“Help! Een writer’s block”
“Gevaarlijke routine!”
“Nieuwe artistieke uitdaging?”
Deze wervende teksten hadden mijn aandacht getrokken toen ik de kleurrijke folder van het “opfriscongres voor beginnende schrijvers” las.
Aanmelden was niet nodig en verwachtingsvol betreed ik nu de zaal. Samen met drie andere congresgangers had ik meer animo verwacht. De verwachtingen zijn er nog wel maar hoe zal deze dag verlopen? Het zou best een persoonlijk karakter kunnen krijgen: opgaan in een massa van vier congresgangers valt niet mee.
De voorzitter van dit congres is een jonge man. Hij heeft de uitstraling van een ambitieuze vastgoedverkoper en blijkt een praktisch mens te zijn. Als hij drie tafels aan elkaar schuift vraagt hij of wij daar willen gaan zitten.
“Ik zal mij eerst even voorstellen,” zegt de voorzitter. Hij vertelt dat zijn naam Dirk-Jan Dirkzwager is en zijn functie is een Engelse term die zeer indrukwekkend klinkt maar mij verder niets zegt.
“De opkomst valt wat tegen. Wij, als vernieuwende en onderscheidende uitgeverij, dachten er goed aan te doen om dit congres te organiseren en, afgaande op het aantal ontvangen vragen en opmerkingen, waren onze verwachtingen hoog gespannen. Wij zullen binnen onze organisatie moeten evalueren waarom de opkomst zo teleurstellend is en wij ontkomen er niet aan om ons kritische vragen te stellen over het stukje zingeving en stimulans dat wij beogen.” Hij kijkt ons indringend aan. Geen van ons voelt zich gestimuleerd om een zinvol stukje duit in zijn organisatorische zakje te doen. Wel voel ik een lichte bewondering. Dat je zulke lange zinnen zomaar uit je hoofd kan uitspreken!
“Ja,” zegt hij, “we gaan het even anders doen. De bedoeling was dat ik met een powerpointpresentatie de drie onderwerpen, het writer’s block, de routine en de nieuwe uitdagingen plenair zou behandelen met ruimte voor vragen en opmerkingen gevolgd door de lunch. U begrijpt dat daar nu niets van terecht kan komen. Ik stel voor het klein te houden en laten wij maar eens beginnen om elkaar even te vertellen wie wij zijn en wat onze schrijfervaring is. Ik begin met mijn buurvrouw aan mijn rechterhand.”
Met een elegant gebaartje wijst hij zijn buurvrouw aan. Een lange magere vrouw van ongeveer vijftig jaar kijkt ons met een vlugge oogopslag even aan en vertelt dan dat zij Dinie heet. Zij schrijft alleen maar gedichten over engelen, goede geesten en positieve gedachten. Als wij vragen of dat niet erg moeilijk is beaamt zij dat en het moeilijkste is nog om gedichten te laten rijmen. “Daar komt de routine om de hoek kijken,” meent de voorzitter, “En een nieuwe uitdaging kan een ander rijmschema of onderwerp zijn.” Een kleine paniek wordt zichtbaar in de ogen van Dinie en onbedoeld geeft zij invulling aan de vraag of nieuwe uitdagingen ook gevaarlijk kunnen zijn voor je artistieke carrière.
Dat valt Dirk-Jan niet op en onverdroten gaat hij verder naar de volgende. “En u bent….?” Hij kijkt naar mij. Ik noem mijn naam en vertel dat ik een onregelmatige producent ben van verhaaltjes die meestal over mensen gaan. “Ik heb wel vaak een idee maar dat moet eerst broeden. Als ik daar klaar mee ben, kan ik gaan schrijven en dan blijkt het vaak toch anders te gaan dan ik dacht. Een verhaal achterelkaar door schrijven lukt niet en elke keer als ik het herlees verbeter ik weer zinnen of woorden. Maar leuk vind ik het wel en het meeste plezie……” “Vind jij mensen ook zo mooi?” onderbreekt Dinie mij. Als ik wil antwoorden grijpt de voorzitter in. “Sorry, dit is een rondje kennismaken. Over het schrijven zelf gaan we het nog hebben. Wie is de volgende?”
De man naast mij blijkt Arthur te heten en hij schrijft ook verhaaltjes over mensen maar met dit verschil dat hij schrijft over mensen die bij hem in de winkel komen. Omdat het een zaak is waar elektrische dingen worden verkocht, komt er in elk verhaal wel een wasmachine, televisie, dvd speler, krultang of strijkijzer voor. Trots laat hij ons weten dat er met regelmaat stukjes van zijn hand worden gepubliceerd in het personeelsblad en met enige jaloezie horen wij dat aan.
De laatste deelnemer is Beatrijs. Een jonge vrouw die elke avond, voor het slapen gaan, een verhaaltje verzint voor haar twee schatten van kinderen en deze verhaaltjes daarna op schrift zet. Ze heeft al een schriftje vol en is er van overtuigd dat een zekere Annie M.G. ze prachtig gevonden zou hebben.
Terwijl Arthur onze koffiekopjes vult, legt Dirk-Jan drie dartpijltjes op tafel. Hij prikt een paar pagina’s van een krant tegen een houten plaat van het podium. “Het is tijd voor onze eerste opdracht,” deelt hij monter mee. “We gaan een kort verhaaltje schrijven. Ieder van ons gooit drie pijltjes naar de kranten en de drie woorden die je raakt, zijn de woorden die het onderwerp vormen voor je verhaal.
Dinie gooit als eerste en blijkbaar is het goed raak. Samen met Dirk-Jan schrijft zij drie woorden op. Mijn beurt. Ik gooi en gespannen ga ik kijken:
Ivoren; Pas; Het.
Ik ga aan één van de vele lege tafels zitten en staar naar mijn woorden. Het bloed stijgt langzaam naar mijn hoofd. Met deze woorden kan ik nog geen titel maken. `Het ivoren pas` ´Pas het ivoren` zijn nog het meest logisch maar kunnen domweg niet. De bloeddruk in mijn hoofd wordt achter mijn ogen voelbaar. Als ik naar de woorden staar beginnen ze te trillen. Een verhaal. Een verhaal waar deze woorden in voorkomen. ´Ivoren´ heeft te maken met olifanten of orgeltoetsen. ´Pas` een tijdsaanduiding? Een uitdrukking in een spelletje? Een doorgang in de bergen? Hannibal!? Trok die niet met olifanten door de Alpen? Het woordje ‘Het’ kan ik altijd wel kwijt in een verhaal maar die andere twee? Ik ga rechtop zitten, adem diep en kijk om mij heen. De anderen zitten gebogen over hun werk. Zij wel. Dirk-Jan kijkt mijn kant op en ik voel mij een betrapte schooljongen.
Wat heb ik geleerd? Inhoud! Ik moet nadenken over de inhoud. Wordt het satire of cynisch? Het moet in ieder geval duidelijk zijn. Niet eentonig. Schrijf ik het in de bedrijvende vorm of de lijdende vorm? Ik moet zinnen schrijven waar variatie in zit, niet te lang en niet leeg. Hoe zat dat ook alweer met pleonasme en tautologie? Die formule om te kijken of het goed leesbaar is, hoe was die ook al weer? En dan het uiterlijk van mijn verhaalfiguur en wat voor perspectief…… Maar wèlk verhaal!? Ik hèb geen verhaal!!
Ik weet het niet meer. De dunne lijntjes op mijn werkblad zijn nu ook gaan trillen. Als ik mijn naam linksboven op het papier wil zetten trilt mijn pen een boodschap in morse door de zaal. Ik heb drie woorden maar geen verhaal en het ‘block’ dat ik voel beperkt zich niet tot een ‘writers’. Aan mijn kleine beetje routine heb ik niets en deze nieuwe uitdaging heeft een catastrofale invloed op mijn artistiek. Ergens in mij knakt er iets en als ik mij een beetje ken, zal dit ook aan de buitenkant zichtbaar zijn.
Ik ga staan. Leg mijn pen keurig naast het lege werkblad. Ik verlaat de zaal en iedereen ziet mij gaan. Ze kunnen niets meer voor mij doen. Een gebroken man gaat de grote buitenwereld en een onzekere toekomst in. Artistiek geknakt, een laatbloeiende maar veelbelovende korenhalm voortijdig gebroken, geblockt, geen carrière, geen verhaal……
The writer just left the building.
© peter gortworst
foto’s: http://www.opus.nl / http://www.erikhatch.org / http://www.futuredocsblog.com
….als je dit verhaaltje de moeite van het delen waard vindt, ga er dan maar van uit dat ik daar geen moeite mee heb…
Thnx Peter, leuk stukje, geeft inspiratie tot het schrijven van ..euh meer 😉
LikeGeliked door 1 persoon
Heerlijk stuk waarbij ik oprecht constateer dat het met dat writers blick gelukkig enorm meevalt.
LikeGeliked door 2 people
Dirk-Jan Dirkzwager, hoe kom je erop – aan fantasie geen gebrek, ook die drie woorden! Ik zag een schaakbord, een ivoren toren, pas op, pas op de plaats en ik pas – en die ik ben jij dan – leuk verhaal en vlot verteld. je kunt zelf wel een cursus gaan geven
LikeGeliked door 1 persoon
Zo’n writersblock is zo verkeerd nog niet, dat blijkt maar weer 😂
LikeGeliked door 2 people
Blijf jij maar gewoon doorschrijven.
Ik lees hier met plezier.
Vrolijke groet,
LikeGeliked door 1 persoon