is absoluut niets mis met je. Ik vind je nog steeds hartstikke aantrekkelijk.’
Het antwoord bevalt haar blijkbaar, want de trekken op haar gezicht ontspannen wat.
‘We zouden het samen zo goed kunnen hebben. Ik ben beter dan welke vrouw ook en zou je echt gelukkig kunnen maken. Onze kinderen zouden het met elkaar best kunnen vinden. We kennen elkaar al zo lang: we horen bij elkaar. Wat is eigenlijk het probleem?Je geeft om me, want als je dat niet deed had je me vanavond niet opgepikt.’
‘Dat klopt,“ antwoordt hij, ‘Als je me volkomen koud liet had ik niet gereageerd, maar mijn gevoelens voor jou zijn meer van de categorie ’grote broer-kleine zus’. Als ik je op één of andere manier uit de shit kan halen doe ik dat, omdat niemand de sores verdient waar jij nu in zit. Een klein stukje van ons leven hadden we samen. Meer niet. We zijn elk onze eigen weg gegaan en meer dan dat kleine stukje samen is er niet. En misschien is dat ene kleine stukje de reden dat ik je wil helpen. Als je een praatpaal nodig hebt: prima, ik ben er. Zit je een keer op zwart zaad, mag je me bellen, wil je gaan verhuizen: regel ik voor je, maar verwacht niet dat ik mijn huwelijk op het spel ga zetten. Dat wil ik niet! Het beste voor jou is om mij te vergeten en nog beter is het om een eventuele nieuwe vlam niet te zeggen dat hij nooit kan tippen aan je eerste liefje. Wat wij ooit hadden is voorbij’.
Ze heeft haar hoofd van hem afgedraaid, zegt lange tijd niets en vraagt dan zacht:
‘Wil je me terug naar het station brengen?’
In volkomen stilte rijdt hij terug. Als ze bij het station uitstapt, vertrouwt ze hem, sissend van kwaadheid, toe:
“Stomme klootzak! Ga maar fijn de Goede Herder spelen voor anderen. Ik bel je niet meer. Ik ben nog liever dood dan jouw schijnheilige smoel te zien. Schijtert!”
En met een daverende klap gooit ze het portier dicht.

“Hoe was het?” vraagt Els.
Nadat hij alles heeft vertelt, merkt ze op:
‘Ze zal het niet makkelijk hebben en misschien belt ze inderdaad niet meer’.

 

1981

Ruim een jaar later en Carla hangt aan de telefoon. Ze is verhuist naar een dorpje in de buurt van Sneek en woont daar sinds kort samen met haar nieuwe vriend. Het gaat haar goed, maar haar twee kinderen zijn ondergebracht bij een pleeggezin. Volgens de hulpverlening is dat voor haar en de twee jongens beter. Als haar situatie wat stabieler wordt kunnen ze misschien terug, maar vooralsnog is daar geen kijk op. Hij vraagt waarom ze belt.
‘Wil de Goede Herder niet weten hoe het met dit ene schaapje gaat?’
Er schiet hem geen gevatte opmerking te binnen en hij rondt het gesprek af door haar het beste te wensen.
‘Mag ik je nog eens bellen?’ vraagt ze.
Natuurlijk mag dat.

 

In de jaren die volgen belt ze met grote onregelmatigheid. Soms hoort hij anderhalf jaar niets van haar en dan kan het zo maar zijn dat ze drie keer in de maand belt. Waar hij zich het meest over verbaast zijn de chaotische toestanden waarin zij blijkbaar continue verkeert. De relatie in Sneek loopt stuk. Ze gaat inwonen bij haar zus om vervolgens te vertrekken naar Breda. De vriend van haar nieuwe vriend is leuker en aardiger, dus dat wordt de volgende. Ze wordt zwanger, krijgt een dochter en binnen het jaar wordt ook dit kind uit huis gehaald. Vervolgens komt ze in Alkmaar terecht en het laatste adres is Lelystad. Het meest recente bericht is dat ze haar nieuwe vriendje het huis uit heeft gezet en dat ze van plan is voorlopig geen nieuwe meer te zoeken. Ze wil een poosje alleen blijven, zodat ze wat aan zichzelf kan gaan doen. Dat is het meest verstandige wat hij in lange tijd heeft gehoord.

Hoe kan iemand zo leven? Wat maakt dat zij haar leven zo leidt en lijdt? Is het noodlot, is het een gebrek aan eigenwaarde, trots of zelfvertrouwen. Misschien zijn al haar vriendjes wel lotgenoten of geestverwanten. Uit haar verhalen begrijpt hij dat er bij allen wel een steekje los zat of ze behoorden niet tot de maatschappelijk meest geslaagden. Wie weet zijn er wel goede kerels geweest, die in eerste instantie op haar uiterlijk vielen, maar afhaakten toen ze de echte Carla met haar hele hebben en houwen leerden kennen. En wat heeft dit met haar gedaan? Je hoeft geen genie te zijn om te ontdekken dat jouw manier van leven niet overeen komt met dat van de meeste mensen om je heen. Elke relatie de mist in zien gaan moet je, vroeg of laat, toch aan het denken zetten? Het meest bedroevend is wel de wetenschap dat ze elke nieuwe relatie is ingegaan met de hoop dat het nu wel klopt. En elke keer is die hoop tevergeefs geweest en dus is ook elke keer de mogelijkheid om een stabiele gezinssituatie te creëren haar ontnomen.  Wat een kut leven!

2014

Vanmorgen zit er een brief in de bus. Geschreven door de oudere zus van Carla. Een agressieve kanker heeft het leven van Carla genomen en ze is inmiddels, volgens haar wens, in stilte gecremeerd. In die brief zit nog een brief en die is door Carla speciaal voor hem geschreven. De brief heeft als aanhef:

‘Dag lieve Goede Herder en Herderinnetje’.  

Het is geen lange brief. Ze schrijft het een en ander over haar ziekte en bedankt hem omdat hij altijd een bereikbaar en luisterend oor was. Eén gedeelte blijft hem bij en zet hem aan het denken. Blijkbaar heeft Carla een nuchtere levenswijze en levenswijsheid ontwikkeld. Voor hem is dat nieuw. Ze schrijft:

Vanavond was er een man op tv, die het geweldig vond dat de techniek het mogelijk maakt dat mensen steeds ouder worden en misschien niet meer van ouderdom dood gaan. Het zou geweldig zijn dat je kennis niet verloren ging, dat je de kleinkinderen van je kleinkinderen zou zien en dat het begrip ‘tijd’ steeds minder inhoud zou krijgen. Ik ben het zo oneens met hem! Als je leven een klote leven is, zoals het mijne, je bent zwaar gehandicapt of je bent gewoon klaar met het leven, dan moet je er toch niet aan denken dat je niet dood kan gaan.

Is veel langer leven, of zelfs niet meer dood gaan, een zegening van de wetenschap? Los van alle problemen die het geeft met overbevolking, woningnood, betaalbaarheid en maatschappelijke acceptatie zou het kunnen. Je bent gezond. Je bent financieel onafhankelijk want je werkt nog steeds omdat je werken nog altijd leuk vindt. Je verveelt je niet en van een sleur is geen sprake. Je achter, achterachterkleinkinderen  weten nog wie je bent. Je hebt nog steeds plezier in het onthouden en aflopen van steeds meer verjaardagen. Vervelende kwaaltjes bestaan niet. Je kennis vermeerderd en je kunt altijd jongere generaties laten delen in jouw kennis.

Maar wat doe je hier nog als blijkt dat niemand op jouw wetenswaardigheden zit te wachten? Als de totale verveling toeslaat omdat je alles al hebt meegemaakt en er werkelijk niets nieuw is onder de zon? Wat als de wetenschap zich sneller ontwikkeld dan jij kunt bijleren en je dus hopeloos achter blijft? Mag je dan dood gaan?

Hoe langer hij nadenkt hoe meer mogelijkheden en onmogelijkheden hij ontdekt. Carla heeft er dus ook over nagedacht. Niemand, behalve de betrokkene zelf, weet hoe het voelt als je te horen krijgt dat je gaat sterven. Wat heeft dit weten met Carla gedaan? Ze is na gaan denken over haar leven en over het leven. Het weten dat je tijd afzienbaar beperkt is, dwingt blijkbaar daartoe. Hij vermoedt dat ze het, zeer terecht, oneens is geweest met die man van de tv. Na een leven vol missers, teleurstellingen, wanhoop, gebroken vertrouwen en vergeefs vechten, kan hij zich voorstellen dat je er gewoon klaar mee bent.

Ze sluit de brief af met de volgende woorden:

Ik ga dood en ik vind het niet erg meer. Om eerlijk te zijn verlang ik naar dat moment. Mijn kinderen komen wel goed terecht. Daarover hoef ik me geen zorgen te maken. Ik maak mij nu alleen zorgen over de dosering morfine die ik zal krijgen. Hopelijk meer dan genoeg.

 Dag allereerste liefje van mij. Ik ben altijd van je blijven houden.

 Het ga je goed.

Hij weet nog niet hoe hij zich voelt. De wetenschap dat Carla nooit meer zal bellen voelt niet als een opluchting of een gemis. Hij twijfelt. Had hij in het verleden dingen anders moeten doen of zeggen? Had hij niet meer kunnen doen? Verdriet, berusting, boosheid en de ‘het is beter zo dooddoener’ wisselen elkaar af. Niemand verdient een klote leven. Door die rottige ziekte is haar de kans ontnomen om het ooit beter te krijgen. Zij kan er vrede mee hebben, maar hij blijft het oneerlijk vinden. Hij is er nog lang niet uit. Carla is dood. Zijn eerste meisje is er niet meer. Kan hij haar ooit vergeten en wil hij dat wel?

‘Wil je met me gaan?’ vroeg hij lang geleden.
‘Ja,’ zei ze toen.
Ze is met hem gegaan.
Tot het einde toe.

 

©peter gortworst / mei 2018

Dit bericht werd geplaatst in eerder en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

3 reacties op De rode draad -2-

  1. Rob Alberts zegt:

    Een indrukwekkende geschiedenis.

    Het brengt mij ook weer aan het denken over de zin van mijn eigen leven.

    Vriendelijke groet,

    Geliked door 1 persoon

  2. Wilma Phillipson zegt:

    Als ik het verhaal zo lees denk ik dat er bij Carla toch ook iets niet goed functioneerde in haar hoofd. Misschien een borderliner. Wel triest, het leven dat ze geleefd heeft.

    Geliked door 1 persoon

  3. Soms kan het zo mis lopen in een leven. Triest.

    Like

Plaats een reactie