Het veen zonder de goeroe

Mocht dit je eerste bezoek aan mijn blog zijn en dus ook de eerste keer dat je iets over deze goeroe verneemt, dan raad ik je aan, om onduidelijkheid en vraagtekens te voorkomen, eerst de twee eerder geplaatste afleveringen te lezen

http://www.petergortworst.com/2016/05/06/de-goeroe-in-het-veen       http://www.petergortworst.com/2016/05/13/de-goeroe-uit-het-veen

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

 

Mannes is vertrokken en met grote regelmaat bezoekt Pieter de blokhut. Bij de eerste keer had Pieter bedacht dat hij in het vervolg zijn verrekijker mee moest nemen. Er zitten veel vogels die je, rustig zittend in de rookstoel, uitstekend kan zien. Wandelend zie je niet. Ze houden zich dan stil of vliegen gewoon weg voordat jij ze in de gaten hebt. De wulp had hij al wel gehoord en gezien. Die trekt zich niet zo veel van mensen aan. Zo ook de torenvalk. Maar de klapekster en de roodborsttapuit zijn vogels die zich niet zo snel vertonen. De zure grond en het gebrek aan bomen maakt van het veen een landschap voor specialisten en specialisten zijn nu eenmaal zeldzaam. Pieter geniet van de rust, de stilte en de duisternis. In stille bewondering wacht hij, rillend in zijn stoel, de opkomst van de zon af en maakt aan den lijve mee hoe het veen ontwaakt. De witte waterdamp die opstijgt uit de talloze poelen en slootjes wordt verdreven door de steeds warmer wordende zon. De vogels zijn dan al klaar met hun concert. Hij snapt heel goed dat Mannes hier is gaan wonen. Je één voelen met de omgeving is hier een koud kunstje.

 

Mannes heeft een vooruitziende blik. Pieter is op zoek gegaan in het dorp waar Mannes geboren en getogen is. Het kan nog net een dorp genoemd worden. Er is de laatste jaren veel nieuwbouw bijgekomen. Steeds meer mensen trekken weg uit de stad en verkiezen de rust en de ruimte van het dorp. Er zijn wat winkels zoals een supermarkt, een bakkerij waar Pieter de vorige week iets lekkers voor bij de koffie heeft gehaald, een fietsenwinkel, een bloemenzaak, een kapper en een café-restaurant. Alles mooi bij elkaar aan de achterkant van de kerk. Pieter komt er al snel achter dat Mannes een bekende van velen is en dat zij veel van Mannes weten. Biek, de eigenaar van het café-restaurant, blijkt een jeugdvriend van hem te zijn. Ze hebben dezelfde leeftijd en samen op school gezeten. Vrienden waren ze en voorbestemd om hun vader op te volgen. Hij als eigenaar van het café-restaurant. Mannes als herenboer. Zijn vader had veel land, veel koeien en veel personeel en slechts één kind. Ze kregen niet veel tijd om samen dingen te ondernemen. Al vroeg werd er van hen verwacht dat ze meehielpen in het bedrijf. Er is altijd wel wat te doen en al doende leert men. Wel waren ze samen misdienaar geweest en ze hadden samen op voetbal gezeten. Meer gezamenlijk vertier was er niet. Wat Biek nog heel goed weet is dat Mannes, vanaf het moment dat hij lezen had geleerd, elk boek wat hij te pakken kon krijgen van kaft tot kaft las. Op school sloeg de meester hem bij het hardop lezen over. Mannes las zo snel dat de hele klas geen idee meer had op welke bladzijde ze waren.

Ze groeiden uit elkaar. Ouder geworden gingen ze elk naar een andere school en toen is, volgens Biek, zijn jeugdvriend ‘raar’ gaan doen. Hij kon uren op een stoepje in de Dorpsstraat zitten of op het terras van zijn café en alleen maar naar mensen kijken. In de zomer zat hij soms bij de sluis waar de kinderen van het dorp zwommen, ’s zondags bij de kerk waar hij iedereen die naar binnen ging observeerde of hij stond bij het voetbalveld waar hij niet de wedstrijd volgde maar de toeschouwers. Niemand wist waarom hij dat deed en als je hem er naar vroeg kreeg je geen antwoord. Er waren mensen die hem ‘eng’ vonden maar hij deed niets wat niet mocht. Toen hij net twintig was geworden, gebeurde het ondenkbare. Zijn vader en zijn moeder zijn samen in de gierput gevonden. Niemand die ooit zal weten hoe het gegaan is. Lag zijn vader er in en heeft zij hem willen redden of was het andersom? Toen Mannes ’s avonds uit de stad terug kwam lagen zijn beide ouders al opgebaard, was hij plotseling een weeskind en stinkend rijk.

Kort daarna heeft Mannes alles verkocht. Hij liet aan de rand van het dorp een klein huisje bouwen, las het ene boek na het andere en zat uren lang mensen te kijken. Hij had geld genoeg dus werken hoefde hij niet meer. Een publiek geheim was de hulp die hij gaf. Mensen in deze streek van het land hebben het niet breed en als er een gezin in moeilijkheden kwam was daar Mannes die een mud kolen in het kolenhok liet storten, de slager of de kruidenier opdracht gaf om eten te bezorgen of de rekening van de dokter betaalde. Hoe ‘raar’ Mannes ook was er viel best met hem te praten. Hij kon best wijze dingen zeggen. Menigeen uit dit dorp heeft aan zijn keukentafel gezeten en niet alleen voor materiele bijstand. Ze gingen liever naar Mannes dan naar de pastoor. Nu kon dat al snel want de pastoor was, door een lelijke val in de kerk, kreupel geworden en kon alleen nog maar in een rolstoel rijden. De mis opdragen en de biecht afnemen was er niet meer bij dus dan win je het al snel. Wat wel opgevallen is, en zeker in een katholiek dorp als dit, dat Mannes, na de dood van zijn ouders, nooit meer in de kerk is geweest. Zelfs niet met de begrafenis van de pastoor die toch een huisvriend van zijn ouders genoemd mocht worden. Zo warm als hij is voor iedereen zo koud schijnt dit hem te laten. Meisjes ook. Onbegrijpelijk toch? Een knappe jonge vent die aan elke vinger wel tien meisjes zou kunnen krijgen. Nooit heeft iemand hem met een meisje zien lopen en nu? Nu laat ook ons doen en laten hem  koud. Misschien heeft hij genoeg van de mensen in dit dorp. Waarom zou je anders zo ver weg in het veen gaan wonen? Toch jammer want waar moeten we nu heen als we wijze raad willen of wat willen bepraten? Zo af en toe is hij een paar dagen in zijn huisje. Dan maait hij het gras en rommelt wat rond. Als je hem dan aanspreekt wil hij niets zeggen. We moeten maar naar het veen komen maar we weten niet eens waar hij in het veen zit! “Zoekt en gij zult vinden, ” zegt hij dan.

De eerste kaart die Pieter krijgt toont de grot van Lourdes. ‘Vreselijk is dit. Met mij gaat het goed’ heeft Mannes achterop geschreven. De volgende kaart komt uit Rome. Een ondeugende kaart. Een zwoel kijkende non met een split in haar habijt die onbetamelijk veel bloot been laat zien. ‘Zo zou ik ze graag zien. Groet, Mannes’ staat er bij. Het duurt een week voordat de volgende kaart komt. Dit maal uit Zwitserland. ‘Thunersee met de alpen op de achtergrond. Het is hier mooi’ staat er als aanvulling. De laatste kaart is uit Berlijn. Een foto van een beeld. ‘Graf van de onbekende soldaat. Volgende week kom ik thuis.’

 

Pieter neemt de kaarten mee naar de blokhut. Bij elkaar aan de wand geprikt zal dat de boel een beetje opfleuren. De punaises is hij vergeten en daarom stopt hij ze zolang in het lege schrift van Mannes. Het schrift glijdt uit zijn handen en valt open op de vloer. Als hij het op wil rapen blijft er op de grond een krantenknipsel liggen. Het is de rouwadvertentie van de oude pastoor.

 

 

©peter gortworst / mei 2016

foto roodborsttapuit http://www.wageningenur.nl

 

 

 

 

 

 

 

Dit bericht werd geplaatst in korte verhalen en getagged met , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Het veen zonder de goeroe

  1. Rob Alberts zegt:

    Ik geniet van deze serie.
    Vrolijke groet,

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie