Wie rekent daar nu op?

Hij draait voorzichtig tussen de twee oude beuken, het parkeerterrein op en rijdt door tot de laatste parkeerplek. Hij stopt op het moment dat de neus van de auto de struiken raakt, trekt de handrem aan en haalt de sleutel uit het contact. De cd met orgelmuziek van Hayden stopt abrupt. Hij blijft even zitten en kijkt met enige aandacht naar de struik voor hem. Tussen twee takken zit een bijna volmaakt spinnenweb. Het is eind september en het was prachtig weer geweest, maar nu, tegen de avond koelt het sterk af. De vochtige lucht is neergeslagen op het web. Hij bedenkt dat de spin hier niet blij mee zal zijn. Alleen een blind insect zou het web niet zien en, voor zover hij wist, vliegen er geen blinde insecten rond. Misschien blijft het web wel tot morgen zitten en droogt het op als de zon weer schijnt.

Op de stoel naast hem ligt de dikke, blanco enveloppe. Hij neemt hem in zijn hand en wil hem achter de voorruit leggen, maar hij bedenkt zich en legt hem weer terug. Het frontje van de radio klikt hij los en legt het onder zijn stoel. Hij stapt uit en snuift de zware, kenmerkende geur op van een bos in de nazomer. Uit de kofferbak tilt hij een groene rugzak, hangt deze met moeite om zijn schouders, sluit de auto af en wandelt het bos in. Het pad voert naar een speelvijver met rondom een strandje.

’s Zomers is het hier altijd druk. Veel toeristen van omliggende campings en bewoners van de naburige stad en dorpen weten deze plek te vinden. Vooral voor ouders met kinderen is dit ideaal. De vijver is nergens echt diep, het water schoon, het strandje overzichtelijk, de sociale controle groot en de kiosk verkoopt wat kinderen op zo’n dag het hardst nodig hebben: patat en ijs.

Nu is het verlaten. Het water ligt volkomen vlak en er hangt een lichte nevel boven. Hij blijft even staan en kijkt naar twee zwarte kraaien die links van hem, bij de rand van het water, aan iets staan te pikken. Hij klapt in zijn handen en de vogels vliegen laag over het water weg met die karakteristieke roeiende vlucht en krassende roep. Doodsvogels, denkt hij, altijd worden ze in verband gebracht met de dood. Een begrafenisondernemer noemen ze een kraai en als het in een enge film echt eng moet worden halen ze de kraaien van stal. Kraaien zijn gestigmatiseerd, bedenkt hij, en iedereen neemt dat negatieve beeld over terwijl ze nog geen kraai van een merel kunnen onderscheiden.

Rechts, achter de toiletgebouwen, loopt een smal pad verder het bos in. Het maakt deel uit van een wandelroute die 5 km lang is en herkenbaar aan de paaltjes met de gele kop. Drie routes heeft Staatsbosbeheer uitgezet en hij heeft ze allemaal verschillende malen gelopen. Vroeger samen met zijn vrouw en de toen nog, kleine meid. De laatste jaren alleen. Bij de bosrand buigt het pad af naar links. Hij verlaat het pad, gaat rechtdoor en de bomen achter zich latend zoekt hij zich een weg tussen de uitbloeiende heidestruiken. De televisiemast in de verte is zijn baken. Na een paar kilometer is er een lage heuvel en daarachter ligt een vennetje.

Bij toeval had hij het een paar jaar geleden ontdekt. Vanaf geen enkel pad of weg kon je het zien liggen: de glooiing van het landschap onttrok het aan het oog. Hier kon je ongezien poedelnaakt in de zon liggen en af en toe even zwemmen. Het water was minder helder en altijd kouder dan het water van de speelvijver. Het was ook veel dieper. Hij had ontdekt dat je in het midden niet meer kon staan en misschien was de diepte de reden van de lage temperatuur. Hoe diep het precies was wist hij niet. Hij hoefde het niet te weten en wilde het ook niet weten. Het was goed zo.

Hij laat de rugzak van zijn schouders glijden en gaat op zijn vaste plekje zitten: een paar meter van de waterlijn tegen de steilste kant van het heuveltje. In de loop van de tijd heeft hij hier vele uren gezeten: in het voorjaar als alles weer fris groen wordt en de eerste veldleeuweriken boven zijn hoofd de territoriumgrenzen bepalen. ‘s Winters als de grond en het water bevroren zijn, in de herfst als de harde wind zelfs op dit kleine water nog golven kan produceren en natuurlijk als het zomer is en de zon schijnt, het zand warm aanvoelt en het heel laat donker wordt. Het is een beetje zijn eigen stukje op aarde geworden.

Hier kon hij tot rust komen als het thuis te veel werd, als al het negatieve, alle druk en alle sores hem naar de keel vlogen. Hier kon hij ongestoord nadenken. Hier had hij geleerd om te relativeren, om te fantaseren, om te dromen over de tijd die komt en waarin hij weer vrij zou zijn. Hier kon hij vloeken, kwaad zijn op zichzelf en iedereen. Hier kon hij hardop zeggen wat hij zijn vrouw en zijn collega’s voor de voeten had willen gooien. Wat er met hem, en om hem heen, ook gebeurde: hier kwam hij tot rust en hier bleef alles doorgaan in de cadans van de seizoenen en het meest spectaculaire was de gestage groei van de struiken en het berkenboompje links van hem.

In juni van dit jaar was eindelijk gelukt wat hij al lang van plan was: de kortste nacht van het jaar niet thuis in bed slapen maar buiten zijn, wachten op het donker en wachten op het eerste ochtendlicht. Hij had er van genoten. Ver voordat het licht werd waren de eerste lijsters al aan het zingen en naarmate het lichter werd kwamen er steeds meer vogelsoorten bij. Hij had gevoeld hoe de opkomende zon steeds warmer werd en zijn door dauw nat geworden deken, opdroogde. De twee vossen die aan de overkant uit het lage struikgewas kwamen om te gaan drinken, waren net zo verrast als hij. Het was één van zijn beste activiteiten geweest sinds hij alleen in zijn flat was komen wonen.

Dat was hem nog het meest van zichzelf tegen gevallen: na een huwelijk van 23 jaar dat vanaf de eerste week de totale mislukking al in zich had, was hij eindelijk alleen. Ze waren, zoals dat heet, in goede harmonie uit elkaar gegaan. Het huis was verkocht en zij ging met hun dochter terug naar haar geboortestad. Hij was economisch aan deze streek gebonden en kreeg redelijk snel een huurflat toegewezen.

De eerste tijd leefde hij in een roes. Hij voorzag ongekende mogelijkheden. Met niemand hoefde rekening gehouden te worden, hij kon zonder overleg weg gaan en thuis komen wanneer hij maar wilde. Eindelijk was de tijd gekomen waar hij naar uit had gekeken. De tijd van leuke dates met spannende meiden, uitgaan in het weekend, korte vakanties houden, lekker eten maken en met zijn voeten op de salontafel, onderuit op de bank hangen en elke film kijken die hij wilde.

De werkelijkheid was anders. De meiden waar hij mee wilde daten vonden hem een oude man en zij die wel wilden waren in zijn ogen te oud, lelijk, of bemoederend. Al die dames wilden iets waar hij niet aan moest denken: ‘vastigheid’. Het kon toeval zijn maar veel van hen hadden een lichamelijk gebrek of zeurende kwaaltjes. Eén vertelde al bij het eerste telefoongesprek dat ze een stoma had waarmee ze heel goed kon leven en een ander wilde wel mee wandelen door het bos maar de paden moesten wel verhard en breed genoeg zijn voor haar scootmobiel. Het was zo in strijd met zijn verwachtingen. Hij had gerekend op jongere vrouwen met strakke buiken, stevige borsten en guitige gezichten die hem verliefd en verlangend aan zouden kijken. Geen moment had hij gedacht aan hangtieten, zwangerschapsstriemen op een lubberende buik en tenten van witte onderbroeken. Hij verwachtte geen vrouwen die lering hadden getrokken uit hun vorige relatie en waar hij dus op voorhand al rekening mee moest houden. Nee, hij was niet jaloers en hij was niet bezitterig. Ja, hij respecteerde haar grenzen en zou nooit over haar heen lopen en natuurlijk was haar enige recht niet haar aanrecht. Ja, natuurlijk deed hij ook in huis het nodige en uiteraard was een goed gesprek zonder tv op de achtergrond ook een diepe vorm van intimiteit. Een gewone, lekkere, vrolijke en geile meid zonder problemen en helemaal in voor een heleboel experimenten op of buiten het bed was wat hij voor ogen had. Als hij een welgesteld man was geweest had hij meiden kunnen bestellen en hij zou niet verbaasd zijn geweest als ze op eigen initiatief waren gekomen. Er zijn er genoeg die een suikeroompje wel zien zitten en waarbij de leeftijd van volkomen ondergeschikt belang is, maar helaas, een kopje suiker uitlenen was mogelijk maar meer ook niet. Hij was, als simpel kantoormannetje, het prototype van Jan Modaal.

En er was nog een vervelende bijkomstigheid: hij wist van zichzelf dat hij niet met geld kon omgaan. Als hij al een flink kapitaal zou bezitten was dat maar even. Het zou als los zand tussen zijn vingers weg glijden. Gedurende het hele huwelijk had zijn vrouw de financiële zaken behartigd en het enige wat hij van het verdiende geld in zijn handen kreeg was zijn wekelijkse zakgeld. Vanaf het moment dat hij alleen woonde had hij gemerkt dat zijn onervarenheid met geld hem lelijk opbrak. Hij had bij lange na niet genoeg om korte vakanties te houden of om lekker in de kroeg te gaan hangen. Als hij niet alle aanbiedingen van de supermarkten in de gaten hield zou hij niet eens behoorlijk te eten hebben. De alimentatie voor zijn ex en zijn dochter was veel meer dan waar hij rekening mee had gehouden. De helft van de overwaarde van het huis was net genoeg geweest om zijn huurflatje in te richten en een gebruikte auto te kopen. Voor korte vakanties was er dus ook geen geld en het lekker in de kroeg hangen had zich beperkt tot één keer aan een bar zitten met een pilsje. De muziek, die hij geen muziek wilde noemen, was te hard en het enige voordeel was dat hij het ontzettende geouwehoer van een andere gast nauwelijks kon verstaan. Hij was al weer thuis toen de jeugd zich opmaakte om uit te gaan.

Ik ben in mijn leven niet ambitieus genoeg geweest, bedacht hij, maar op hetzelfde moment wist hij dat het niet in zijn aard lag om het te willen zijn. “Werk is een noodzakelijk kwaad”, zei hij vaak en “Werk is leuk maar het kost te veel vrije tijd” was ook zo’n gevleugelde uitdrukking maar hij vergat er bij te zeggen dat veel van die vrije tijd niet werd gevuld met dat, waar een gemiddeld mens, plezier aan beleeft. Behalve de zorg voor hun dochter, het onderhouden van het tuintje achter het huis en hun rode koppen bij de zoveelste ‘woordenwisseling’ deelden ze samen niet veel. Ze hielden wel van muziek maar niet van elkaars muziek. Samen leuke dingen doen, zoals een concert bezoeken, was misschien in de eerste tijd van hun huwelijk nog mogelijk geweest. Ze hadden toen beiden nog de wil het de ander naar de zin te maken. De wil werd echter een bereidheid om zich op te offeren en gedurende de jaren was deze bereidheid verworden tot wederzijdse ergernis om zich uiteindelijk af te sluiten in hun eigen, zelfgemaakte, wereldje. Ze woonden samen als broer en zus maar dan wel als een broer en zus die zich verplicht voelden elkaar te tolereren omdat het nu eenmaal familie is. En dus werden de dagen gevuld met werk, krant lezen en tv kijken en in de weekenden het doen van de boodschappen, de klusjes in en om het huis en het ophouden van de schone schijn voor familie en buren. Zijn hobby’s, het observeren van vogels en het maken van lange wandelingen, boden hem de enige mogelijkheid om zich aan ‘thuis’ te onttrekken en rust te vinden bij zijn vennetje.

Hij had gehoopt dat hun dochter een samenbindende factor zou zijn, maar ook dat was een misrekening: het was een moederskindje. Kort geleden had hij bedacht dat het voor een groot deel wel eens zijn eigen schuld zou kunnen zijn. De opvoeding had hij aan zijn vrouw overgelaten, maar als ze met hem wilde praten over schoolkeuzes, zakgeld, vriendjes, kleedgeld of meubeltjes voor haar kamer gaf hij niet thuis. Dat soort dingen interesseerde hem niet en dus nam hij er ook de tijd niet voor. Ze kon zelf toch wel een beetje rondvragen wat kinderen aan zak- en kleedgeld kregen en ze worden op school toch getest voor het vervolgonderwijs? Het kind weet zelf ook wel wat ze wil. Over de vele vriendjes wilde hij helemaal niets horen. Ze konden toch niet verwachten dat hij als man, een meisje wegwijs kon maken in de seksjungle? Dat is typisch iets voor vrouwen onder elkaar en als man zeg je of de verkeerde dingen, of je begrijpt het niet.

Misschien had ik meer in mijn dochter moeten investeren, met haar moeten praten over hoe ik in het leven sta, over hoe ik haar toekomst graag zie, overleggen wat haar mogelijkheden zouden kunnen zijn en interesse tonen voor haar wereldje. Maar berouw komt na de zonde en nu is het te laat. Toen hij de laatste kleine spullen, wat gereedschap en een zelden gebruikt halterbankje met gewichten uit zijn oude huis haalde, gaf ze hem te verstaan dat hij altijd een ‘letterlijk en figuurlijk nooit aanwezige vader’ was geweest en dat het in de toekomst maar zo moest blijven. Ze had zich, zonder iets te zeggen, omgedraaid en was weer naar binnen gelopen. “Jammer maar helaas” had hij gemompeld maar het had hem wel geraakt. Hij was zij dochter kwijt en ook daar had hij geen rekening mee gehouden.

Het was begonnen met een vage hoofdpijn waar hij eerst niet veel aandacht aan gaf. Toen het wat vaker kwam en wat heviger werd hielpen de huis en tuin geneesmiddelen nog. Als hij ’s avonds zijn vaste twee borreltjes liet staan bleef de pijn weg maar uiteindelijk besloot hij om toch naar zijn huisarts te gaan. Het bleef niet bij pijn: zijn linkerarm deed niet altijd wat hij wilde.

De scan was zo duidelijk dat verder onderzoek niet nodig was en bevestigde zijn vermoedens. Door het hersenweefsel heen was een tumor aan het groeien en hij wist dat dit zijn einde betekende. Hij zou, volgens de gegevens die hij op internet had opgezocht, ongeveer nog een jaar te leven hebben en gedurende die tijd zouden zijn lichaamsfuncties uit gaan vallen. De specialist maakte haast en wilde met hem een behandelplan bespreken. Hij hoorde hem wel maar luisterde niet. De vraag hoe iemand zich voelt als hij weet dat hij dood gaat, kan je, als gezond mens, niet beantwoorden. Hij wist het nu wel maar de volle omvang drong nog niet tot hem door. Hij wilde op dit moment niet praten over bestralingen en chemo. Hij wilde rust en tijd om voor zichzelf alles op een rijtje te krijgen en brak daarom het gesprek af.

Op zijn flat plofte hij op de bank en probeerde lijn te krijgen in alle gedachten die door zijn kop schoten. Aan wie zou hij dit moeten vertellen, wie verzorgt mij als ik het zelf niet meer kan, wie regelt mijn crematie, wie brengt en haalt mij als ik naar het ziekenhuis moet voor een behandeling, wie doet de boodschappen, wie doet de was en maakt het huis schoon, wie is er bij me als ik sterf, wie sluit mijn ogen? Voor het eerst voelde hij met schrik dat hij straks iemand nodig had. Zijn hele leven had hij alles zo veel mogelijk alleen gedaan. Met zijn zus had hij al heel lang geen contact meer. Vrienden had hij niet omdat hij geen vrienden wilde hebben. Relaties met collega’s waren strikt zakelijk en hij waakte er voor om, zo weinig als mogelijk was, over zichzelf te vertellen. Het was al een vast gegeven dat hij niet aanwezig was op het jaarlijkse bedrijfsfeest. De kennissen die ze hadden toen hij nog getrouwd was waren háár kennissen en toen bekend werd dat hij de ‘ex’ was geworden, verdween hij bij hen uit beeld. Als iemand hem een Einzelgänger noemde was hij het daar helemaal mee eens en was er, tot bepaalde hoogte, zelfs trots op.

Het idee dat hij binnenkort wildvreemde mensen van een thuiszorginstantie in zijn leven toe zou moeten laten, stond hem helemaal niet aan. Ze zouden zich met hem gaan bemoeien. Hem zeggen dat en wat hij moest eten, zich moest wassen of, nog erger, zich laten wassen en dat hij zijn medicijnen niet moest vergeten. De urinefles zal keurend bekeken worden en zijn kont schoongemaakt als het hem al lukte om, zittend in bed, te poepen. Ze zouden met hem willen praten over hoe hij zich voelde. Of hij wel eens dacht over een leven na de dood. Ze zouden willen weten welke kist hij wilde. Of hij gecremeerd of begraven wilde worden, wie er een rouwkaart moest krijgen en wat er op zou moeten staan. En natuurlijk de gangbare onbenulligheden over het mooie weer en lullige lokale nieuwtjes. Maar vooral zouden ze naar hem kijken: onderzoekend, met medelijden, met onrust of, godbetert, zelfs verdriet. Het terminale middelpunt worden van een hele hoop gedoe was iets waar hij nooit rekening mee had gehouden en laten we nu eens eerlijk zijn: wie wel?

Het is donker geworden en alles voelt klam aan van de dauw. Het water van het vennetje is bewegingloos en zwart. Er hangt een vredige stilte slechts verstoort door loeiende koe in de verte, ver achter hem. “Er zijn veel soorten lawaai maar er is slechts één stilte“ had hij iemand eens horen zeggen en niet voor de eerste keer weet hij dat het waar is.

Hij staat op, slaat gewoontegetrouw het zand van zijn kont, sjort de rugzak met haltergewichten over zijn schouders en maakt zorgvuldig de borstsluiting vast. Doelbewust loopt hij zijn vennetje in. Alle tijd en eindelijk rust en bijna gulzig ademt hij het koude water in.

 

©peter gortworst

Foto’s: http://www.wouterborre.com / http://www.zoom.nl / http://www.erasmusmc.nl / http://www.gezinspiratie.nl

 

Dit bericht werd geplaatst in eerder en getagged met , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

7 reacties op Wie rekent daar nu op?

  1. Mies Huibers zegt:

    Ademloos gelezen. Dank je voor dit bijzondere verhaal. Prachtig geschreven.

    Geliked door 1 persoon

  2. Ontroerd.
    Ontdaan.

    Zoals je schrijft Er zijn veel soorten lawaai maar er is slechts één stilte.

    Berusting
    Het leven leeft ons voorbij
    Uiteindelijk
    Peter

    Prachtig gedetailleerd verwoord🌷

    Geliked door 1 persoon

  3. Rob Alberts zegt:

    Vreemd, met de titel en de eerste zin kreeg ik al zo’n voorgevoel.

    Wat zullen de vosjes raar opkijken van het vervolg van dit verhaal.

    Zonnige groet,

    Geliked door 1 persoon

  4. Je beschrijft erg mooi hoe gemaakte keuzes en niet uitgekomen verwachtingen naar een hopeloze eenzaamheid kunnen leiden.

    Een duidelijk Peter Gortworst verhaal!

    Geliked door 1 persoon

  5. Rob zegt:

    Wat een sneu verhaal, wel erg pakkend geschreven!

    Like

Plaats een reactie